Landhuis of 'huis van plaisantie' uit 1628, verbouwd of aangepast in de 18de en 19de eeuw, omgeven door landschappelijk park van circa 1 hectare met resten van de oude ringgracht, aangelegd omstreeks 1870.
Ondanks verbouwingen, vooral na een brand in 1693, heeft het omgracht kasteel van Neerlinter nog de typische kenmerken van een 'huis van plaisantie' uit het begin van de 17de eeuw (1628 volgens een wapensteen in de zuidgevel). Het betreft een bakstenen langshuis in traditionele stijl van twee hoge bouwlagen met een gevelbreedte van vier traveeën onder een steil zadeldak tussen zijtrapgevels. Baksteenbouw op een hoge plint in natuursteen in groot, regelmatig verband, met gebruik van witte zandsteen voor de speklagen, de hoekkettingen, negblokken en de twee cordons ter hoogte van de horizontale regels van de verdwenen kruiskozijnen. De dienstvleugel met koetshuis, stallen en personeelsverblijf, dwars op het hoofdgebouw en voorzien van rondboogdeuren, werd grondig verbouwd en vergroot rond 1865. Bij het begin van het Belgische kadaster in 1831 was het kasteel van Neerlinter eigendom van de Zoutleeuwse notaris Jean-Hubert Blyckaerts. Het werd volgens de kadastrale legger omringd door 'lustvijvers' – in feite twee concentrische ringgrachten –, een lusthof van bijna 80 are, een moestuin van 28 are, een boomgaard van bijna 61 are en diverse weidepercelen. Bij de dood van Blyckaerts kwam het goed in handen van zijn schoonzoon, dokter Charles Lowet (volgens de oudste kadastrale legger en werd het dus niet gekocht van de laatste heer van Neerlinter, graaf de Waha, zoals vermeld in Boyen 1999), die de dienstvleugel liet verbouwen. Zijn zoon Edouard liet aan de overzijde van de Kasteelstraat een kleine boerderij bouwen, min of meer in de traditionalistische stijl van het kasteel (trapgevels, speklagen) maar met kwartsietstenen in plaats van witte zandsteen. Het poppenhuisachtige gebouwtje in dezelfde stijl aan de rand van de straat (mogelijk een kippenhok of volière), dat de band legde tussen kasteel en boerderij, werd in 2002 afgebroken. Rond 1910 werd aan de tuinzijde van het woonhuis een grote veranda met een plat dak aangebouwd. Uit die periode dateert vermoedelijk ook de fraaie markies van siersmeedwerk en glas boven de hoofdingang, ondertussen verdwenen.
Zoals de meeste waterburchten werd de binnenste ringgracht, waardoor het kasteel bijna met de buitenmuren in het water stond, door dokter Lowet rond 1865 gedempt. De afkeer van stilstaand water, bron van "ongezonde uitwasemingen en funeste epidemieën", was gedurende de hele 19de eeuw – vooral na de cholera-epidemieën van het midden van de eeuw – bijzonder levendig ("miasmes insalubres" en "épidémies funestes", zie de omzendbrief van 10-8-1810 weergegeven in Del Marmol 1857). Alleen de buitenste ringgracht bleef bewaard en vormde het kader van een landschappelijke tuin van circa één hectare, de waterpartijen inbegrepen. Op de stafkaart van 1886 (ICM, 1897) verschijnt – naast de oude toegang – een nieuwe oprit, die vanuit het zuiden via een weidse boog door het park naar het kasteel toeloopt. De oudste bomen – bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), Amerikaanse eik (Quercus rubra) – zijn waarschijnlijk in de late 19de eeuw aangeplant en vormen de oorspronkelijke stoffering van het park van dokter Lowet.
Deze tekst is een samenvoeging van de teksten:
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. & Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 2019: Kasteeldomein van Neerlinter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313146 (geraadpleegd op ).
Landhuis of 'huis van plaisantie' uit 1628, verbouwd of aangepast in de 18de en 19de eeuw, omgeven door landschappelijk park van circa 1 hectare met resten van de oude ringgracht, aangelegd omstreeks 1870.
Ondanks verbouwingen, vooral na een brand in 1693, heeft het kasteel van Neerlinter nog de typische kenmerken van een 'huis van plaisantie' uit het begin van de 17de eeuw (1628 volgens een wapensteen in de zuidgevel). Het is een bakstenen gebouw van twee hoge bouwlagen en vier traveeën, met een steil zadeldak tussen zijtrapgevels, witte zandsteen voor de speklagen, de hoekkettingen, negblokken en de twee kordonbanden ter hoogte van de horizontale regels van de verdwenen kruiskozijnen. De dienstvleugel (koetshuis, stallen, personeelsverblijf), dwars op het hoofdgebouw, werd grondig verbouwd en vergroot rond 1865. Bij het begin van het Belgische kadaster in 1831 was het kasteel van Neerlinter eigendom van de Zoutleeuwse notaris Jean-Hubert Blyckaerts. Het werd volgens de kadastrale legger omringd door 'lustvijvers' – in feite twee concentrische ringgrachten –, een lusthof van bijna 80 are, een moestuin van 28 are, een boomgaard van bijna 61 are en diverse weidepercelen. Bij de dood van Blyckaerts kwam het goed in handen van zijn schoonzoon, dokter Charles Lowet (volgens de oudste kadastrale legger en werd het dus niet gekocht van de laatste heer van Neerlinter, graaf de Waha, zoals vermeld in Boyen 1999), die de dienstvleugel liet verbouwen. Zijn zoon Edouard liet aan de overzijde van de Kasteelstraat een kleine boerderij bouwen, min of meer in de traditionalistische stijl van het kasteel (trapgevels, speklagen) maar met kwartsietstenen in plaats van witte zandsteen. Het poppenhuisachtige gebouwtje in dezelfde stijl aan de rand van de straat (mogelijk een kippenhok of volière), dat de band legde tussen kasteel en boerderij, werd in 2002 afgebroken. Rond 1910 werd aan de tuinzijde van het woonhuis een grote veranda met een plat dak aangebouwd. Uit die periode dateert vermoedelijk ook de fraaie markies van siersmeedwerk en glas boven de hoofdingang, ondertussen verdwenen.
Zoals de meeste waterburchten werd de binnenste ringgracht, waardoor het kasteel bijna met de buitenmuren in het water stond, door dokter Lowet rond 1865 gedempt. De afkeer van stilstaand water, bron van "ongezonde uitwasemingen en funeste epidemieën", was gedurende de hele 19de eeuw – vooral na de cholera-epidemieën van het midden van de eeuw – bijzonder levendig ("miasmes insalubres" en "épidémies funestes", zie de omzendbrief van 10-8-1810 weergegeven in Del Marmol 1857). Alleen de buitenste ringgracht bleef bewaard en vormde het kader van een landschappelijke tuin van circa één hectare, de waterpartijen inbegrepen. Op de stafkaart van 1886 (ICM, 1897) verschijnt – naast de oude toegang – een nieuwe oprit, die vanuit het zuiden via een weidse boog door het park naar het kasteel toeloopt. De oudste bomen – bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), Amerikaanse eik (Quercus rubra) – zijn waarschijnlijk in de late 19de eeuw aangeplant en vormen de oorspronkelijke stoffering van het park van dokter Lowet.
Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. 2008: Kasteeldomein van Neerlinter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313145 (geraadpleegd op ).
Omgracht domein, gelegen aan het westelijk uiteinde van het dorp. Hoofd- en bijgebouwen op L-vormig grondplan, gedateerd 1628 op een wapensteen in de zijtrapgevel.
Ten dele afgebrand in 1693 en hersteld in de loop van de 18de eeuw. Bewaard langshuis met twee verdiepingen in traditionele stijl; baksteenbouw doorspekt met zandsteen, op een hoge sokkel van natuursteen in groot, regelmatig verband; onderbroken cordonlijst ter hoogte van het middenkalf van de voormalige kruiskozijnen.
Rondboogdeuren in de dwarse aanhorigheden. Tijdens de 19de eeuw: toevoeging van een halve rotonde tegen de achtergevel van het hoofdgebouw; aanbrengen van een gesmeed ijzeren luifel boven de voordeur; aanpassen van de achtergevel der bijbouwen en doorbreken van twee inrijpoorten; verlagen van een paar vensterlateien.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Kasteeldomein van Neerlinter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42598 (geraadpleegd op ).