Poortgebouw in régencestijl uit het tweede kwart van de 18de eeuw, dat toegang verleent tot het achterliggende "Coninck van Spaignien" (1556). Deze traditionele herenwoning die uit meerdere vleugels rond een binnenplaats bestaat, kreeg zijn huidige structuur in het midden van de 16de eeuw, met gebruik van oudere kernen, en werd aangepast in de 18de eeuw. Het pand gaat terug op een steegje met zeven huizen, dat in 1445 voor het eerst wordt vermeld. De "Coninck van Spaignien" kwam in 1558 door erfenis in het bezit van de koopman Michiel van Breen. Het eigendom hoorde later toe aan Anna Goos; de weduwe van de drukker Balthazar II Moeretus, en was vanaf 1737 in het bezit van stadsbouwmeester, rentmeester en adjunct-stadstresorier Franciscus De Cort.
Poortgebouw
Poortgebouw van één travee en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat pannen). Het gevelfront is opgevat als een frontispice met deur en balkonvenster, vergelijkbaar met de portaalrisalieten van voorname hotels uit de régenceperiode. De spiegelboogdeur in de onderbouw, is gevat in een omlijsting uit blauwe hardsteen, waarvan het geprofileerde, kwartholle beloop is bewerkt met spiegels, voorzien van neuten, gelede imposten en een gedecoreerde sluitsteen. Een gekornist entablement met kwartholle fries en geprofileerde waterlijst vormt de bekroning. Hierop sluit de bovenbouw aan, een meerledige portiekstructuur in spiegelboogvorm, uitgevoerd in blauwe hardsteen en zandsteen. Oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd, vandaag uit gedecapeerd baksteenmetselwerk, wordt het spaarveld geopend door een spiegelboogvenster, gevat in een geriemde hardstenen omlijsting waarop een fries, een gestrekte waterlijst en een halve siervaas als topstuk. De brede, zandstenen omlijsting van het spaarveld, die zich onderscheidt door een geprofileerd, kwarthol beloop voorzien van schijven en een sluitsteen, is geïntegreerd in een hardstenen veld met klauwstukken. Het geheel is afgewerkt door een halfronde, geprofileerde en gekorniste, kwartholle waterlijst op gestrekte uiteinden, eveneens uit hardsteen. Het smeedijzeren Franse balkon met cirkel- en ruitpatroon in laatclassicistische stijl dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw; bewerkte houten deur. Achtergevel: bepleisterde puntgevel.
Herenhuis
Het achterliggende herenhuis bestaat uit meerdere vleugels van twee bouwlagen onder zadeldaken rondom een binnenplaats. Verankerde bakstenen lijstgevels met restanten van zandstenen hoek- en negblokken, en enkele kruiskozijnen. Verder aangepaste rechthoekige vensters met lekdrempels en ontlastingsbogen.
Tegen de westelijke tuinvleugel achteraan op het perceel, is een Chinese toren aangebouwd, te dateren in de late 18de of de vroege 19de eeuw. Het betreft een zeldzame stedelijke vertaling van de Chinese pagodes en follies, die in deze periode vooral in parken en tuinen voorkomen. De vierledige, verjongende toren op een driezijdige plattegrond, is opgetrokken in baksteenmetselwerk met posten en negblokken uit blauwe hardsteen, oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd, vandaag gedecapeerd en gekaleid. Bij het ontpleisteren verdwenen ook de vroegere afwerkingslagen en kleurstellingen. Opgebouwd uit vier door waterlijsten gemarkeerde geledingen, wordt de toren bekroond door een halve, klokvormige torenhelm. Uitgewerkt als open loggia onderscheidt de tweede geleding zich door een voor de pagode typische, concave dakrand, die oorspronkelijk was versierd met klokjes. De overige geledingen zijn bewerkt met casementen en geopend door een oculus of rechthoekige luikjes.
- VAN SEVEREN E. 2012: Het Verre Oosten aan de Stroom. Antwerpse architectuur en interieurs in chinoiserie- en japonaiseriestijl uit de Nieuwste Tijden, onuitgegeven masterscriptie Artesis Hogeschool Antwerpen, 40-44.