is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Foillanus met kerkhof
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Folianus met kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Foillanus: orgel
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Folianus
Deze vaststelling was geldig van tot
De stilistisch heterogene parochiekerk Sint-Foillanus ligt dominant op een heuvel en is ingeplant binnen de originele omschrijving van een ommuurd kerkhof.
Precieze gegevens over de stichting van de Sint-Foillanuskerk zijn niet bekend alhoewel ze reeds in 1139 wordt vermeld als sinds lang bestaande. Evenmin is bekend waarom de keuze viel op Foillanus († circa 655 Nijvel) - Iers missionaris en stichter van het klooster van Fosses bij Namen - als patroonheilige. Ook gegevens over bouwhistoriek zijn schaars wat onder meer verband houdt met de vernieling van de parochiearchieven tijdens de eerste wereldoorlog.
Sinds 1236 was het patronaats- en tiendrecht in het bezit van de abdij van Maagdendal van Oplinter en dit ingevolge een schenking van Jan Brienen, heer van Neerlinter.
Naar verluidt werd in 1408 een nieuwe kerk gebouwd die na een zware brand in 1489 volgens sommigen werd heropgetrokken en vergroot, volgens anderen enkel hersteld.
Uit deze periode bleef het huidige koor met aansluitende zuidkapel bewaard. Een summiere voorstelling in het kaartboek van de abdij van Park uit 1665 suggereert een weinig gearticuleerd eenbeukig volume en een vierkante westtoren, opgetrokken in natuursteen met leien daken. In 1713 werd de kerktoren door brand geteisterd waarna in 1727 en 1758(/9) diverse herstellingscampagnes volgden. Rond 1786-1790 werd een bakstenen toren opgetrokken en dit ter vervanging van een natuurstenen exemplaar. Binnenwanden in kwartsiet – althans tot op zekere hoogte – en twee eveneens enkel van binnen zichtbare schietspleten wijzen wellicht op een behoud van de oude kern. Rond 1800 werden de ronde beukvensters vervangen door half cirkelvormige vensters wellicht identiek aan de twee, nog bewaarde vensters in het koor. In 1819 werden de zijbeuken verlengd met een doopkapel en een berging waardoor de westtoren volledig werd ingebouwd. De inscriptie boven de zuidingang "Anno 1873 P. Van Bets pastore" verwijst naar de laatste bouwfase waarbij de kerk werd vergroot met nieuwe beuken en een transept naar ontwerp van provinciaalarchitect Van Arenbergh. Wellicht betreft het Louis Van Arenbergh (1834-1888) die in dezelfde periode ook de stilistisch nauw verwante kerk van Binkom, op de toren na, volledig vernieuwde.
De Sint-Foillanuskerk, met dominante ligging op een heuvel, is ingeplant te midden van een door muren (baksteen en kwartsiet) en hagen omlijnd kerkhof.
Deze stilistisch heterogene plattelandskerk in de vorm van een kruisbasiliek bestaat uit een ingebouwde westtoren, een driebeukig schip van vier traveeën, een hoog transept en een driezijdig gesloten koor met aansluitend de rijzige zuidkapel. Opgedragen aan Sint-Jan-de-Doper en Sint-Joris fungeerde deze 'herenkapel' aanvankelijk als tribune en begraafplaats voor de dorpsheren om nadien te worden omgevormd tot sacristie. De corresponderende noordkapel waarvan sporen van een dichtgemetselde arcade achter de huidige bepleistering zijn bewaard, verdween wellicht tijdens een brand. Ter plaatse bevinden zich nu enkele banale bijgebouwen. Met uitzondering van de oostpartij in kwartsiet en Gobertange is de kerk volledig opgetrokken in baksteen met verwerking van witte natuursteen voor hoekkettingen, venster- en deuromlijstingen en blauwe hardsteen voor dekplaten, het geheel afgedekt met natuurleien daken.
Het 15de-eeuwse koor in rechthoekige blokken kwartsiet toont een eenvoudige geleding met afgeschuinde plint en een doorgetrokken druiplijst ter hoogte van de afzaten van de smalle spitsboogvensters met Gobertangeomlijsting en deels vernieuwd of verdwenen maaswerk. De aansluitende zuidkapel met steil zadeldak toont dezelfde geleding waarbij het originele maaswerk met drie- en vierpasmotieven in de bredere (ingekorte) spitsboogvensters deels bleef bewaard. De half cirkelvormige vensters met sluitsteen dateren vermoedelijk van circa 1800. De in de inventaris nog vermelde drielobbige nis in de geveltop is verdwenen.
De grotendeels uit de periode 1786-1790 daterende, vierkante westtoren met hoekkettingen en doorgetrokken onder- en bovendorpels in Gobertange telt vier bouwlagen onder een lage, ingesnoerde spits. Hij is opengewerkt met een steekboogvenster met oren, rechthoekige vensters met sluitsteen (dichtgemetseld) en rondbogige galmgaten. Het gelijkvloers met Gobertangeparement wordt gemarkeerd door een elegante classicistische inkompartij met rondboogdeur geflankeerd door pilasters, het geheel ingeschreven in een portiekstructuur met geprononceerde druiplijst en gegroefde consoles met dropmotief.
De tussen koor en westtoren in 1873 ingepaste 'nieuwbouw' – de kwartsieten plint wijst wellicht op hergebruik - getuigt van een eerder schrale, formalistische neogotiek met driebeukig schip en dominante transeptarmen onder zwak hellende zadel- en lessenaarsdaken. Het formeel vocabularium toont sterke gelijkenis met de gelijktijdig door Van Arenberg gerealiseerde Sint-Jan-de-Doperkerk in Binkom: een geleding door smalle steunberen – driedubbel versneden ter hoogte van het transept -, smalle spitsboogvensters zonder maaswerk in de zijbeuken en rondvensters in de lichtbeuk. Transeptarmen en noord- en zuidportaal kregen een meer decoratief accent in de vorm van respectievelijk een groot spitsboogvenster met ingeschreven gekoppelde vensters en rondvenster en een spitsboogportiek met blind boogveld, tweeledige houten deur en bekronende druiplijst. Boven de zuidingang bevindt zich een gevelsteen met opschrift "Anno 1873 P. Van Bets pastore".
De op een goudbies ter hoogte van zuilen en colonetten na, momenteel homogeen witgeschilderd kerkinterieur – aanvankelijk vermoedelijk sober gepolychromeerd – met grijszwarte natuurstenen vloer toont een drieledige opstand met spitsboogarcaden op zuilen met blad- en knopkapiteel, een schijntriforium van gekoppelde spitsboognissen met eenvoudige tracering en een register van rondvensters. De ruimte wordt overkapt met een kruisgewelf in stucwerk met geprofileerde gordelbogen rustend op rijzige schalken met bladkapiteel en verlicht door glas-in-loodramen met ruitvormig gekleurd glas. Elegante bundelpijlers markeren de overgang van viering naar koor, afgedekt met een 18de-eeuws gecaissoneerd stucplafond met rocaillemotieven en voorzien van twee brandglasramen met grisaille- en medaillonversiering.
De rechterkoorwand toont de aftekening van de (gedichte) grote spitsboogopening die uitgaf op de herentribune in de zuidkapel, sinds geruime tijd in gebruik als sacristie. Volgens Wauters (1887) waren zowel koor als kapel aanvankelijk voorzien van muurschilderingen. Enkel de in de eerste helft van de 16de eeuw gedateerde schilderingen op houten gewelf en noordwand van de zuidkapel bleven – althans zichtbaar - en op enkele lacunes na, bewaard. Sinds de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen bij haar plaatsbezoek van 25 oktober 1866 oordeelde dat ze in veel te slechte staat waren om nog te herstellen bleven de schilderingen onaangeroerd.
Boven de gedichte spitsboogopening in de noordwand bevindt zich een voorstelling van Sint-Joris, te paard en in wapenrok, die de vuurspuwende draak bevecht (beklad met opschrift) met bovenaan, op de achtergrond de koning en koningin van Libië die vanop de stadsmuur toekijken en links de koningsdochter met schaapje. De gewelven met geel-zwart geaccentueerde balken en verschillende wapenschilden ter hoogte van hun kruising zijn afgewerkt met rood-zwarte, decoratieve sjabloon(?)motieven op de ribben en rood-zwart-groen rank- en bladwerk met bloemen en kandelabermotief (met stempels ingebrand?) op de beplanking. De oostzijde van het gewelf wordt verlevendigd met een Onze-Lieve-Vrouw met Kind dat de rozenkrans vasthoudt, een Christuskind met kruis in de mandorla en een Sint-Jan de Doper, telkens voorzien van de geëigende tekstbanderollen.
Bron: Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB002161, Parochiekerk Sint-Foillanus met ommuurd kerkhof.
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Het orgel werd circa 1666 gebouwd door Chr. Ancion uit Hoei voor de premonstratenzerabdij Heylissem. Deze toeschrijving is gebaseerd op een vergelijking van het orgel met dat van Zoutleeuw. Dat laatste is volgens archiefdocumenten met zekerheid van Chr. Ancion. De orgelkast vertoont vroeg-barokke kenmerken. In 1778 kocht orgelbouwer J.B. Goynaut het orgel van de abdij, waar hij een nieuw instrument plaatste, en bracht het over naar de kerk van Neerlinter. Daar werd het op een nieuw doksaal geplaatst. Tussen circa 1890 en 1904 en circa 1930 (?) werden respectievelijk door A. D'Hondt uit Kessel-Lo en A. Beckers transformaties uitgevoerd.
Is deel van
Neerlinter
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Folianus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42597 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.