HISTORIEK
De premonstratenzer of norbertijnenabdij van Averbode, op de grens van het graafschap Loon en het hertogdom Brabant, werd gesticht omstreeks 1135, waarschijnlijk door kanunniken van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen op initiatief van de graaf van Loon. Het was oorspronkelijk een 'dubbelklooster' waarin zowel mannen als vrouwen leefden. In het begin van de 13de eeuw is de abdij definitief 'ontdubbeld' en verhuizen de zusters naar Keizerbos. Geleidelijk aan wordt de band tussen de twee abdijen losser. Het norbertinessenklooster blijft in Keizerbos bestaan tot 1796. De abdij werd afhankelijk verklaart van het bisdom Luik. In de 13de en volgende eeuwen verkrijgt de abdij het patronaatsrecht en de tienden van meer dan 30 kerken. De abt kan er een pastoor voordragen en tot aan de Franse revolutie zullen 27 parochies een norbertijn van Averbode als pastoor hebben.
Als ligging voor de abdij van Averbode werd de heuvelrug tussen Langdorp en Tessenderlo gekozen, die de bekkens van de Grote Nete en de Demer scheidt en gevormd wordt door tertiaire massieven en landduinen. De onvruchtbaarheid van de overwegend zandige bodems werd echter gecompenseerd door de nabijheid van een uitgestrekt beemdgebied: het huidige Vierkensbroek, in een uitstulping van de Demervallei ten zuiden van de abdij. In de loop van de eeuwen groeide de abdij van Averbode uit tot een belangrijk religieus en intellectueel centrum en tot een van de grote grondbezitters in de Zuidelijke Nederlanden. Het huidige uitzicht van het abdijcomplex is vooral te danken aan verbouwingen in de 17de en de 18de eeuw, maar oudere delen, onder meer de ijzerzandstenen, 14de-eeuwse 'breem' of ‘eerste poort’, bleven bewaard. De toren van de barokke abdijkerk vormt een visueel baken voor de wijde omgeving.
In 1499 werd de kerktoren van de abdij geraakt door bliksem. De kerk en een deel van het abdijgebouw brandde af. Meteen hierna werd de kerk hersteld in 1501, in deze periode worden een koordoksaal, een sacramentstoren en een retabel gebouwd voor de kerk. In de loop van de 16de eeuw wordt de streek geteisterd door rondtrekkende troepen en dienen de norbertijnen zich meermaals terug te trekken in hun refugie in Diest. In opdracht van Abt Servatius Vaes wordt een nieuwe abdijkerk gebouwd tussen 1664 en 1672. Onder dezelfde abt wordt ook het hele domein in kaart gebracht.
De huidige kerk wordt gebouwd naar ontwerp van de Antwerpse architect Jan Van den Eynde tussen 1664 en 1674, Lucas Fayd'herbe leverde eveneens plannen die echter niet werden weerhouden. De gordelzuilen en zwaar beeldhouwwerk aan het portaal zijn gedateerd op 1672, een zonnewijzer aan de nis is gedateerd op 1670. Aan de noordkant (ten oosten van de dwarsbeuk) bevindt zich de zware toren gedateerd op 1700. Het interieur werd grondig gewijzigd in de 18de eeuw met de bouw van verschillende altaren en aankoop van schilderijen. De kerk werd gebouwd tijdens de contrareformatie maar met een laatgotisch, traditioneel concept van de plattegrond, verhoudingen en perspectief.
In de 18de eeuw werden de kloostergebouwen vernieuwd en uitgebreid: de refter met dormitorium, prelaatskwartier, kwartier van de kamerling, de sacristievleugel, het infirmitorium en de bibliotheek. Eind 18de eeuw werd de abdij tijdens de Franse Revolutie verbeurd verklaard, de roerende en onroerende goederen worden verkocht in 1798. Nadien werd overgegaan tot een systematisch leeghalen van sommige der gebouwen en het slopen van aanhorigheden. In 1802 wordt de abdij teruggekocht door een broeder waarna enkele leden van de gemeenschap terugkeren, de kerk wordt ingericht als parochiekerk en de basis wordt gelegd voor de nieuwe abdijgemeenschap, vanaf 1822 werden de abdijgoederen geleidelijk opnieuw aangekocht. In 1834 wordt de abdij officieel heropgericht en een nieuwe abt gekozen.
In 1942 brandt het centrale abdijcomplex af, de kerk blijft echter gespaard. In 1969 tot 1976 wordt de kerk aan de buitenkant gerestaureerd. In 2000 werd gestart met de binnenrestauratie van de kerk die duurde tot 2002, er gebeurden schilderwerken en het houtwerk werd gerestaureerd, ook de altaren werden gerestaureerd onder leiding van Linda Van Dijck.
BESCHRIJVING
De abdijkerk Onze-Lieve-Vrouw
De abdijkerk van Averbode is een groot barokgebouw dat het kloostercomplex beheerst. Het geheel is opgetrokken uit ijzerzandsteen van Langdorp en witte zandsteen van Gobertange, naar ontwerp van de Antwerpse architect Jan Van den Eynde (1664-1674). De aanleg is een combinatie van een centrale en basilicale aanleg in de vorm van een omgekeerd kruis: de vierkante west-"beuk", wordt geflankeerd door vier hoge, uitspringende zijarmen, waartussen lage kwartronde kapellen voorzien werden. De benedenkerk met centraalbouw telt twee traveeën, het langgerekte koor telt een vijf traveeën lang schip met zijbeuken van vier traveeën en een halfronde apsis. De dwarsbeuk telt telkens twee traveeën. De hoge toren werd afzonderlijk gebouwd om de eenheid van de kerk niet te verstoren en de voorgevel niet in het gedrang te brengen.
De smalle, verticaal gestructureerde voorgevel, is kleurrijk door het materiaalgebruik. Er werd gebruik gemaakt van blauwe hardsteen uit Nijvel en witte zandsteen uit Gobertange. De gevel is sterk verfraaid met woelige barokmotieven: gordelzuilen en zwaar beeldhouwwerk aan het portaal van 1672, bloemversiering aan de omlijsting en druiplijst van het glasraam, festoenen en schelpvulling aan de nis met standbeeld van de Heilige Maagd waarboven een zonnewijzer van 1670 gehecht werd, voluten, cartouches, toortsen en putti in de gevelopstand en de geveltop.
De barokke decoratie van de voorgevel wordt deels overgenomen in het interieur maar met een meer symmetrische vormgeving. Het centraal volume heeft geen koepel. Het ritme van het koor wordt beklemtoond door pilasters van de composiete orde compleet met architraaf, fries en kroonlijst, tussen de vensters, dit alles wordt verlucht met halfverheven beeldhouwwerk. De pilasters worden aan de buitenkant gespiegeld door steunberen die met voluten zijn bekroond. Aan de noordkant staat een zware toren gedateerd 1700 met gekorniste dragende elementen en hoofdgestellen, lantaarn en peerspits met barokprofiel, afgeschuinde hoeken op de laatste verdieping met een fries van trigliefen. De verdieping met galmgaten bevat ronde gordelzuilen, met de gordels die worden doorgetrokken rondom de toren.
De kerk heeft een open interieur waarin de overvloedige en rijke versiering de architecturale compositie tracht te verdringen (kapitelen, slingers, eigenaardige frontons bekroond met siervazen, caissons, cartouches, rozetten enzovoort). Deze barokke elementen verraden echter een eenvoudige middeleeuwse structuur bekleed met ornamenten uit de 17de eeuw: gotische gewelven met doorhangende sluitstenen, stergewelf in de kruising, gotisch verticalisme met hoge en licht gestructureerde pijlers, onderbreking van het hoofdgestel, rekening houdend met de traveeën en het spel van grote vensterramen.
Het meubilair is een kleurrijk ensemble. Het is verrijkt met schilderijen van P.J. Verhaghen (einde 18de eeuw), een doksaal van C. Lowijs (ontdaan van zijn met bossage en gebroken fronton verrijkt middenportiek (door Jan Van der Steen, 1668-1670), een koorgestoelte van O. Herry (1667-1672), zijaltaren door Pieter Scheermakers (1702), twee marmeren zijaltaren uit de 19de eeuw van Petrus Peetersen het hoofdaltaar van Feuillan Houssar (1753) en Denis-Georges Bayar (1753-1757). Het orgel is van de hand van Hyppoliet Loret uit Laken (1854-1859) met orgelkast van J.P. Piersotte uit Elsenen en is een markant voorbeeld van de romantische orgelbouw. De marmeren vloertegels dateren van de 18de eeuw met een uitzonderlijke kwaliteit van materiaal en aanlegpatroon.
Prelatuur
Het kamerlingkwartier of prelatuur werd tussen 1713-1732 opgetrokken op de plaats van het huis van de provisor en beheerst de noordzijde van het ereplein. Sinds de 19de eeuw doet dit gebouw dienst als abtskwartier. In het gebouw bevinden zich de portier, spreekkamers, ontvangstzalen, de raadzaal, een secretariaat en gastenkamer.
De prelatuur is een vroegclassicistisch gebouw van drie bouwlagen en zeventien traveeën, onder een leien wolfsdak met dakkapellen en met een driehoekig fronton boven het middenrisaliet. Het is een baksteenbouw verrijkt met zandsteen op een basis van ijzerzandsteen. Pilasters in kolossale orde verlevendigd met Franse voegen flankeren de hoofdingang en markeren het met driehoekig fronton bekroonde middenrisaliet en de uiteinden van de constructie. De rechthoekige vensters met zandstenen omlijsting en geprofileerde druiplijst zijn voorzien van ramen met roedeverdeling. De hoofddeur is opgevat als portiektravee, op de kroonlijst rust de balustrade van het dieperliggend rondboogdeurvenster van de bel-etage. Twee steekboogdeuren met rechthoekig bovenlicht bevinden zich in de uiterste traveeën. Vermeldenswaardig is de binnenin opnieuw gebruikte gotische deur uit de 14de eeuw, afkomstig van de voormalige refter.
Conventsgebouw, pandgang, sacristie en kapittelzaal.
De classicistische kloostergebouwen dateren uit de 18de eeuw. De pandgang of kloostergang werd opgericht tussen 1712-1732 in een barokke stijl. De zuidvleugel werd gebouw in 1712, de westvleugel in 1713, noordvleugel in 1716, oostvleugel in 1739-44, dit alles onder leiding van G. Godissar.
De sacristie is bekleed met een barokke houten lambrisering die tot aan het plafond reikt. Het gebouwtje overleefde de brand van 1942. De sacristie bevindt zich tussen de kerk en de conventsgebouwen.
Een ander deel van de abdij dat de brand overleefde is de kapittelzaal. Deze bijeenkomstruimte stamt eveneens uit de 18de eeuw (1739-1744) en bevat meubilair (1744-1747) van Feuillan Houssar uit Namen die ook het hoofdaltaar ontwierp.
Boekenwinkel, bergplaats, poortzaal en poortgebouw
Deze bogengalerij van een bouwlaag met vijf bogen werd opgericht in 1734 als een koetsenstalling met bak- en natuursteen. Er bevindt zich sinds 1952 de boekenwinkel ‘De Drie Provinciën’ waar ook andere abdij producten worden verkocht. Het gebouw staat tussen de kerk en de poortzaal. De bergplaats bevindt zich aan de boekenwinkel.
De voormalige paardenstal, heden poortzaal, bevindt zich ten oosten van het poortgebouw en stamt uit de eerste helft van de 16de eeuw. Het is gebouwd in een traditionele bak- en zandsteenstijl op ijzerzandstenen plint met bewaard houten gebinte, een trapgevel aan de oostelijke zijde, rondboogdeuren en kloosterkozijnen op de twee bouwlagen aan de kant van de abdij.
Het gotisch poortgebouw uit de 14de eeuw is opgetrokken uit ijzerzandsteen, twee verdiepingen hoog, met steil zadeldak tussen trapgevels met origineel kap gebinte. De begane grond aan veldzijde bestaat uit een korfbooginrijpoort en voetgangerspoortje tussen de zware steunberen, de bovenverdieping is voorzien van uitgewerkte nissen met neogotische beelden, geplaatst na ingrijpende restauratie van 1909-1910, door J. Geerts tussen kloosterkozijnen in het midden en een kruiskozijn uiterst links en rechts. Aan de binnenzijde bevat de eerste verdieping een kleine nis tussen vier asymmetrisch geplaatste vensters. Op de tweede verdieping is de gevel er opengewerkt met twee bolkozijnen en centraal een rondboograam. Centraal in het dak bevindt zich aan de daklijst een laadluik met hijsbalk in een hijskast.
Pastorie
In de 17de eeuw werd de pastorie gebruikt als woning voor personeel, het jaartal in de vorm van gevelankers 1651 geeft het jaar van verbouwingen aan. In de 18de eeuw gaf het gebouw onderdak aan de provisor (econoom) waarna het in gebruik werd genomen door de pastoor van Averbode, een norbertijn. Heden wordt het gebruikt door de pastoor en de verantwoordelijke voor de poortzalen.
Het twee verdiepingen hoog langshuis met zijtrapgevel heeft een gebogen zadeldak, op houten modillons, met dakvenster (met hijskast) tussen twee dakkapellen allen met trapgeveltjes. De pastorie is gebouwd in een traditionele bak- en zandsteenstijl met verwerking van ijzerzandsteen en bevat twee fraaie, doch blijkbaar latere steekboogdeurtjes met imposten, sluitsteen en een ovaal bovenlicht tussen twee uitzwenkende volutes. Gewijzigde vensteropeningen, getuige de zandstenen lateien.
Gebouwen tussen pastorie en drukkerij
De dienstgebouwen werden gebouwd in 1735 en werden gebruikt als dienstgebouwen. Heden worden ze gebruikt als jongerenverblijf.
Verder naar het westen zijn er de schrijnwerkerij en het karrenkot van dezelfde datum. Hierop aansluitend zijn er voormalige boerderijgebouwen, zoals de paardenstallen, eveneens uit 1735, en een grote hoeveschuur. De schrijnwerkerij is nog steeds in bedrijf,, de stallen worden gebruikt als dagopvang, de schuur dient als stapelplaats voor de drukkerij. De gebouwen zijn opgetrokken in baksteen met zandstenen elementen met steile zadeldaken, de voormalige stallen bestaan uit twee bouwlagen, de andere gebouwen bestaan uit een bouwlaag.
Washuis
Het washuis is een van de oudste gebouwen van de abdij, gedateerd op 1623 met gevelankers en door middel van zwarte bakstenen in de rode bakstenen gevel. Het is gelegen ten noordwesten van de abdij vlakbij de Pikkelpoort. Rode en zwarte baksteen worden gecombineerd met witte zandsteen en worden samen creatief verwerkt, onder andere met kantwerk tussen de vijfde en zesde travee, de vermelding “ANNO 1623” en hartmotieven op de voorgevel en zijgevel. Het is een twee verdiepingen hoog langshuis met zadeldak en zijtrapgevels in traditionele bak- en zandsteenstijl met ijzerzandsteen voor de plint, hoekblokken en oculus in de zijgevels. De bolkozijnen op de eerste verdieping hebben dubbele ontlastingsbogen overspannen door één grote boog in rode en zwarte baksteen. Op het gelijkvloers werden er kruiskozijnen en kloosterkozijnen gebruikt, alle omringd door negblokken in zandsteen. In de vierde travee bevindt zicht de voordeur, een eenvoudig rondboogdeurtje met bovenlicht. In dit gebouw wordt de was voor de abdij en gastenkamers gedaan.
Pikkelpoort
Dit kleine gebouw op de gevel gedateerd op 1659 door muurankers, is de achterpoort van de abdij. Deze ‘groenpoort’ gaf toegang tot de groentetuin van de abdij. In 2006 werd de poort aan de buitenkant gerestaureerd.
Muur van de boomgaard
Het kamerlingkwartier of prelatuur werd tussen 1713-1732 opgetrokken op de plaats van het huis van de provisor en beheerst de noordzijde van het ereplein. Het voorplein werd omgevormd tot een ereplein dat aan de zuidwestkant wordt afgesloten door een monumentale keermuur uit 1732-1735 waarachter zich de boomgaard bevond. De vijf gekandelaarde linden (Tilia europaea (x) ) zou volgens overlevering in deze periode geplant zijn. De muur wordt op twee plaatsen doorbroken door een hek met hekpijlers met vaasbekroning.
Slotmuur
De slotmuur vertrek achteraan het koor van de abdijkerk en omringd de oostelijke, noordelijke en westelijke zijden van het abdijdomein. Het is een hoge bakstenen muur met steunberen op regelmatige afstand. De abdijmuur wordt reeds op de kaarten van de Pierre de Bersaques in het archief van de Croÿ afgebeeld in 1596-1597 met een gelijkaardige tracé als de huidige muur, maar kan ook voordien al lange tijd hebben bestaan. Aansluitend op de muur staan verschillende gebouwen zoals de pikkelpoort en een tuinpaviljoen. Een deel van de muur werd tevens gebruikt als omheining van de boomgaard met leifruit.
Tegen de omheiningsmuur, links van de poort bevinden zich een timmerloods en wagenhuis van classicistische strekking: tweede kwart 18de eeuw.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline; Piens, Joachim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. & Piens J. 2013: Domein abdij van Averbode [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175923 (geraadpleegd op ).
Circa 1125 gesticht door Arnold II, graaf van Loon. Op aanvraag van laatstgenoemde kwamen er zich te Averbode norbertijnen vestigen uit de Antwerpse moederabdij van Sint-Michiels. De nieuwe, circa 1135, bevolkte abdij werd van het bisdom Luik afhankelijk verklaard. Eerste nederzetting bij de bestaande kapel die na zekere tijd uitgebreid en later volledig herbouwd werd. Kloostergebouwen uit de 13de eeuw (overblijfselen opgetekend in de noord- en oostmuur van de kloostergang en gotische kelders onder de westarm).
Bloei en bouwperiodes. 14de eeuw: bewaard poortgebouw; gedurende de eerste helft van de 16de eeuw (na brand van circa 1450): vernieuwing van de westgevel en het oostelijk gedeelte van de kerk, kloostergebouwen en aanhorigheden; belangrijke herstellingswerken: 1595-1604 (na de godsdienstoorlogen, voor de terugkeer van de abt en de kloosterlingen die zich tijdens de troebelen in het refugiehuis te Diest teruggetrokken hadden); tijdens de 17de eeuw: nieuwe aanhorigheden, voorontwerp en uitvoering van de kerk; in de loop van de 18de eeuw: voltooiing van de kerk, aanpassing en uitbreiding der "klooster"-gebouwen.
Moeilijkheden met het regime onder Maria-Theresia en Jozef II. De abdij werd opgeheven op 17 februari 1797 en verbeurd verklaard; roerende en onroerende goederen verkocht in 1798. Nadien werd overgegaan tot een systematisch leeghalen van sommige der gebouwen en het slopen van aanhorigheden.
Van 1822 af werden de abdijgoederen geleidelijk opnieuw aangekocht: Rome gaf de toelating tot hergroepering der kloosterlingen en de herinrichting van de abdij (1833); het jaar nadien werd opnieuw een abt verkozen; de herstellingswerken werden voortgezet tijdens de 19de eeuw.
De kloostergebouwen werden door brand geteisterd in 1942 en nadien gerestaureerd en vernieuwd.
Abdijkerk Onze-Lieve-Vrouw. Groots barokgebouw, dat het kloostercomplex beheerst. Opgetrokken uit zandsteen; ontwerp van de Antwerpse architect J. Van den Eynde (1664-1674) en niet van L. Fayd'herbe zoals vroeger wel eens werd beweerd. Interpenetratie van centrale en basilicale aanleg (zie Vlierbeek, Gent, Hanswijk); vierkante west-"beuk", geflankeerd door vier hoge, uitspringende zijarmen, waartussen lage kwartronde kapellen voorzien werden; koor bestaande uit een lang schip met zijbeuken, uitlopend op een halfronde apsis; hoge, afzonderlijk gebouwde toren om de eenheid van de kerk niet te verstoren en de voorgevel niet in het gedrang te brengen. Smalle, verticaal gestructureerde voorgevel, kleurrijk door zijn materialen, verfraaid met woelige barokmotieven: gordelzuilen en zwaar beeldhouwwerk aan het portaal van 1672; bloemversiering aan de omlijsting en druiplijst van het glasraam; festoenen en schelpvulling aan de nis (Heilige Maagd) waarboven een zonnewijzer van 1670 gehecht werd; volutes, cartouches, toortsen en putti in de gevelopstand en de geveltop.
Hiermede contrasteert de soberheid van het centraal volume (zonder koepel) en de eenvoud van het koor, waarvan het snelle ritme beklemtoond wordt door van volutes voorziene steunberen. Aan de noordkant een zware toren gedateerd 1700, waarop grote vlakken het reliëf van bepaalde details markeren; gekorniste dragende elementen en hoofdgestellen; lantaarn en peerspits met barokprofiel; afgeschuinde hoeken op de laatste verdieping (zie classicistische, landelijke kerken van Deurne, Molenstede en Schaffen).
Klaar interieur waarin de overvloedige en rijke versiering de architecturale compositie tracht te verdringen (kapitelen, slingers, eigenaardige frontons bekroond met siervazen, caissons, cartouches, rozetten enzovoort).
Traditionele elementen verraden echter een eenvoudige middeleeuwse structuur bekleed met ornamenten uit de 17de eeuw; gotische gewelven met doorhangende sluitstenen, stergewelf in de kruising; gotisch verticalisme met hoge en licht gestructureerde pijlers; onderbreking van het hoofdgestel, rekening houdend met de traveeën; spel van grote vensterramen.
Mooi perspectief vanuit het kanunnikenkoor. Gedeeltelijke restauratie aan de gang (voorgevel).
Mobilair. Kleurrijk barokensemble onder meer verrijkt met: schilderijen van P.J. Verhaghen (einde 18de eeuw); doksaal van C. Lowijs heden ontdaan van zijn met bossage en gebroken fronton verrijkt middenportiek (door J. Van den Steen, 1668-1670); koorgestoelte van O. Herry (1667-1672); zijaltaren door Pieter Scheermakers (1702); hoofdaltaar van F. Houssar(t) (door D.G. Bayar, 1753-1757).
Kloostergang. Barokstijl; eerste steenlegging in 1712. Zuidvleugel uit hetzelfde jaar; westvleugel: 1713; noordvleugel: 1716; oostvleugel: 1739-44, onder leiding van G. Godissart.
Kapittelzaal (1739-1744) met meubilair (1744-47) van F. Houssart(t) uit Namen.
Prelaatskwartier. Opgericht tussen 1712-1732. Ruim vroeg-classicistisch gebouw; twee verdiepingen hoog en zeventien traveeën lang onder een leien wolfsdak voorzien van talrijke dakkapellen. Baksteenbouw verrijkt met zandsteen. Pilasters in kolossale orde verlevendigd met Franse voegen flankeren de hoofdingang en markeren het met driehoekig fronton bekroonde middenrisaliet en de uiteinden van de constructie. Rechthoekige vensters met zandstenen omlijsting en geprofileerde druiplijst voorzien van ramen met roedeverdeling.
Hoofddeur opgevat als portiektravee, op de kroonlijst rust de balustrade van het dieperliggend rondboogdeurvenster van de bel-etage. Twee steekboogdeuren met rechthoekig bovenlicht in de uiterste traveeën.
Vermeldenswaardig is de binnenin opnieuw gebruikte gotische deur uit de 14de eeuw, afkomstig van de voormalige refter.
Classicistische kloostergebouwen uit de 18de eeuw, gerestaureerd en uitgebreid na 1942.
Gotisch poortgebouw uit de 14de eeuw opgetrokken uit ijzerzandsteen, twee verdiepingen hoog, met steil zadeldak. Begane grond aan veldzijde: korfbooginrijpoort en voetgangerspoortje tussen de zware steunberen; bovenverdieping voorzien van uitgewerkte nissen. Neogotische beelden, na ingrijpende restauratie van 1909-1910, door J. Geerts.
Fraaie laatgotische nis met gesculpteerde Heilige Maagd (circa 1500) aan de abdijzijde; gewijzigde vensteropeningen.
Links van de poort: paardenstal in traditionele stijl en koetshuis (heden boekhandel): 1734.
Eerst gastenkwartier, later de pastorie, gebouw van de Provisor (rechts van het poortgebouw); gedateerd ANNO 1651; twee verdiepingen hoog langshuis met zijtrapgevel; gebogen zadeldak, op houten modillons, met dakvenster tussen twee dakkapellen, traditionele bak- en zandsteenstijl met verwerking van ijzerzandsteen. Twee fraaie, doch blijkbaar latere steekboogdeurtjes met imposten, sluitsteen en een ovaal bovenlicht tussen twee uitzwenkende volutes. Gewijzigde vensteropeningen.
Tegen de omheiningsmuur, links van de poort: timmerloods en wagenhuis van classicistische strekking: tweede kwart 18de eeuw.
Washuis gedateerd 1623-1625. Twee verdiepingen hoog langshuis met zadeldak en zijtrapgevels; traditionele stijl: kruisramen met dubbele ontlastingsboog overspannen door één grote; eenvoudig rondboogdeurtje.
"Pikkelpoort", gedateerd 1659 (muurankers).
Drukkerij en hoeve uit de 20ste eeuw.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Domein abdij van Averbode [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42758 (geraadpleegd op ).