De Watermolen op de Winge of Gempemolen was de abdijmolen van de norbertinessen van Gempe, die reeds vermeld werd in 1229 en sinds 1728 in particuliere handen is.
Historiek
De oudste vermelding van de Watermolen op de Winge of Gempemolen dateert van 1229. Toen schonk de hertog van Brabant, Hendrik I, een stuk grond met watermolen aan de kloostergemeenschap van norbertinessen. Tot dan behoorde de molen met omgeving tot het hertogelijk domein. De kloosterzusters kregen ook de rechten op de grote Gempevijver, de spaarvijvers die water leverde om tijdens droge zomers de molen aan te drijven, als de Molenbeek niet genoeg kracht leverde.
Gedurende een periode van 500 jaar bleven de molen en de spaarvijvers eigendom van het norbertinessenklooster van Gempe, ook 'Insula Ducis' of 's Hertogeneylant' genoemd. Op het einde van de 15de eeuw is er reeds sprake van een bovenslagrad.
De molen werd op 15 september 1728 door de norbertinessen verkocht aan molenaar Jan Baudewijns en zijn vrouw Anne Hermans. Opvallend is dat de vijvers eigendom blijven van het klooster van Gempe. In de Franse periode wordt het klooster opgeheven en alle eigendommen publiek verkocht, waaronder ook de spaarvijvers. Mogelijks heeft de eigenaar van de molen de spaarvijvers toen gekocht. In 1880 erft Paul De Heen de molen, woonhuis, vijvers, weiden, bos en 'oserai' (grond waarop schaarhout gewonnen wordt); in totaal 11 hectare 44 are 40 centiare van zijn ouders Pierre van Heen en Jeanne Lambrechts. In 1886 verkoopt de weduwe van Paul De Heen en haar zoon Pierre de molen en spaarvijvers aan een familielid, Maria C.V. De Heen (weduwe Meskens). Deze verkoopt dan eerst in 1900 de molen aan Louis Petrus Keldermans en in 1902 verkoopt ze in verschillende loten de tot bos of 'oserai' omgevormde vijvers en de molen met molenwoonhuis. In die tijd werd de molen ook met een stoommachine en later met een dieselmotor (lister) aangedreven. De achtergebouwen van het molengebouw, waar op dat moment de Lister- en dieselmotor stonde die het tweede steenkoppel kon aandrijven, zijn later afgebroken.
In 1920 erft Constantia Grauwels de molen van Petrus Keldermans. De erfgenamen van Constantia Grauwels (Grauwels/Meynckens) verkopen in 1939 de molen aan Alfons Schollen en Leontina Van Nerum.
In 1943 werd het houten bovenslagrad vervangen door een ander rad. De molenaar kocht het middenslagrad van de Heilige Geestmolen van Sint-Pieters-Rode op (op de Wingebeek) en bouwde het om tot een bovenslagrad met metalen as maar met houten schoepen. Om het binnenwerk aan te kunnen drijven werd de as voorzien van de metalen kubusachtige verdikking.
Op 12 april 1944 werd de molen beschermd als monument. De molenaarswoning was in deze periode ook bekend als afgelegen café. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er nog heel wat gemalen maar de activiteit doofde langzaam uit en in 1963 werd de molen verkocht aan de familie Lavaerts - Nulens, die het gebouw als buitenverblijf inrichtte en de achtergebouwen grotendeels sloopte.
Na jarenlange stilstand kocht de Brouwerij van Haacht in de jaren 1990 om er, na een grondige restauratie, de molenaarswoning in te richten als café.
Beschrijving
De molen werd naar alle waarschijnlijkheid hier ingeplant omwille van de samenvloeiing van 3 beken: de Molenbeek, de Sassenbeek en de Kraaiwinkelbeek. Daarnaast waren de omstandigheden ideaal voor de aanleg van een watermolen: het moerassig gebied leende zich uitstekend voor de aanleg van spaarvijvers en de vallei had voldoende verval om een bovenslagrad te kunnen installeren. De bedding van de Molenbeek werd ook hogerop in de vallei gelegd zodat er een molen met een hoger verval en bovenslagrad kon gebouwd worden; de drie opgestuwde beken stonden in verbinding met de spaarvijvers die vóór een molendijk aangelegd werden. De drie beken samen hebben in de zomerperiode een debiet dat niet altijd volstaat om de molen aan te drijven: spaarvijvers boden hiervoor een oplossing.
Gebouw in bak- en zandsteenbouw op fundamenten van ijzerzandsteen aan de zijde van de Winge. De uitstekende keermuur wijst duidelijk op twee bouwcampagnes. De voorgevel werd aangepast tijdens midden 18de eeuw: steekboogramen met uitstekende sluitsteen. De achterbijbouw met zijpuntgevel is voorzien van schouderstukken en muurvlechtingen.
- GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
- DE VUYST H., DE SCHEPPER J. & STEVENS K. 2005: Herbestemmen van industrieel erfgoed, in M&L 24.1, Brussel, 13.