Burgerhuis met een traditionele kern die minstens opklimt tot de 17de eeuw, en een barokpoort uit de vroege 18de eeuw. Het oorspronkelijk twee bouwlagen hoge pand werd in de eerste helft van de 19de eeuw in neoclassicistische stijl aangepast en met een halve verdieping verhoogd. In 1887 liet Olivier Le Jeune deze toegevoegde verdieping verhogen, het geveldecor in Lodewijk XVI-stijl en het mansardedak aanbrengen, naar een ontwerp door de aannemer Desiré Vermeiren. In 1895 vernieuwde Le Jeune de hardstenen plint
Rijwoning van vijf traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak (kunstleien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, waarvan de eerste twee bouwlagen vermoedelijk zijn opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Met een geblokte pui en geleed door cordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op het portaalrisaliet in de rechter travee. Behalve door de barokpoort, wordt dit laatste op de eerste verdieping gemarkeerd door een geriemde vensteromlijsting met oren, guirlandes, een gestrekte waterlijst en een gietijzeren balkonborstwering. Hardstenen rondboogpoort met een geprofileerd kwarthol beloop, neuten, gelede imposten, een voluutsleutel, panelen in de zwikken, en een gekorniste, gestrekte waterlijst. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, met geprofileerde dagkanten op de eerste, en geriemde omlijstingen op de tweede verdieping. Een klassiek hoofdgestel met een gelede architraaf, casementen in de fries, en een gekorniste, houten kroonlijst op modillons, in het risaliet verrijkt met stafwerkconsoles, vormt de gevelbeëindiging.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1887#1246 en 1895#654.