is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Refugium van de abdij van Val-Duc
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Refugium van de abdij van Val-Duc
Deze vaststelling was geldig van tot
Heden deel uitmakend van het gebouwencomplex van de paters der Heilige Harten-Picpussen, oudere kernen en relicten die - hoewel in een minder of meer aangepaste zo niet verbouwde vorm - nog getuigen van de vroegere bebouwing en opklimmen tot mogelijk de 16de, alleszins de 17de en 18de eeuw.
Aan deze zijde omsluit de Sint-Antoniusberg immers van oudsher, samen met de noordelijke straatzijde van de Ramberg, een sterk historisch geladen site. Vooreerst door de hier reeds in 1414 op de hoek met de Naamsestraat gesitueerde voormalige refugie van de abdij van Valduc, die gedeeltelijk in 1566, gedeeltelijk in 1766 werd heropgebouwd, blijkbaar een achterhuis of bijgebouw en een koer omvatte, en die in de 19de en 20ste eeuw werd gemoderniseerd (zie Naamsestraat nummer 46). Even verder stond er in de 16de eeuw een ruim pand dat bewoond werd door de bekende theoloog en historicus Johannes Molanus (Rijsel, 1533-Leuven, 1585), kanunnik van Sint-Pieter, eerste president van het Koningscollege en rector van de universiteit. Iets lager, nabij de aloude, reeds in 1299 vermelde en begin 17de eeuw herbouwde Sint-Antoniuskapel (zie Pater Damiaanplein) stond het grootouderlijk huis van Grégoire van Dieve, alias Gregorius Divaeus (Leuven, voor 1536?-Namen, 1576), die er bij testament van 6 oktober 1574 het "Divaeuscollege" of "Brussels College" stichtte, bestemd voor elf Leuvense en Brusselse studenten in de theologie. Het college - dat volgens E. Van Even gelegen was tussen het huis van professor Molanus en de Sint-Antoniuskapel - werd pas geopend in 1587, in 1775 her- of verbouwd(?) en na de sluiting onder Frans Bewind in 1806 verkocht, waarna het privébezit werd. In 1840 kochten de Paters der Heilige Harten op deze site twee eigendommen op. Gesticht op Kerstdag 1800 door de Franse priester Marie-Joseph Coudrin en gravin Henriette Aymer de la Chevalerie en gevestigd te Parijs als "Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria en van de Altijddurende Aanbidding van het Heilig Altaarsacrament" - ook bekend onder de naam "Picpus", naar hun Parijse locatie in de "Rue de Picpus" - , zou deze orde zich snel uitbreiden en een belangrijke missionaire rol toebedeeld krijgen. Onder impuls van de "missiepaus" (1831-1846) Gregorius XVI, werd Leuven in 1840 de eerste vestigingsplaats van deze Congregatie in België en - en door de opportune aanwezigheid van een universiteit in deze stad - een opleidingscentrum voor missionarissen, onder de benaming "College voor de Verre Missiën". Hiertoe zou het meest ruime pand (het toenmalige nummer 9) - volgens E. Regent de vroegere Molanuswoning(?) - worden aangekocht van particulier F.-M. de Prins en voortaan fungeren als noviciaat, een vormingshuis voor toekomstige priesters en missionarissen. Het tweede pand (het toenmalige nummer 11), aangekocht van de keizerlijke procureur P.-J. Van der Veken, zou onder de benaming "Collège de Saint-Grégoire" (verwijzend naar de stichter van het Divaeuscollege) als huisvesting dienen voor kloosterstudenten die colleges aan de universiteit volgden.
Vanaf 1860 werd door deze congregatie een intense verering tot Sint-Jozef geïntroduceerd en ook massaal verspreid: het klooster zou zich voortaan profileren als "centrum" van de Sint-Jozefdevotie in België en de Sint-Antoniuskapel (zie Pater Damiaanplein), inmiddels ook eigendom van de paters, werd opgewaardeerd tot "nationaal Sint-Jozefheiligdom". Uitgegroeid tot een alom vermaarde bedevaartplaats en in samenhang hiermee tot een bijzondere herdenkingsplaats sinds de overbrenging in 1936 van het stoffelijk overschot van pater Damiaan en de bijzetting in deze kapel, heeft het uitzicht van de site intussen ook tal van wijzigingen ondergaan door uitbreidingen met aanpassingen of verbouwingen, sloop en nieuwbouw. Meest opvallend was de verbouwingscampagne in de jaren 1958-1961. Nog vỏỏr de modernisering en vergroting van de Sint-Antoniuskapel (architecten J. Ritzen en W. Steenhoudt), werden eerst de in slechte toestand verkerende oude kloostergebouwen van de congregatie grotendeels gesloopt en naar ontwerp van architect V. Broos vervangen door het huidig imposante, aan de straat grenzende en L-vormig ingeplante kloostercomplex, met een ommuurde siertuin. Hiervoor diende wel het oude Divaeuscollege plaats te ruimen, op een aantal relicten na, die in het nieuwe project werden geïntegreerd (zie nummer 11). Om de figuur en de missionaire rol van Pater Damiaan voor de toekomst levendig te houden, werd ook recent - in de jaren 1993-1994 - in nummer 3-5 het gebouwenensemble met de voormalige drukkerij verbouwd tot het "Damiaan Documentatie en Informatiecentrum" naar ontwerp van architect J. Martens.
Nummer 3. Traditioneel pand van twee bouwlagen onder leien zadeldak, in kern minstens opklimmend tot de 17de mogelijk zelfs tot de 16de eeuw, later aangepast en recent gerenoveerd. Vermoedelijk maakte het voorheen deel uit van de voormalige Refugie van Valduc, zoals zijn algemeen volume en voorkomen met zadeldak in het verlengde van het achterhuis Naamsestraat nummer 46 aangeeft. De verankerde voorgevel die heden uitziet op de binnenplaats van het Damiaancentrun, is opgetrokken uit baksteen met verwerking van zandsteen en vernieuwd verwant materiaal onder meer voor de plint met kelderluik, de hoek- en negblokkenomlijstingen, lateien en onderdorpels, en de steigergaten. Aangepaste, ongelijke ordonnantie - vijf traveeën op de begane grond, zes op de bovenverdieping - ook zichtbaar aan de ontlastingsboogjes van voormalige kruis- en klooster(?)kozijnen, verbouwingssporen en de dispositie van het getrapte, vernieuwde dakvenster. Recente kroonlijst, dakkapellen, bedaking en bakstenen voorzetparement voor de rechter zijgevel. Het pand fungeert heden voornamelijk als huisvesting voor internationale congregatieleden.
Nummer 5. Twee bouwlagen hoog diephuis onder zadeldak (pannen), gevat tussen zijtuitgevels met aandaken en schouderstukken op geprofileerde kraagstenen. Het pand klimt vermoedelijk op tot de 17de eeuw, werd later aangepast en recent omgevormd tot "Damiaancentrum". Deels bepleisterde, verankerde baksteenbouw met in de langsgevel aan de binnenplaats gerestaureerde zandstenen deuromlijsting en, links, hoek- en negblokkenomlijstingen van twee voormalige kruiskozijnen onder gekoppelde ontlastingsboogjes; gevel voorts deels blind, deels met aangepaste rechthoekige bovenvensters in onregelmatige ordonnantie; latere dakvensters. Noordelijke topgevel met zichtbaar baksteenmetselwerk, vlechtingen en kleine topvensters in zandstenen omlijsting. De tuitgevel aan de Sint-Antoniusberg werd volgens archiefgegevens van 1835 voorzien van een enkelhuisopstand met rechthoekige beneden- en bovenvensters, die naderhand blijkbaar deels werden gedicht zie de bouwvergunning van 1923 voor de inbreng van een centrale laaddeur beneden, heden omgevormd tot venster. Voorts vertoont deze heden met schijnvoegen bepleisterde gevel blind- en gedichte bovenvensters. De slechts gedeeltelijk zichtbare bakstenen achtergevel is boven de steigergaten afgelijnd door een cordon en getand fries. Binnenin werd de begane grond volledig gemoderniseerd en heringericht als kaarsenkapel; op de zolderverdieping is het eikenhouten gebint deels zichtbaar.
Nummer 11. Relicten van het voormalige Divaeuscollege.
Bewaarde 18de-eeuwse Divaeuspoort die op deze plaats als toegangspoort werd geïntegreerd in de nieuwe straatmuur van het huidige kloostercomplex (1958-1961). Markante poort van blauwe hardsteen, in een gemengde classicerende Lodewijk XV-stijl. Schouderboogvormige omlijsting met breed kwarthol geprofileerd beloop voorzien van imposten, neuten en acanthusbladsleutel en geflankeerd door pilasterelementen met Franse voegen. Brede voluutvormige, meerledig gedetailleerde bekroning waarbinnen in een schouderboogvormig paneel het opschrift "COLLEGIUM DOMINI GREGORII DIVEI FUNDATUM ANNO"(zonder datum), onder een gebogen waterlijst met aansluitend, een door loofwerk omgeven wapenschild; het geheel verrijkt met stijltypische ornamenten en beëindigd door een geprononceerde gebogen druiplijst met gestrekte uiteinden.
Binnen de kloostersite bevinden zich voorts nog 18de-eeuwse restanten: van de vroegere deur die toegang gaf tot de refter, een spiegelboogvormige Lodewijk XV-omlijsting in blauwe hardsteen, met bladwerksleutel en bekronende rocaillemotieven, en verder een klassieke pomp in blauwe hardsteen, met verfijnd decor in de ingediepte schacht, een gegroefd hoofdgestel onder een zware dekplaat en basement met bekronende siervaas, en een nog bewaard ijzeren mechanisme. In de tuin ten slotte bevindt zich een oude waterput, waarvan het zandstenen metselwerk van de wand gedeeltelijk zichtbaar is.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sint-Antoniusberg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Refugium van de abdij van Val-Duc [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42477 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.