Winkelhuis in second-empirestijl op de hoek van Korte Koepoortstraat en Wolstraat, gebouwd naar een ontwerp door de architect Joseph Schadde uit 1860. Opdrachtgever was de weduwe F.J. Van den Bossche-Schadde, vermoedelijk een naaste verwante van de architect. De meubelmaker F.J. Van de Bossche was als minstens sinds de jaren 1830 op dit perceel gevestigd. Voor de nieuwbouw werd een samenstel van twee traditionele diephuizen met trapgevel en getrapte dakvensters gesloopt, dat vermoedelijk uit de tweede helft van de 16de een dateerde.
Als provinciaal architect voor het arrondissement Mechelen van 1852 tot 1869 voerde Joseph Schadde tal van restauraties en uitbreidingswerken uit aan kerken, pastorieën, gemeentehuizen, scholen en weldadigheidsgebouwen, naast nieuwbouwprojecten als de neobyzantijnse Onze-Lieve-Vrouw-ten-Traankerk in Kalfort (gesloopt). Schadde combineerde zijn provinciaal ambt met een leeropdracht Antwerpse academie (1855-1894) en met een drukke privé-praktijk. Deze leverde opdrachten op in het hele land, waaronder tientallen kastelen in neogotische, neotraditionele en neo-Vlaamserenaissance-stijl. De architect ontwierp in de jaren 1860 in Antwerpen zijn meesterwerk de Handelsbeurs en de Leyszaal in het stadhuis, en in de jaren 1880 het station van Brugge (gesloopt). Met het postuum gerealiseerde Tolhuis sloot Joseph Schadde zijn rijke loopbaan af.
Hoekhuis van vier bij vijf traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak (leien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een hoge, opengewerkte pui waarvan enkel de structuur bewaard is. Nadrukkelijk geleed door het omlopende, gevelbrede balkon met ijzeren borstwering, beantwoordt de opstand aan het tweeledige schema van pui en bovenbouw. De winkelpui opgebouwd uit brede korfboogvitrines en het middenportaal zijde Korte Koepoortstraat, bestond oorspronkelijk uit tweelichten met een gietijzeren middenpost, een sluitsteen en ingekerfde ranken in boogvelden en zwikken, geritmeerd door bewerkte pilasters, op een geprofileerde en bewerkte plint uit blauwe hardsteen. Bij de pilasters sloten de bewerkte voluutconsoles van het balkon aan. Horizontaal geleed, beantwoorden beide bovenverdiepingen aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van spiegelboogvensters. De bel-etage, gevat tussen het gevelbrede balkon en een sterk geprononceerd entablement met lijstwerk, onderscheidt zich verder door gegroefde pilasters die de traveeën bundelen, bekroond door stafwerkconsoles met guttae en rozet. De vensters met kwarthol geprofileerde dagkanten, hebben ingekerfde ranken als sleutel. Op de tweede verdieping worden de vensters, gevat in geriemde omlijstingen, per twee bekroond door entablementen met topstuk en consoles, die zijn doorgetrokken in de architraaf van het klassieke hoofdgestel. Dit laatste bestat verder uit een gekorniste, houten kroonlijst op gegroefde consoles; houten dakkapellen met driehoekig fronton.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1860#553, 1847#45 en 1853#535.