Domein met als historische kern een omwald hooghof-neerhof; 17de-eeuws huis van plaisantie; typische klassieke, 18de-eeuwse aanleg in dalbodemsite (circa 3 hectare), met vijvers en sterrenbos; heraangelegd tijdens eerste helft van de 19de eeuw (vermoedelijk in 1840-1850) in landschappelijke stijl, met behoud van sommige rechtlijnige structuren; aanleg golfterrein in 1988-1989.
De oudste afbeelding van het kasteeldomein van Sint-Joris-Winge werd tussen 1596 en 1601 gemaakt in opdracht van hertog Karel van Croÿ door Pierre de Bersaques. De feodale opperhof-neerhofstructuur met een dubbele omgrachting is duidelijk herkenbaar, maar de donjon is al verdwenen. Het grote perceelsplan van 1725, dat zich in de hal van het kasteel van Sint-Joris-Winge bevindt, geeft niet alleen het kasteel en zijn onmiddellijke omgeving weer (in de linkerbovenhoek uitvergroot), maar de hele heerlijkheid Winge, inbegrepen een groot gedeelte van het Walenbos. Links boven op deze kaart worden de wapens afgebeeld van Villegas en de Pape, de toenmalige eigenaars. Zowel uit deze kaart als uit een beschrijving uit 1739 komt – althans wat formele tuinaanleg betreft – een weinig gesofisticeerd geheel naar voren: "60 bonniers de bois et 50 bonniers de terres, preries, viviers, avecq un beau petit châtteau tout noef, la basse-cour tenant au semetière de l'église". Op het ronde eilandje waar ooit de feodale donjon stond, staat in 1725 een 17de-eeuws huis van plaisantie, ongeveer in zijn huidige vorm. Het neerhof omvat hoeve, stallen, schuur en twee duiventillen. Het kasteelgebouw is een ruim dubbel huis in traditionele bak- en zandsteenstijl (witte zandsteen voor de sokkel, de hoekkettingen, de speklagen en de omlijstingen) met twee verdiepingen en een schilddak, oorspronkelijk met kruiskozijnen en voorzien van luiken tijdens de 18de eeuw.
Naar aanleiding van een verkoop in 1741 aan Matthias-Justin van der Vekene, historisch gezien de laatste verkoop, wordt vermeld – enigszins in tegenspraak met de tekst uit 1739 – dat er aanzienlijke kosten werden gemaakt "pour mettre la terre et le château en estate quit estois fort délabré". Dat deze renovatie grondig was kan worden opgemaakt uit het beeld op de Ferrariskaart (1771-1775). Van de feodale patronen is niets meer te bespeuren. Aan de zuidzijde (links op de reconstructietekening) wordt het kasteelgoed begrensd door de oude, met bomen afgezoomde verbindingsweg Leuven-Halen, die ter hoogte van Sint-Joris-Winge hetzelfde tracé volgde als de huidige steenweg Leuven-Diest die enkele jaren later (1778-1783) zal worden aangelegd. Aan de noordzijde (rechts op de reconstructietekening), aan de voet van de beboste Diestiaan helling van de Wingerberg-Roeselberg, loopt het riviertje de Winge en ongeveer 1,5 kilometer stroomafwaarts van het kasteel ligt het gehucht Gempe. Het goed is overlangs in twee, ongeveer gelijke delen verdeeld: 1° een strook in het verlengde van het kerkperceel, dat onmiddellijk aansluit bij het neerhof, van west naar oost (van boven naar onder op de reconstructietekening): een sterrenbos als obligaat ingrediënt in de meeste 18de-eeuwse domeinen van enige omvang; twee besloten, ommuurde of omhaagde compartimenten, mogelijk, zelfs vermoedelijk (en op de reconstructietekening aldus ingevuld) een siertuin met 'parterres de broderie' en een moestuin. 2° een strook met de vijvers, een weiland, het kasteel en het neerhof. De boom die in het midden van het neerhof wordt afgebeeld staat misschien individueel afgebeeld op de Ferrariskaart; op deze plaats bevindt zich een enorme bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), die met 642 centimeter stamomtrek mogelijk in de 18de eeuw werd aangeplant. Er zijn overigens nog twee tamme kastanjes (Castanea sativa), die gezien hun stamomtrekken (meer dan 450 centimeter) waarschijnlijk tot een 18de-eeuwse aanplanting behoren.
De oostgevel van het kasteel wordt op de reconstructietekening getekend met het witstenen, renaissancistisch getinte middenrisaliet met bordes. Mogelijk bestond de gevel al vóór de restauratie of wederopbouw van dit element in 1834, een periode waarin het landgoed opnieuw diepgaande wijzigingen onderging. Het fraaie nog renaissancistisch getinte middenrisaliet van de voorgevel werd in 1834 gerestaureerd en gedeeltelijk verbouwd. De vroegere aanhorigheden werden afgebroken.
Door vererving kwam de heerlijkheid in 1789 in handen van de familie de Ryckman de Bets, heren van Craywinkel (Lubbeek). De 'mevrouw' de Ryckman uit Leuven, Marie-Barbe van den Vekene (Wauters, 55), die omstreeks 1830 in de Primitieve kadastrale legger optreedt als eigenares, is vermoedelijk de echtgenote of weduwe van Lambert de Ryckman de Bets ; in 1841 laat zij de bezittingen te Winge over aan een van haar zonen, senator André-Corneille-Jean de Ryckman de Winghe. Mogelijk was deze vererving de aanleiding tot een diepgaande heraanleg van het domein.
Het gebeurt zelden dat kadasterkaarten of kadastrale opmetingsschetsen ook een gedetailleerde tuinindeling weergeven, maar de kadastrale mutatieschetsen van 1846 met betrekking tot het kasteelgoed van Sint-Joris-Winge vormen hierop een gelukkige uitzondering. De oude en de nieuwe situatie worden naast elkaar afgebeeld. Vervreemdingen, wijzigingen in gebruik, afbraak, nieuwbouw, vergroting of verkleining van bestaande gebouwen worden normaliter binnen het jaar door het kadaster geregistreerd, maar er zijn soms opvallende uitzonderingen – vooral wanneer het gaat om wijzigingen die een geringe fiscale weerslag hebben; de datering van de landschappelijke transformatie van het park (1845) wordt dus met enig voorbehoud gegeven (Halflants 1968, 263, geeft het jaar 1835 op). Het valt op dat de oude situatie al in belangrijke mate afwijkt van de aanleg die door Ferraris wordt afgebeeld: een boomgaard in plaats van de besloten siertuin ten zuiden van het kasteel; het perceel 265 is land in plaats van sterrenbos; van de hoofdvleugel van de oude neerhofgebouwen (perceel 272, nu boomgaard) getuigt nog alleen de perceelsperimeter.
Het beeld van de nieuwe situatie beantwoordt bijna tot in de details aan de eerste militaire topografische kaart (1864) en geeft daarenboven verschillende elementen weer die nog steeds een prominente plaats innemen in de parkarchitectuur: het ronde eilandje in de grote vijver (perceel 264 are) en het ronde heuveltje, circa 3 meter hoog en waarschijnlijk bedoeld als belvedère, in de zuidwesthoek van het voormalige sterrenbos (A op ons plan). Het bos is herleid tot een randplantsoen met, naar de vijver toe, golvende binnenranden. De ruimte tussen de vijver, het kasteel en de steenweg, waarin het zwaartepunt van de aanleg ligt, wordt ontsloten door een complex patroon van slingerpaden, dat bepaald wordt door de plaats van het heuveltje, zichten op het kasteel en de oevers van de grote vijver. De beplantingen worden soms individueel weergegeven, namelijk een boom op het eilandje in de grote vijver; een boom (tijdens de opmeting gebruikt als referentiepunt?) aan de zuidelijke oever van de grote vijver, ongeveer op de plaats die momenteel wordt ingenomen door een oude zomereik (Quercus robur, 318 centimeter stamomtrek). Ten zuidwesten van het kasteel wordt eveneens een bomengroepje weergegeven.
Langs één van de paden ten zuidwesten van het kasteel, ongeveer op de lijn tussen het ronde heuveltje en het kasteel, is nog een overblijfsel merkbaar van een oude rijbeplanting, met name vier oude haagbeuken (Carpinus betulus, stamomtrekken tussen 116 en 204 centimeter), misschien een relict van een 'charmille' of loofgang. Aan de zuidwestrand van het park, achter voornoemd heuveltje, is ook nog een overblijfsel te zien van een oude haag beukhaag met een snoeihoogte van circa 1,20 meter.
Ten noorden van het voornoemde heuveltje, meer in de richting van de vijver, bevindt zich een tweede, lager (1,5 meter), min of meer L-vormig heuveltje (B op ons plan), dat niet op de kadastrale opmetingsschets wordt weergegeven en dat momenteel door een merkwaardig dichte aanplanting met oude bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea', stamomtrekken tot 320 centimeter) wordt bekroond. Ook de helling van de "Wingh Bergh", gedeeltelijk land en grotendeels dennenbos, werd in de nieuwe aanleg betrokken, zij het op een bescheiden manier: de toegangsweg die voor het kasteel doorloopt tot aan de Wingebeek, wordt lijnrecht heuvelopwaarts doorgetrokken en met bomen beplant, "een mooie rechte dreef [die] klimt tot aan een helder uiteinde, de zogenaamde 'Paradijspoort'", zoals later in een beschermingsvoorstel zal worden gesteld. Deze opmerkelijk smalle (3 meter brede) dreef wordt momenteel afgelijnd door oude bruine beuken met stamomtrekken tot 360 centimeter; waarschijnlijk gaat het om de oorspronkelijke beplanting. Het vertrekpunt van de dreef aan de voet van de helling wordt geflankeerd door twee grote massieven Pontische azalea (Rhododendron luteum).
Een belangrijk gedeelte van het huidige bestand – vooral bruine beuken met stamomtrekken tussen 300 en 360 centimeter – dateert vermoedelijk uit de nadagen van het Ryckman-bewind. Dat eindigde in 1892 met de dood van Félicité de Spoelberch, de weduwe van André-C.-J. de Ryckman de Winghe. Het domein werd toen in onverdeeldheid eigendom van de erfgenamen de Ryckman en Jules Roberti en werd tot 1930, toen het werd toegewezen aan Jean Roberti de Winghe, niet meer bewoond. Hoe hardnekkig de 'heerlijkheid' Winge tot ver in de 20ste eeuw bleef voortleven, blijkt uit het volgende: het grondbezit verbonden aan het kasteel op grondgebied van Sint-Joris-Winge besloeg in 1920 nog circa 290 hectare, dit is ongeveer één vierde van het gemeentelijke grondgebied, en het poortje tussen het kasteelpark en de kerkring bestaat nog steeds.
Ook in de periode 1892-1930 werd er nog aangelegd en aangeplant. Het landschappelijk geïnspireerde patroon van wegen op de helling wordt – afgaande op de militaire topografische kaarten – omstreeks 1900 uitgebreid met twee wijde lussen, symmetrisch ten opzichte van de 'Paradijs'dreef; de huidige plattegrond doet daardoor enigszins aan een paddestoel denken. Ook buiten het oorspronkelijke park worden sieraanplantingen uitgevoerd, met name een lijnaanplanting met, afwisselend, groene en bruine beuken op de grens van de weidepercelen 161b/162a en de akkerpercelen ten zuiden daarvan. Op deze weidepercelen werden rond 1940 twee vijvers aangelegd, waardoor een perspectief ontstond dat in het hoger geciteerde beschermingsvoorstel twintig jaar later als volgt wordt beschreven: "In de verte vermoedt men het bestaan van andere vijvers, hetgeen de indruk van diepe uitgestrektheid nog verhoogt". Door de inkalving van de oevers kwam gaandeweg de stabiliteit van de beukenrij in het gedrang en in 1981-1982 werd ze helemaal gerooid.
De citaten over de "paradijspoort" en het diepteeffect van de vijvers zijn afkomstig uit een beschermingsvoorstel van 1959. Het kasteelgoed van Sint-Joris-Winge is een van de zeldzame gevallen waarin de bescherming ('klassering') door de eigenaar zelf werd aangevraagd. Aanleiding vormde het plan om de steenweg Leuven-Diest tot drie rijstroken te verbreden. Er werd toen echter vastgesteld dat daartoe de helft van Sint-Joris-Winge afgebroken moest worden en er werd een alternatief tracé voorgesteld ten noorden van de dorpskern van Sint-Joris-Winge, door het kasteelpark heen. Door de bescherming als 'landschap' op 21 september 1962 werd dit plan verijdeld.
Vanaf februari 1987 ontstond er grote beroering rond het voorstel van de eigenaar om een golfcircuit met 18 holes aan te leggen, waarvan een gedeelte betrekking had op het beschermde gebied. De tegenkanting, zowel bij een gedeelte van het publiek en de media als bij de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) was groot en berustte vooral op een principiële overweging: een 'golf ' in een 'natuurgebied' is a priori uitgesloten. Ondanks het negatieve advies van de KCML, werd op 20 augustus 1987 bij ministerieel besluit de toelating verleend voor de aanleg van een 18 holes-golf in een gedeelte van het beschermde landschap.
Bij de beoordeling van het beplantingsplan voor het golfterrein vormde het dendrologisch criterium een belangrijk element. In de beplantingslijsten werd een groot aantal minder courante (weliswaar exotische) soorten opgenomen. Daarmee werd een traditie voortgezet die sinds de Ryckman de Winghe het uitzicht van het park heeft bepaald. Enkele oude bomen, onder meer de grote bruine beuk en de twee tamme kastanjes, werden al vermeld. Van de jongere, soms moeilijk te dateren, aanplantingen maken een hele reeks bomen deel uit, die het kasteelgoed van Sint-Joris-Winge tot een niet onbelangrijke dendrologische collectie maken. Opmerkelijk is het ogenschijnlijk jonge exemplaar gewone moerascipres met hangende twijgen (Taxodium distichum 'Pendens'), in feite wortelopslag van een in 1989-1990 verdwenen boom, een zeldzaam fenomeen bij moerascipressen. De witte moerbei (Morus alba) langs de oprit naar het kasteel behoort met 156 centimeter stamomtrek tot de dikste van België.
Merkwaardige bomen (Opname in 1990, in het bestand 'Beltrees', de nummers 8932 tot en met 8940 [cursief] en op 26 augustus 1998 [vet gedrukt]. De cijfers geven de stamomtrek gemeten op 150 centimeter hoogte.)
Bron: DENEEF R. 2002: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant: Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Halflants, Jacques
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. & Halflants J. 2002: Kasteeldomein van Sint-Joris-Winge [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202401 (geraadpleegd op ).
Het kasteel is opgevat als een ruim dubbelhuis met twee verdiepingen en schilddak.
Opgetrokken in 1648, in traditionele bak- en zandsteenstijl; sokkel en speklagen; kruiskozijnen verwijderd, vensters vergroot en voorzien van luiken tijdens de 18de eeuw.
Het fraaie nog renaissancistisch getinte middenrisaliet van de voorgevel werd in 1834 gerestaureerd en gedeeltelijk verbouwd. De vroegere aanhorigheden werden afgebroken en het park opnieuw aangelegd circa 1830.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Kasteeldomein van Sint-Joris-Winge [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42832 (geraadpleegd op ).