is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Jan de Doper met kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Jan de Doper met kerkhof
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskern Binkom
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Binkom
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Jan de Doper
Deze vaststelling was geldig van tot
De Sint-Jan-de-Doperkerk van Binkom (1873-1874), omringd door een ommuurd kerkhof, ligt op een hoogte tegen de noordflank van de vallei van de Spelthofbeek. De overwegend neogotische kerk met basilicale opstand wordt aan westzijde gedomineerd door een deels ingebouwde, tot de 13de eeuw opklimmende westtoren in overgangsstijl.
De oudste vermelding van Binkom als 'Beinchem' en van het bestaan van een parochie is terug te vinden in een pauselijke bulle van 1146 waarin de schenking van de heren Gerard en Wibert van Binkom aan de norbertijnenabdij van Tongerlo werd bekrachtigd. Deze schenking omvatte naast diverse goederen eveneens de helft van de tienden en het patronaatsrecht. Na jarenlang dispuut zag Tongerlo zich in 1218 verplicht af te zien van haar aanspraken op Binkom waarna haar rechten overgingen naar de Hospitaalridders van Walsbergen in Wommersom, van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem. De andere helft van de tienden was in de 13de eeuw evenredig verdeeld tussen de abdijen van Vlierbeek en van Sint-Geertrui te Leuven.
Over het ontstaan en het voorkomen van het primitieve bedehuis zijn geen gegevens bekend. Het feit dat de kerk Sint-Jan de Doper als patroonheilige lijkt een band met de Ridders van Sint-Jan van Jeruzalem (zie onder) te suggereren. Zoals elders in de regio had Binkom en zijn parochiekerk sinds de 16de-eeuwse godsdienstoorlogen geregeld te lijden onder oorlogsgeweld en plunderingen met herhaaldelijke herstellingen voor gevolg. Ook de 13de-eeuwse klokkentoren die in de visitatieverslagen van 1601 en 1603 achtereenvolgens als beroemd en indrukwekkend wordt omschreven bleef vaak niet gespaard. Zo werd wellicht tijdens de zware brand van 1781 het gewelf boven het gelijkvloers door de neerstortende klokken vernield, waarna de bovenverdieping van de toren werd hersteld. Datzelfde jaar deden zowel Vlierbeek als Sint-Geertrui met het oog op de financiering van de heropbouw van de rest van de zwaar beschadigde kerk afstand van hun tiendenrechten.
Het resultaat van opeenvolgende verbouwingen en herstellingen is gekend door de opmetingsplannen uit 1873, opgemaakt vlak voor de afbraak: een middelgrote kerk met pseudo-basilicale opstand waarbij de oude westtoren werd voorafgegaan door een vier traveeën tellend driebeukig schip met korte transeptarmen en een rechthoekig gesloten koor. Twee hardstenen zuilen die midden- en zijbeuken scheidden zouden bij de afbraak deels worden gerecupereerd en flankeerden tot voor kort de zuidtoegang van het kerkhof. Omdat de oude kerk zich in slechte staat bevond en wellicht ook rekening houdend met de gestadige bevolkingstoename werd in 1873-1874 een nieuwe en ruimere kerk in neogotische stijl opgetrokken waarin de oude westtoren werd geïncorporeerd. Ontwerper was provinciaal architect Louis Van Arenbergh.
De definitieve bouwplannen voor de kerk van Binkom konden niet worden achterhaald. Wel bevat het archief van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen niet uitgevoerde plannen uit 1872 voor een pseudo-basilicale, neogotische kerk waarbij de deels ingebouwde oude westtoren zou worden voorzien van een nieuw parement met een in neogotische geest opengewerkte westgevel. Waarom van dit concept werd afgeweken is niet bekend. Ook het parochiearchief kon geen uitsluitsel bieden aangezien het indertijd door erfgenamen van een pastoor werd opgestookt. Aangenomen wordt dat de werken werden uitgevoerd door het bouwbedrijf van burgemeester Jean Eligius De Tiège (1810-1874) die zich van eenvoudig metser had opgewerkt tot groot bouwondernemer en tevens eigenaar was geworden van het nabijgelegen dorpskasteel van de heren van Binkom.
De binnenafwerking van de kerk zou nog tot rond 1900 op zich laten wachten, evenals de neogotische beschildering die pas in 1906-1907 werd gerealiseerd. Voor het ontwerp van het hoofdaltaar en van de communiebank (verdwenen) werd beroep gedaan op de in Echternach geboren Leuvense architect, Vincent Lenertz (1864-1914), een van de medewerkers van Helleputte. Sinds 1887 was er sprake om de oude westtoren door een nieuwe te vervangen. Dit project werd uiteindelijk afgevoerd.
In 1947 werden grote herstellingswerken uitgevoerd aan de torenspits en van 1948 dateert het ontwerp van architect J. Stas voor herstel van oorlogsschade aan glasramen en bedaking. Begin 1977 werd het interieur volledig herschilderd en werd er een warmeluchtverwarming geïnstalleerd. Foto’s van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium uit 1974 tonen nog de originele, neogotische binnenbeschildering met imitatie-voegwerk en kleurrijke accenten ter hoogte van structurele elementen zoals bogen, gewelfribben en kapitelen. Voor zover bekend bleven enkel in de vroegere doopkapel zichtbare sporen van de originele afwerking bewaard.
De parochiekerk van Binkom wordt nog steeds gebruikt voor de erediensten en zal in de toekomst meer ruimte maken voor stilte, ontmoeting en culturele evenementen.
De Sint-Jan-de-Doperkerk van Binkom, omringd door een ommuurd kerkhof, ligt op een hoogte, bezijden de steenweg Tienen-Aarschot, tegen de noordflank van de vallei van de Spelthofbeek. Deze georiënteerde, ruim opgevatte, overwegend neogotische plattelandskerk (1873-1874) met basilicale opstand en zwak hellende kunstleien zadel- en lessenaarsdaken bestaat uit een vijf traveeën tellend, driebeukig schip, een groot transept en een twee traveeën diep, driezijdig gesloten koor met in de oksel, aan zuidzijde, een kleine sacristie. Het geheel wordt aan westzijde gedomineerd door een deels ingebouwde, tot de 13de eeuw opklimmende westtoren in overgangsstijl.
De forse westtoren (eerste helft 13de eeuw) met vierkante plattegrond (circa 4,6 meter binnenzijde) telt drie bouwlagen, horizontaal geleed door een lage afgeschuinde plint en twee cordons - de onderste enkel afgeschuind, de bovenste afgewerkt als druiplijst - en wordt bekroond met een ingesnoerde octogonale, natuurleien spits. Tegen de zuidmuur een halfronde traptoren met spiltrap in Gobertange waarvan de halfconische afdekking reikt tot halverwege de klokkenverdieping. Het geheel is opgetrokken in kwartsiet van Overlaar, in regelmatig verband, met beperkt gebruik van Gobertange voor de hoekkettingen en voor de vier, vermoedelijk laat 18de-eeuwse, rondbogige galmgaten en steigergaten. Drie lichtspleten verlichten de eerste verdieping terwijl het gelijkvloers wordt doorbroken met een wellicht uit het laatste kwart van de 18de eeuw daterend, Gobertange portiek, in de vorm van een rondboogpoort met imposten, ingeschreven in een rechthoekige omlijsting met geprofileerde kroon- en druiplijst en voorzien van een dubbele, houten deur met halfrond bovenlicht.
De begane grond met een vloer in Gobertange was oorspronkelijk overkapt met een kruisribgewelf waarvan enkel de ribaanzetten en de geprofileerde consoles onder het huidige houten tongewelf bleven bewaard. In de noordwand een smalle rondboogopening en sporen van een dichtgemetselde deur wat er op lijkt dat de oorspronkelijke toegang zich aan noordzijde van de toren, richting Tiensesteenweg, bevond. In de oostwand van de verdieping een deur die naar de zolder van het primitieve kerkje leidde.
De gelijkenis met de gewelven van de torens van Grimde en Oplinter deed kanunnik Lemaire er toe besluiten dat Binkom uit dezelfde bouwperiode, dus ook van voor het midden van de 13de eeuw dateert.
De neogotische kerk (1873-1874) is opgetrokken in baksteen met verwerking van witte natuursteen voor de lage afgeschuinde plint en voor de venster- en deuromlijstingen. Opmerkelijk qua volumetrie is de identieke nokhoogte van zowel de middenbeuk, het fors geproportioneerde dwarsschip als van het ruime, driezijdige koor, een schikking die ook werd aangehouden bij de vrijwel gelijktijdig verbouwde kerk van Neerlinter. Ook de gevelordonnantie is nauw verwant aan Neerlinter: een verticale geleding van smalle steunberen – dubbel versneden ter hoogte van het transept – smalle spitsboogvensters met neggen en zonder maaswerk voor zijbeuken en koor en dit in combinatie met een register van rondvensters in de middenbeuk, doorgetrokken over het transept naar het koor. Bijkomend worden de uiteinden van de transeptarmen geaccentueerd door een groot, tweeledig spitsboogvenster, met bovenaan in de geveltop een klein rechthoekig tweelicht met ingeschreven drielobbige venstertjes. met zadeldak.
Tegen de koorwand een eiken kruis met gietijzeren Christus onder afdakje en een gedenkplaat voor pastoor De Bie (†1925).
Het op de met een kleurtoets en goudbies geaccentueerde kapitelen na, homogeen witgeschilderde interieur met een overwegend zwarte natuurstenen bevloering verrast door zijn harmonieuze en evenwichtige proporties en door de aangenaam getemperde lichtinval via de over de ganse ruimte verspreide decoratieve en figuratieve glas-in-loodramen.
De middenbeuk toont een drieledige opstand met spitsbogenarcaden op zuilen met blad- en knopkapiteel, een schijntriforium van drieledige spitsboognissen omlijst met een zigzagmotief en een register van rondvensters. De ruimte wordt overkapt met kruisgewelven in stucwerk met geprofileerde gordelbogen, opgevangen door rijzige halfzuiltjes eveneens met blad- en knopkapiteel. De zijbeuken tonen een ritmische aaneenschakeling van geprofileerde spitsbogen en kruisgewelven rustend op consoles terwijl de viering wordt geaccentueerd door rijzige bundelpijlers. Hoog doorgetrokken colonetten, een schijntriforium en een register van rondvensters ritmeren de hoge kruisbeuk en het aansluitende hoogkoor terwijl de spitsboogvensters van koor, transept en zijbeuken worden benadrukt door een colonnet- en rondstaafomlijsting.
De bevloering bestaat uit in diagonaal patroon gelegde zwarte natuurstenen tegels, in het koor en middenpad verlevendigd met witte natuursteen. Opmerkelijk zijn de typisch neogotische, decoratieve tegelvloertjes ter hoogte van de drie altaren. Van de alom aanwezige glas-in-loodramen - vaak giften van welstellende parochianen - is op één na, niet bekend uit welk atelier ze afkomstig zijn.
Ook de sacristie is uitgerust met decoratieve glasramen.
Door de verheven ligging is het kerkhof omringd met een plaatselijk, vrij hoge bakstenen muur (handvorm en machinale baksteen) met afdekstenen in gebakken aarde en hardstenen afvoergootjes. Er zijn drie toegangen: een recente hardstenen trap (Z) recht tegenover de pastorie, een bakstenen trap (ZO) ter hoogte van het koor en het monumentale Heilig Hartbeeld en ten slotte de eveneens recent aangelegde toegang voor lijkwagens (NO) vanaf de Tiensesteenweg. Afgezien van enige buxushaagjes en een beukenhaag langs de muur aan de Tiensesteenweg bestaat de enige beplanting uit een spar en de twee kegelvormige taxussen die het Heilig Hart flankeren. Een omlopend pad in betonklinkers verzorgt de circulatie over de grind bedekte dodenakker. Tegen de muur aangebouwd, in de noordwesthoek, bevindt zich het dodenhuisje, een roodbakstenen constructie met zadeldak (zwarte machinale pan), trapgeveltjes en spitsbogige vensters en deur met vernieuwd houten schrijnwerk. In de langsmuur werden de uit de kerk overgeplaatste, hardstenen grafstenen van Jacobus Ferdinandus De Cupere (†1789), voormalig proost van de Sint-Janskapel op de Keizersberg te Leuven, en van pastoor Petrus Ralis (†1755) ingemetseld.
Naast een achttal gietijzeren grafkruisen telt het kerkhof van Binkom een aantal graven van lokaal-historisch belang met als meest opmerkelijke de ter hoogte van het koor gelegen grafkelder van de dorpsheren, de familie de Thimary van den Berghe de Binckum, met recente marmeren grafplaat boven de oude hardstenen grafplaat die toegang verleent tot de grote grafkelder met grafnissen onder de viering en het grafmonument met smeedijzeren hekwerk van de familie De Tiège. Bouwondernemer J. Eloi De Tiège, 1810-1874 was burgemeester van Binkom, 1867-1874, zorgde voor financiële steun bij de oprichting van de nieuwe kerk.
Ingemetseld in de kerkhofmuur langs de Tiensesteenweg ten slotte, bevindt zich een hardstenen gedenkplaat voor Jacob-Ferdinand Mellaerts (°Binkom 1845 - †Binkom 1925), pastoor, amateur-botanicus en medestichter van de Belgische Boerenbond.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/20000/2370.1, De Sint-Jan-de-Doperkerk, het kerkhof en de dorpskern
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Dorpskern Binkom
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Jan de Doper met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42650 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.