De tot vandaag bewaarde volumes van Hoeve Melijn, de eigenlijke boerenwoning en aansluitende stallen, dateren uit de 18de eeuw en liggen ten oosten van een langgestrekt, gekasseid erf dat zowel via de Brusselsesteenweg als via de Melijndreef toegankelijk is.
De ontstaansgeschiedenis van Hoeve Melijn is tot vandaag vrij onduidelijk. De oudst gekende vermelding "thof van Melijn" zou teruggaan tot het cijnsboek van 1325 met als eerste gekende eigenaar Dominus Godefridus Crupelandt. Over de herkomst, de ontstaansgeschiedenis en de benaming van dit middeleeuwse pachthof lopen de meningen uiteen. Mogelijk is de benaming afkomstig van de eerste burggraaf van Tervuren, Arnoldus van Melijn die in deze omgeving, de toenmalige Langestraat, zijn woning met bijbehorende hoeve en landerijen had. Anderen ontlenen de benaming aan de 17de-eeuwse aangetrouwde eigenaar don Diego Gomez d'Espinoza, markies van Melin (Waals-Brabant). De oorsprong van de hoeve gaat in ieder geval terug tot de 14de eeuw en de oudste gekende eigenaars moeten gezocht worden in de adellijke kringen rond de hertog van Brabant. De hoeve werd niet rechtstreeks door de eigenaars uitgebaat maar verpacht.
In 1688 kwam de hoeve bij testament in handen van de adellijke familie van de Werve. In 1733 werd ze sterk geteisterd door brand waarna herstellingswerken volgden. Volgens het vooronderzoek voor de restauratie 2001-2003 dateren de natuurstenen deuromlijsting, de rechthoekige bovenvensters en de westelijke aanbouw uit deze bouwfase. Mogelijk gebeurde toen ook de inpassing of verplaatsing van de binnentrap in het interieur. De Ferrariskaart (1770-1778) toont een grotendeels gesloten rechthoekig hoevecomplex met landbouwareaal ten noorden, naar de huidige Broekstraat toe. De hoofdtoegang van de hoeve lag aan de noordzijde, waar de hoevegronden lagen. Het poortgebouw werd geflankeerd door het woonhuis ten westen en de schuur aan de oostzijde. Langs de westkant werd het erf overigens begrensd door een lage stalvleugel die aansloot op een vleugel langs de Brusselsesteenweg die het erf aan de zuidzijde afsloot. Aan deze kant was er een eenvoudige poort aanwezig. Ook aan de oostzijde was er een doorgang naar de aanpalende gronden. Sindsdien werd de site geleidelijk ontmanteld. Philippe Louis Van de Werve, baron van Schille, verkocht in 1782 de zuidwestelijke hoek van de hoeve, waar vandaag Huis Casalta is gesitueerd. De westelijke stalvleugel werd daardoor aan de zuidzijde ingekort en voorzien van een trapgevel. In 1899 werd op het kadaster de sloop geregistreerd van het volume op de zuidoostelijke hoek waar nadien twee woningen werden opgericht.
In 1925 werd de landbouwuitbating stopgezet en in 1933 werd het goed aangekocht door de gemeente om er een streekmuseum in te richten; de gebouwen werden tijdelijk in gebruik genomen als werkhuis en opslagruimte. Voortgaande op oude foto’s en prentkaarten bestond de hoeve op dat ogenblik nog steeds uit een nagenoeg rechthoekig complex toegankelijk via een eenvoudige poort in de zuidzijde (Brusselsesteenweg) en een rijker uitgewerkt poortgebouw in de noordzijde (Melijndreef); ten westen van het erf bevond zich het woonhuis ten noorden en een aanpalende stal ten zuiden; ten noordoosten van het erf lag de monumentale schuur en ten zuiden een volume dat mogelijk als stal en wagenhuis dienst deed. Nadien volgde een periode van verval. In de loop van de volgende decennia werd de schuur gesloopt, de noordelijke én zuidelijke poort verdwenen evenals de zuidelijke vleugel aan de Brusselsestraat.
In 2001-2003 werden de overblijvende stal en het woonhuis gerestaureerd; hierbij kwamen ook de wandbeschilderingen van de woning aan bod. Vandaag is het ensemble in gebruik als gemeentelijk museum voor kunst en geschiedenis.
Heden quasi rechthoekig perceel, bestaande uit een gekasseid erf met ten noordwesten het woonhuis en een aansluitende stalvleugel ten zuidwesten. De rest van de voormalige hoevesite wordt ingenomen door nieuwbouw. Het geheel is toegankelijk langs de Brusselsesteenweg via een doorgang in een nieuwbouw en via de Melijndreef in het noorden.
De woning is opgevat als diephuis en klimt vermoedelijk op tot de 17de eeuw, maar werd grondig gerestaureerd in 2001-2003. Het volume heeft een rechthoekige plattegrond en telt twee bouwlagen onder een steil pannen zadeldak gevat tussen tuitgevels met aandaken en vlechtingen. Later toegevoegd volume aan de westzijde onder aansluitend lessenaarsdak, waaronder zich een mogelijk oudere kelder bevindt. De bij de restauratie opnieuw gewitte en verankerde baksteenbouw wordt gemarkeerd door het gebruik van Lediaanse zandsteen voor de ruw behouwen plint, de kruiskozijnen onder dubbele ontlastingsbogen op de begane grond en de negblokomlijstingen van de rechthoekige bovenvensters; het schrijnwerk werd vernieuwd. De deur is gevat in een 18de-eeuwse steekbogige negblokomlijsting en wordt links geflankeerd door een bij de restauratie opnieuw ingebracht kruiskozijn. De oostelijke gevel bevat verschillende bouwsporen van onder meer de voorheen aangebouwde poort.
Het interieur vertoont een kleine inkomhal met links de toegang tot een grote (leef)kamer bekleed met grote Gobertange tegels en een ondiepe kamer achteraan. De achterkamer bevat vermoedelijk eind 17de-, begin 18de-eeuwse muurschilderingen van tempera met polychrome florale motieven; de opgeklampte binnendeur is eveneens gedecoreerd. De vloer van gebakken rode tegels werd opnieuw gelegd in zigzagpatroon. Een eiken trap met balusterleuning, mogelijk uit het einde van de 17de of het begin 18de eeuw geeft toegang tot de verdieping. Op de zolderverdieping bleven talrijke graffiti, bestaande uit initialen met jaartallen op diverse houten dakonderdelen bewaard: "GVT 1761", "IWT 1784", "EMG 1715", "1934". Drie tongewelfde kelders bevinden zich onder het woonhuis; twee ervan zijn bereikbaar via natuurstenen treden.
De stalvleugel, een langwerpig bakstenen volume onder zadeldak (Vlaamse pannen), werd eveneens gerestaureerd in 2001-2003. Het verankerde, bakstenen gebouw op kalkzandstenen plint werd opnieuw gewit, de dakvensters werden vernieuwd. De erfgevel, voorheen met diverse rechthoekige deuren en vensters, wordt als resultaat van de restauratie momenteel enkel geopend door twee later ingebrachte rondboogpoorten (tweede helft 20ste eeuw) en een opnieuw geopend kloosterkozijn ter hoogte van de kamer horende bij het woongedeelte. De overige muuropeningen werden bij de laatste restauratie gedicht.
Het interieur is ingericht als tentoonstellingsruimte met zichtbaar gelaten dakconstructie, voorzien van gehakte telmerken.
Auteurs: De Vries, Birgit; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Vries B. & Kennes H. 2015: Hoeve Hof van Melijn [online], https://id.erfgoed.net/teksten/182154 (geraadpleegd op ).
Hoeve Melijn was vermoedelijk oorspronkelijk een gesloten hoeve uit de 18de eeuw (?) die heden in onbruik geraakt is en in bouwvallige toestand verkeert.
Resten van een duiventoren uitziende op het erf. Haakse stallingen en aanhorigheden voorzien van kleine rechthoekige vensters met houten latei en bakstenen boogdeuren. Inrijpoort aan de straatzijde.
Boerenhuis (nok loodrecht op binnenhof) met zadeldak en puntgevel voorzien van muurvlechtingen; vernieuwde vensters met houten lateien.
Rechts, recente huizen.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Hoeve Hof van Melijn [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42779 (geraadpleegd op ).