is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hof van Oudenvoorde
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Hof van Oudenvoorde
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Hof van Oudenvoorde met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gesloten hoeve Hof Oudenvoorde
Deze vaststelling was geldig van tot
Monumentale historische hoeve, vandaag een gesloten complex, te situeren ten noorden van de dorpskom aan de kruising van de Stationsstraat en de vroegere verbindingsweg van Tervuren met Leuven. De hoeve, waarvan het huidige uitzicht voor een groot deel opklimt tot de 18de eeuw, is gelegen te midden van glooiende weiden, half ingegraven in de flank van een heuvel van de Brabantse Voervallei en verbonden met de straat via een gekasseide toegangsdreef. De zone ten noorden is ingenomen door een jonge verkaveling. Recent werd ook een strook ten oosten verkaveld en bebouwd.
Net zoals dat het geval is voor de andere grote hoeven in Vossem heeft het Hof van Oudenvoorde een vage ontstaansgeschiedenis, hoewel diverse elementen wijzen op een zeer oude herkomst die mogelijk opklimt tot de Gallo-Romeinse periode. Vermoedelijk gaat het ook hier om één van de vijf hoven die deel uitmaakten van het domein van Vossem, "villa fossam", dat door Reinier van Vossem in 1129 aan de abdij van Park werd geschonken. Het was trouwens, naast het Hof der 12 Apostelen, één van de belangrijkste hoven van Vossem. Tijdens de 13de en 14de eeuw zou het toebehoord hebben aan het geslacht van Oudenvoorde dat voor het eerst vernoemd wordt in 1267 en het hof zelf bewoonde. Nadien volgden diverse eigenaars elkaar op.
17de-eeuwse kaartboeken tonen het als een complex met losse bestanddelen, gegroepeerd rondom een erf en toegankelijk vanaf de straat via een dreef. Volgens archiefteksten bestond de hoeve op dat ogenblik uit een stenen woonhuis onder een strodak, een schuur, een paarden- en koeienstal, een schaapskooi en een duifhuis. Onderzoek wees uit dat het ging om een dwars op de straat gebouwd smal woonhuis van één bouwlaag onder zadeldak. De straatgevel was een topgevel geopend door twee kleine vensters. Verschillende herstellingen en wijzigingen volgden elkaar op, waaronder de uitbreiding van de woning met een onderkelderde kamer en een smallere zijbeuk.
Op 20 januari 1661 verkocht de toenmalige eigenaar J.B. van de Wouwer het goed omwille van financiële problemen aan Thomas Stapleton, dokter in de rechten en professor aan de Leuvense universiteit; hij handelde voor rekening van het College van Luxemburg, waarvan hij president was. Het college was gesticht door Jan Mylius die zich opwierp als mecenas voor de Luxemburgse studenten die in Leuven godgeleerdheid of wijsbegeerte kwamen studeren; na zijn overlijden in 1596 werd het geslacht Fugger testamentair met het beheer van de fundatie belast; het hof werd dus aangekocht bij wijze van belegging. De bestaande gebouwen werden grondig hersteld en vernieuwd en het goed werd verpacht en stelselmatig werd het domein uitgebreid door werving van nieuwe percelen landbouwgrond en bos. Tot aan de opheffing van de universiteit en haar bezittingen tijdens de Franse Revolutie bleef het hof in handen van het college.
De huidige vormgeving van de hoeve wordt grotendeels ontleend aan een ingrijpende verbouwingscampagne in de periode 1751-1755 in opdracht van het Luxemburgcollege. De werken zouden uitgevoerd zijn onder leiding van bouwmeester Stevens. Oude stallen werden vervangen door nieuwe, het woonhuis werd uitgebreid met een korte dwarsvleugel waarin het herenkwartier gevestigd werd en de vrijstaande gastentoren voor de collegestudenten werd opgericht bovenop de - mogelijk reeds bestaande - bakoven ten zuiden van de hoeve. Waarschijnlijk bleef ook de schuur behouden.
Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt de hoeve aangeduid als een complex met losse bestanddelen gegroepeerd rondom een erf; het binnenhof is toegankelijk via drie open doorgangen; de hoeve met toegangsdreef vanaf de Stationsstraat, wordt omgeven door de moestuin ten zuiden en een boomgaard met staande wip ten westen.
Op het Primitief Kadasterplan (1831) wordt een gesloten hoeve weergegeven zodat kan vermoed worden dat de drie verbindende bouwvolumes bestaande uit de hoofdtoegang, de toren met duifhuis in de noordelijke hoek en de aansluiting tussen de stallen in de oostelijke hoek pas na de bouwfase van 1751-1755 toegevoegd werden waardoor de in oorsprong losse bestanddelen evolueerden tot een gesloten complex.
Tijdens de Franse Revolutie volgde de onteigening aangezien het om een universitaire inrichting ging en in 1806 werd het hof als zwart goed verkocht aan J.B. Terrade, een Brusselse geneesheer die de hoeve verpachtte. Na zijn dood werd het geheel in 1847 verkaveld in drie delen. In 1926 werden de hoeve en een blok van 32,5 hectare land verkocht aan grondspeculant Isaac Alexandre. Sindsdien kwam het geheel in handen van immobiliënkantoren en uiteindelijk werd het in 1932 nogmaals verkaveld. Landbouwer Gerard Van Lancker kocht in 1953 het hoevecomplex en de nabijgelegen landerijen. De Nationale Landmaatschappij zet in 1958 een onteigeningsprocedure in waarna in 1971 een nieuwe verkaveling tot stand kwam achter de hoeve.
In 1991-1992 werd het complex gerestaureerd; de werken bleven beperkt tot een grondig nazicht en herstel van het gevelmetselwerk, de gedeeltelijke vernieuwing van de leien bedaking en de vervanging van alle lood- en zinkwerk; schrijnwerk werd vervangen conform het vroegere uitzicht. Tegelijkertijd werd er bijzondere aandacht besteed aan de eindafwerking van de, naar de straat toe volledig witgekalkte en gedeeltelijk bepleisterde gevels. De gastentoren met een typisch 18de-eeuwse afwerkingsvorm van imitatie bak- en natuursteen kreeg op basis van duidelijk afleesbare sporen opnieuw een dunne bepleistering in de oorspronkelijke kleurstelling. De kopgevel van de schuur daarentegen kreeg, wegens te fragmentaire gelijkaardige sporen, een dunne, witgeschilderde bepleistering; de overige straatgevels werden met een minerale verf wit geschilderd. In 2000 gebeurden er verbouwingen aan het interieur omwille van functionele redenen en werden storende jongere aanbouwsels gesloopt.
Vrij homogeen, gesloten hoevecomplex met quasi rechthoekige binnenplaats: de westelijke straatvleugel omvat de centrale inkompoort met duifhuis, aan de rechterzijde geflankeerd door het herenkwartier. De zuidvleugel wordt ingenomen door het woonhuis dat aansluit op het genoemde herenkwartier, links van de woning ligt de koeienstal. Ten noorden ligt de schuur met aansluitend het wagenhuis. De oostvleugel omvat de paardenstal en andere dienstruimten met links ervan een toren met duifhuis, met veldpoort die toegang geeft tot het hinterland. Ten zuiden van de gesloten hoeve ligt de vrijstaande gastentoren. De meeste gebouwen zijn opgetrokken in de traditionele bak- en zandsteenstijl.
De hoofdinkom met duifhuis erboven bestaat uit een rondboogpoort in een omlijsting van geprofileerde kalkzandsteen.
De toren met duifhuis omvat de veldpoort en telt drie bouwlagen onder een geknikt leien tentdak. In oorsprong was het vermoedelijk slechts een muursegment met rondboogdoorgang dat later werd overbouwd met de vierkante toren met duifhuis. De rechtstanden van de poort worden gevormd door hoek- en negblokken van kalkzandsteen; ze ondersteunen een boog van regelmatig gehouwen kalkzandsteen op imposten en voorzien van een geprofileerde sluitsteen met acanthusblad. Aan de oostzijde overkragende vierkante toren van twee geledingen, geopend door steekboogvensters, vandaag gedeeltelijk dichtgemetseld.
Het woonhuis dat in kern vermoedelijk opklimt tot de 17de eeuw telt vijf traveeën en één bouwlaag met verhoogde begane grond, onder een geknikt zadeldak, gedekt met vernieuwde leien en voorzien van dakkapellen. Het dak is mank als resultaat van de uitbreiding van de oudere kern in de breedte. De gevels zijn witgeschilderd op een gepikte plint. De lijstgevel aan erfzijde is voorzien van krulankers en wordt geopend door rechthoekige vensters met natuurstenen omlijsting, verbouwd op het einde van de 18de eeuw en voorzien van vernieuwd schrijnwerk naar 18de-eeuws model. De rechthoekige deur met bovenlicht wordt voorafgegaan door een steektrap als toegang tot de verhoogde begane grond. De twee noordelijke traveeën, toegevoegd in de 18de eeuw, zijn onderkelderd. De kopse straatgevel is eveneens voorzien van rechthoekige vensters met natuurstenen omlijsting en bewaarde luikduimen, ingebracht en/of verbouwd op het einde van de 18de eeuw en voorzien van vernieuwd schrijnwerk naar 18de-eeuws model.
Het haaks op de woning aansluitende en onderkelderde herenkwartier heeft een geknikt leien zadeldak en aan erfzijde een uitbouw onder lessenaarsdak. Het uitzicht sluit aan op de woning.
De tweebeukige langsschuur, vermoedelijk in de 17de eeuw opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl, telt vier traveeën onder een zadeldak tussen aandaken met vlechtingen, top- en schouderstukken en gedekt met nieuwe leien. De puntgevel aan de straat is voorzien van drie oculi en een wapenschild van de familie Fugger van blauwe hardsteen; opschrift "IHS " "ANO 1755” (nu onleesbaar). De rondboogpoort is gevat in een natuurstenen omlijsting. Interieur. Kap met schaargebint waarop een nokgebint, voorzien van gehakte telmerken.
De koeienstal uit de periode 1751-1755 telt zeven traveeën onder geknikt zadeldak met aandak voorzien van vlechtingen aan de zuidzijde. Het driebeukige interieur heeft een Boheemse kap op zeshoekige hardstenen en ronde roodmarmeren zuiltjes met geprofileerd basement. Laatstgenoemde zuilen zouden afkomstig zijn van een in onbruik geraakte renaissanceschouw.
De paardenstal dateert uit dezelfde periode en is in vergelijkbare stijl opgetrokken als de koeienstal.
Het wagenhuis eveneens uit de periode 1751-1755 wordt gemarkeerd door het gebruik van witte natuursteen voor de plint, omlijstingen en de centrale pijler in de brede, gedrukte rondboogpoort. Erboven zit er een venster met hijsrol.
De gastentoren uit 1751-1755 heeft een vierkante plattegrond van twee traveeën en twee bouwlagen onder een leien mansardedak, voorzien van dakvensters. De gevels zijn opnieuw voorzien van een bepleistering van imitatie bak- en natuursteen naar 18de-eeuws model. De naar de hoeve gerichte noordgevel wordt gemarkeerd door voormalige kruisvensters op het gelijkvloers en steekboogvormige vensters op de verdieping. Interieur met bakoven op het gelijkvloers en centrale doorgetrokken schouw die de bovenliggende kamers verwarmde.
Auteurs: De Vries, Birgit; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Vossem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof van Oudenvoorde [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42808 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.