Teksten van Weeshuis met poortgebouw

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42846

Weeshuis met poortgebouw ()

Imposant, neoclassicistisch weeshuis met poortgebouw uit het tweede kwart van de 19de eeuw naar ontwerp van stadsarchitect François Drossaert.

Historiek

Op de plek van het voormalige weeshuis bevond zich sinds de 17de eeuw het Capucijnenklooster. Deze orde kreeg in 1669 de toelating om zich hier te vestigen en in 1671 werd begonnen met de bouw van de kerk en het klooster naar een ontwerp van Gillis van Aelst. Het klooster werd in gebruik genomen in augustus 1672, de kapel in juli 1674. Na een eerste brandstichting door Franse soldaten op 19 maart 1793 werd het ensemble nog hersteld maar nadat het klooster op 30 april 1795 opnieuw in brand werd gestoken, bleven enkel het oostelijke pand en de spreekkamer bewaard. Op 28 september 1796 verlieten de paters gedwongen het klooster en op 29 augustus 1798 werd het klooster verkocht door de Franse Republiek aan verschillende particulieren.

In 1830 besliste het stadsbestuur om een nieuw weeshuis op te richten in de stad en daarvoor werden de terreinen van het voormalige klooster aangekocht. Op 20 mei 1834 volgde de eerstesteenlegging door de Brabantse gouverneur baron de Stassart, met een inzegening door kardinaal Engelbert Sterckx. De plannen werden opgemaakt door de nieuwe stadsarchitect François Drossaert en omvatten het hoofdgebouw met ingebouwde kapel aan het nieuwe Kapucijnenplein, twee oostelijke zijvleugels (waarvan één aan de Kapucijnenstraat) en een achtervleugel rond een rechthoekig binnenplein. Midden 19de eeuw werd het poortgebouw aan de Kapucijnenstraat opgetrokken, evenals de noordelijke vleugel aan de Kapelstraat.

Door de bouw van het weeshuis ontstond ook het Kapucijnenplein, wat voorheen slechts een kleine open ruimte was nabij de Langestraat. In 1930 werd op dit plein, voor het hoofdgebouw, een plantsoen aangelegd met een eeuwfeestboom.

In de eerste helft van 1838 werd het weeshuis in gebruik genomen. Naast de gescheiden opvang van weesmeisjes (door de Grauwzusters) en weesjongens (door de Cellebroeders) was aanvankelijk ook voorzien in de huisvesting van de Grauwzusters. Omdat er geen akkoord werd bereikt met deze orde, werd hun plaats ingenomen door het gemeentelijk college en later – vanaf 1911 – de Provinciale Normaalschool van Tienen (PNT). Vanaf 1920-1921 diende het complex ook voor de opvang van bejaarden (voorheen in de Gilainstraat) en na het bombardement van het Sint-Janshospitaal op 25 mei 1945 werd het complex ingericht als noodhospitaal. Na de bouw van een nieuw ziekenhuis verlieten op 1 maart 1968 de acute zieken het complex en vier jaar later ook de chronisch zieken. In 1975 ten slotte ontruimden de directeur en directrice (van weeshuizen en bejaardentehuizen) hun appartementen in het gebouw waarna het complex bijna volledig leeg kwam te staan.

In 1993-1995 volgde een ingrijpende renovatie en herbestemming van het complex tot sociale woningbouw. Hierbij bleven van het hoofdgebouw enkel de straatgevels bewaard, evenals twee doorgangen naar het binnengebied. De neoclassicistische kapel werd volledig gesloopt en ook het poortgebouw werd grotendeels afgebroken (zes van de acht traveeën). Begin 21ste eeuw werd het binnengebied volledig heraangelegd met de bouw van een vijftigtal woningen rond een centraal plein.

Beschrijving

De voorgevel van het weeshuis sluit het Kapucijnenplein af aan de noordoostzijde. De zuidelijke zijgevel van dit gebouw vormt de aanzet van de Kapucijnenstraat die vanaf het Kapucijnenplein visueel afgesloten wordt door het poortgebouw. Vóór het weeshuis bevindt zich een segmentboogvormig plein.

Het weeshuis is een breedhuis met een aan beide zijden afgewolfd zadeldak (donkere dakpannen). Het telt twee bouwlagen en heeft aan het Kapucijnenplein een symmetrische voorgevel van dertien traveeën en aan de Kapucijnenstraat een zijgevel van drie traveeën. De voorgevel wordt gedomineerd door een centrale, vooruitspringende zuilengang die uitgevoerd is in blauwe hardsteen en die bestaat uit vier monumentale Ionische zuilen, rustend op een verhoging van zeven zware treden, en met een zwaar horizontaal hoofdgestel dat sinds begin twintigste eeuw bovenaan het opschrift ‘WEEZENHUIS’ bevat in vergulde letters.

De voorgevel is verder relatief vlak uitgewerkt met een licht vooruitspringende middenrisaliet van drie traveeën achter de zuilengang en twee hoekrisalieten. De voorgevel is bepleisterd en licht geschilderd maar wordt verlevendigd door het gebruik van blauwe hardsteen voor de centrale zuilengang, de achterliggende traveeën op de begane grond, de plint, de waterlijst en de decoratieve deur- en vensteromlijstingen van de twee hoekrisalieten. Daarnaast is zandsteen gebruikt voor neggen aan weerszijden van de hoekrisalieten en voor de gevels op de begane grond (bossage) die zich bevinden tussen de hoekrisalieten en de zuilengang.

Met uitzondering van de centrale zuilengang is de voorgevel eerder horizontaliserend uitgewerkt met waterlijsten ter hoogte van de onderzijde van de vensters op de eerste verdieping, erboven een stenen waterlijst die doorloopt in het centrale hoofdgestel en een geschilderde houten kroonlijst die eveneens doorloopt in het centrale hoofdgestel (op klossen). Tussen de bovenste waterlijst en de kroonlijst bevinden zich ronde decoratieve elementen, vermoedelijk ter afdekking van stellinggaten. In de zandstenen gevel op de begane grond bevinden zich verdiepte panelen boven de vensters.

De gevelopeningen zijn rechthoekig met uitzondering van de rondboogvormige gevelopeningen op de begane grond van de drie centrale traveeën. Het schrijnwerk bestaat uit geschilderde houten T-ramen met opgedeeld bovenlicht en driedelige raamvleugels. De rondboogvormige gevelopeningen hebben dubbele, geschilderde houten deuren met grote deurlichten en een bovenlicht met straalvormige roedeverdeling. Ook de doorgangen in de hoekrisalieten hebben aan de voorgevel geschilderde dubbele deuren die voorzien zijn van drie deurlichten. Deze deuren hebben blauwharstenen omlijstingen onder een verguld opschrift (“JONGENS” links en “MEISJES” rechts) en een driehoekig fronton. Aan weerszijden van beide deuromlijstingen bevinden zich schamppalen in blauwe hardsteen, evenals op de hoek van het Kapucijnenplein en de Kapucijnenstraat.

De zijgevel aan de Kapucijnenstraat sluit aan op het hoekrisaliet van de voorgevel maar is meer eenvoudig gehouden, met een zandstenen plint die voorzien is van keldervensters waarvan het linkse blind, en eenvoudige rechthoekige vensters zonder blauwhardstenen omlijsting op de eerste verdieping. Tussen de bovenste waterlijst en de kroonlijst bevindt zich centraal een verdiept paneel.

De deuren in de hoekrisalieten geven toegang tot gewelfde doorgangen. De noordelijke doorgang is geknikt en heeft een tongewelf, een zandstenen plint van circa één meter en in de zuidgevel een blinde deur- en vensteropening. De zuidelijke doorgang heeft een segmentboogvormig gewelf en verbreedt aan de achterzijde tot een onregelmatig achtdelig kruisgewelf. De noordgevel bevat een herdenkingsplaat naar aanleiding van de eerste steenlegging voor de bouw van de sociale woonwijk in 1994, de zuidgevel een deuropening. Aan de achterzijde zijn deze doorgangen open (rondboogvormig aan de noordzijde, segmentboogvormig aan de zuidzijde) met zandstenen omlijsting.

Het poortgebouw in de Kapucijnenstraat is een L-vormig volume van twee bouwlagen met kroonlijst onder afgewolfde zaldaken (donkere dakpannen). De voorgevel die dwars staat op de Kapucijnenstraat is symmetrisch, bepleisterd en heeft een middenrisaliet onder een driehoekig fronton met een rond oculus. Deze gevel wordt verder gekenmerkt door een waterlijst tussen de eerste en tweede bouwlaag en een rondboogvormige poortdoorgang met zandstenen neggen aan weerszijden. Deze poortdoorgang heeft een geschilderde houten poort onder een blind boogveld. De zuidelijke zijgevel aan de Kapucijnenstraat is een witgeschilderde bakstenen gevel met drie blinde rechthoekige vensters op de eerste verdieping en twee spleten met metalen spijl op de begane grond. Aan de achterzijde, zichtbaar vanaf het Kloosterhof bevinden zich drie haaks op elkaar staande witgeschilderde bakstenen gevels. Het dak snijdt deze hoek deels af. De westelijke noordgevel heeft een blinde, segmentboogvormige poort op de begane grond en een centraal venster met openslaande ramen boven, de oostgevel een segmentboogvormige poort onder een blind boogveld, en de oostelijke noordgevel een centraal venster met openslaande ramen boven en beneden. De vensters boven hebben een metalen parapet.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000681, Capucienenvleugel vml weeshuis met kapel en poortgebouw (DE MAEGD C. 1982).
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/24107/103.1, Weeshuis met poortgebouw in Tienen (S.N. 2023).
  • DE DECKER P. e.a. 1999: Huiszoeking, een kijkboek sociale woningbouw aangeboden door Leo Peeters, Brussel.
  • KEMPENEERS P. 1999: Thuis in Thienen II, Tienen, 805-808.
  • S.N. 1985: Tienen 1635 Geschiedenis van een Brabantse stad in de zeventiende eeuw, Brussel.
  • S.N. 2004: De kleuren van De Keyser, Heverlee, 10-14.

Auteurs:  Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vandeweghe E. 2023: Weeshuis met poortgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/430829 (geraadpleegd op ).


Weeshuis ()

Voormalig weeshuis in imposante classicistische stijl naar ontwerp van François Drossaert uit 1834.

Historiek

Vanaf 1669 waren de kapucijnen aanwezig in Tienen. In 1671 werd de opbouw van de kerk en klooster aangevat naar ontwerp van Gillis van Aelst. Het ensemble diende volledig heropgebouwd na de brand van 1793. Na de opheffing van de orde in 1795 werden de gebouwen in 1796 geveild. Aldus kwamen ze vooreerst in het bezit van verscheidene particulieren, later echter werd het stedelijk bestuur eigenaar van het volledige complex en liet er rond 1834 op de plaats van de vroegere gebouwen een weeshuis oprichten.

Vanaf 1751 verbleven de wezen in het Sint-Laureisgasthuis, maar in 1798 werden ze overgebracht naar het klooster van de Alexianen. Daar konden ze niet blijven en de gemeenteraad besprak op 9 juni 1830 het voorstel om een nieuw weeshuis te bouwen in de stad. De keuze viel hierbij op het ‘Capucienenhoff’. Architect François Drossaert tekende de plannen.

De linkerzijde van het gebouw werd voorzien voor de opvang van weesmeisjes en de huisvesting van de grauwzusters. Omdat er geen akkoord werd bereikt met de orde, kwam om deze plaats het gemeentelijk college. De rechtervleugel werd bewoond door de weesjongens onder toezicht van de Cellebroeders. Vanaf 1843 werden de weesmeisjes toevertrouwd aan de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Namen.

In 1994 kreeg de site een nieuwe functie als sociale woonwijk, nadat de gebouwen jaren hadden leeggestaan.

Beschrijving

Het grondplan van het gebouw, voorzien van twee vleugels, heeft ongeveer de vorm van een trapezium. De voorgevel vormt een zuilengang, rustend op een verhoging van zeven zware treden. Vier ionische zuilen dragen een horizontaal hoofdgestel met de naam ‘WEEZENHUIS’ in vergulde letters.

  • GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000681, Capucienenvleugel vml weeshuis met kapel en poortgebouw, beschermingsdossier, doos 58.28 map 6583.
  • KEMPENEERS P. 1999: Thuis in Thienen II, Tienen, 805-808.

Auteurs:  Foubert, Annemie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Foubert A. 2013: Weeshuis met poortgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/150401 (geraadpleegd op ).


Weeshuis ()

De Bedelorde werd in de stad toegelaten in 1669. In 1671 werd de opbouw van de kerk en klooster aangevat naar ontwerp van Gillis van Aelst. Het ensemble diende volledig heropgebouwd na de brand van 1793.

Na de opheffing van de orde in 1795 werden de gebouwen geveild in 1796. Aldus kwamen ze vooreerst in het bezit van verscheidene particulieren; later echter werd het stedelijk bestuur enig eigenaar van het complex en liet ter plaatse van de voormalige gebouwen, het weeshuis oprichten (19de eeuw).

In deze vorm, groot gebouw met streng en monumentaal uitzicht; trapezoïdaal grondplan dat drie vleugels omvat, gericht op een zwaar voorportaal op ionische zuilen. Neoclassicistisch ensemble van zandsteen gedagtekend 1835 op het hoofdgestel (architect Drossaert ?).


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Weeshuis met poortgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42846 (geraadpleegd op ).