erfgoedobject

Kasteel van Terheiden

bouwkundig / landschappelijk element
ID
42697
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42697

Juridische gevolgen

Beschrijving

Ten noordoosten van de dorpskom van Rotselaar, in de vallei van Winge, bevindt zich het voormalige domein “Terheiden”, een achterleen van de heren van Rotselaar dat tijdens de 18de eeuw tot baronie werd verheven. De belangrijkste en meest indrukwekkende component van deze oude ringwalsite is de geheel omgrachte zeven verdiepingen hoge slottoren (13-14de eeuw), die mogelijk teruggaat op een middeleeuwse motte. Binnen de omwalling is er een U-vormig complex, samengesteld uit een 17de-eeuwse herenwoning met dienstgebouwen. De herenwoning werd later uitgebreid aan de rechterzijde (gezien vanaf de toren) met een brouwerij in 1870 en aan de linkerzijde met een korte woonvleugel in 1926.
Het geheel van deze gebouwen zijn ingeplant te midden van een cirkelvormige gracht die langs de zuidkant de proporties aanneemt van een vijver, met middenin de slottoren. Het domein binnen de omwalling is toegankelijk via een aangeaarde brug. Toren en woonvleugel zijn over het water rechtstreeks verbonden door middel van een opnieuw aangebrachte houten loopbrug. De gracht is samengesteld uit natuurlijke elementen en vormde een essentieel onderdeel van de militaire verdedigingsstructuur van de middeleeuwse slottoren.

Een gravure uit 1696 (van Harrewijn), geeft een goed beeld van de vroegere toestand: een geheel omgrachte donjon via een houten brug verbonden met de 17de-eeuwse woonvleugel, met iets meer naar rechts een vrijstaand bijgebouw.

In de 17de eeuw was de heerlijkheid in het bezit van de familie d’Eynatten, opgevolgd door Baudouin de Peuthy. De markiezin de Candolle de Draecke verkocht haar bezittingen in de 19de eeuw aan Engelbert van Arenberg, die de vervallen toren liet restaureren. De hertog van Arenberg exploiteerde er een brouwerij met eigen hopvelden in de nabije omgeving. In 1909 werden de gebouwen verkocht aan Denis Smedt die ze in 1944 doorverkocht aan zijn schoonzoon Louis Ronkard. In 1948 werd de toren een tweede maal gerestaureerd.

Donjon

De donjon heeft een grondplan in de vorm van een Grieks kruis met afgeschuinde aanbouwsels in de oksels in de vijfde bouwlaag. De toren bestaat uit een verhoogde overwelfde kelder en begane grond, voorheen voorzien van een ophaalbrug, met zeven bouwlagen en een bekroning met centraal tentdak met peerspits waartegen de zadeldaken van de zijvleugels aanlopen. Het dak dateert uit de 17de eeuw. De vloeren van de overige bouwlagen zijn in hout uitgevoerd, een stenen draaitrap verbind de verschillende verdiepingen. Het is een smalle, hoge toren gebouwd in kalk- en ijzerzandsteen met gebruik van baksteen. De basis bestaat uit kalksteen, de tweede bouwlaag uit baksteen met kalkstenen muurkettingen. De hoekmuren zijn van de tweede tot op de vijfde bouwlaag bekleed met kalksteen en onderbroken met ijzerzandstenen lagen. Het dak is bedekt met leien. De toren is langs alle zijden omringd door een gracht en is verbonden via een houten loopbrug met het 17de-eeuwse herenhuis.

17de-eeuwse woonvleugel

Het was Arnold van Eynatten (1593- ?) afkomstig uit het gelijknamige dorp bij Aken in het voormalige hertogdom Limburg, die in 1631 binnen de omwalling een woning liet optrekken. Zijn wapenschild, een veld van zilver met een band van keel en zes mereltjes van keel, zoomsgewijs geplaatst "ENATENT AUT EVOLENT" is boven de deur aangebracht.

Het betreft een oorspronkelijk vrijstaand langshuis van zeven traveeën met twee bouwlagen onder een (pannen en leien) zadeldak met zijtrapgevels. Het oorspronkelijke hoofdgebouw bestaat uit vier traveeën en twee bouwlagen en wordt geflankeerd door twee uitbreidingen van de Het is gebouwd in een traditionele bak- en zandstijl met speklagen – drie per laag- en steigergaten in kalkzandsteen. Er zijn originele kruisvensters en kloosterkozijnen met één enkele ontlastingsboog met spievormige natuurstenen sluitsteen en twee stelblokken boven de vensterstijlen. De gelijkvloerse vensters zijn voorzien van smeedijzeren roeden, deze waren oorspronkelijk voorzien van luiken.

De voorgevel (naar de binnenkoer gericht) bevat een natuurstenen rondboogdeur met gefigureerde sluitsteen met leeuwmotiefen diamantkop imposten. Erboven bevindt zich een blinde rondboognis met druiplijst en het wapenschild van de Eynatten – de Borchgrave. Een dakvenster met rondboogopening en trapgevelbekroning met speklagen bevindt zich centraal aan de voorgevel.

De naar de toren gerichte langsgevel is voorzien van een rondboogdeur in een omlijsting met alternerend gebruik van bak- en natuursteen en met trapeziumvormig sluitsteen. Erboven is er een klein vierkant bovenlicht en verder kruisvensters. In het dak zijn er twee kleinere dakkapellen met rechthoekige vensters met trapbekroning. Naast de deur bevindt zich een erkervormige uitbouw boven de gracht (latrine?).

Op een foto van voor 1923 (in de publicatie van Paul Clemen) is de oorspronkelijk vrijstaande zijgevel van het hoofdvolume zichtbaar met op het gelijkvloers en de verdieping hoge, smalle kloosterkozijnen en op de zolderverdieping drie kleine rechthoekige muuropeningen.
De originele structuur van moer en kinderbalken en het traditionele kapgebinte is bewaard. In een van de kamers op het gelijkvloers is het jaartal 1631 zichtbaar op een van de geprofileerde moerbalken, rustend op mooi uitgewerkte kraagstenen.

Het langshuis werd later uitgebreid aan de rechterzijde met een brouwerij en schoorsteen in 1870 en een korte woonvleugel in 1926, bij het brouwhuis werd geprobeerd om door middel van eenzelfde architecturaal vocabularium (speklagen, rondboogdeurtjes, ...) een aansluiting te maken met de bestaande 17de-eeuwse vleugel. Van de oorspronkelijke binneninrichting van de brouwerij, sinds 1972 in gebruik door de heemkundige kring “het Beatrijsgezelschap”, is nagenoeg niets bewaard. In het verlengde van de brouwerij bevindt zich een éénlaagse vleugel met onderdoorgang naar de binnenkoer. Opgetrokken in baksteen – er zijn elementen die verwijzen naar een versteende vakwerkbouw – met pannen zadeldak werd het gebouw dermate verbouwd dat een datering moeilijk is. Haaks erop staat een vrijstaande schuurvleugel (19de eeuw?) en aan de overzijde een in 1915 opgerichte vleugel met brede poortopeningen opgevangen door een I-ligger en een gietijzeren zuil. Te midden van de binnenkoer staat een paviljoen op een nagenoeg vierkante plattegrond.

  • CLEMEN P., BRUCKMANN F. 1923: Belgische Kunstdenkmäler, Munchen.
  • GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGE A.,SANSEN H. en VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
  • VAN DE WALLE, A.L.J. 1972: De Gotiek in België, Brussel.
  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossiernummer DB000202 en DB000779, slottoren en kasteel van Terheiden, beschermingsdossier.
  • Centrale Archeologische Inventaris, CAI 20014 Kasteel van Terheiden.

Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel van Terheiden [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42697 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.