Modernistisch kantoorgebouw op de hoek van Lange Koepoortstraat en Sint-Paulusstraat, naar een ontwerp door het Rotterdamse Architectenbureau Brinkman & Van den Broek uit 1938. Opdrachtgever was de scheepvaartagent Phs. Van Ommeren Comptoir Maritime Anversoise. Na het verkrijgen van de bouwvergunning in juni 1938, werd in augustus van dat jaar een bijkomende aanvraag ingediend om nog een extra verdieping toe te voegen. In augustus 1939 was het Van Ommeren-Huis voltooid. De oorspronkelijke vliesgevel uit staal en glas werd omstreeks 1975 een eerste maal volledig vernieuwd, met gebruik van aluminium profielen in een afwijkende structuur en onderverdeling. Na de herbestemming tot woonresidentie met handelsruimte “Glazenhuis”, onderging het vroegere kantoorgebouw een ingrijpende renovatie, naar een ontwerp door het architectenbureau Conix Architects (Christine Conix) uit 2006-2007, opgeleverd in 2009. De bovenbouw kreeg een volledig nieuwe gevelstructuur, gevormd door een raster van stalen I-profielen dat teruggreep naar de hoofdstructuur van het oorspronkelijke ontwerp, maar in een zwaardere uitvoering, met een quasi doorlopende beglazing zonder de karakteristieke roedeverdeling.
Phs. Van Ommeren Comptoir Maritime Anversoise, was de Antwerpse vestiging van de Rotterdamse rederij nv Phs. Van Ommeren Scheepvaartbedrijf. Deze was in 1922 opgericht door Philippus Van Ommeren (Rotterdam, 1861-Wassenaar, 1945), maar het bedrijf van de cargadoors- en redersfamilie Van Ommeren klom in oorsprong op tot 1839. In 1999 fuseerde Van Ommeren met het veembedrijf Pakhoed tot Vopak.
Het Van Ommeren-Huis behoort tot de eerste realisaties van het Architectenbureau Brinkman & Van den Broek, dat onder deze naam actief was van 1937 tot 1949. Het kantoor van de ingenieurs Jan Brinkman en Jo Van den Broek was de opvolger van het in 1925 opgerichte bureau J.A. Brinkman & L.C. van der Vlugt architecten. In zijn twaalfjarige bestaan leverde Brinkman & Van der Vlugt een beslissende bijdrage tot de uitbouw van het moderne Rotterdam, met iconische gebouwen als de Van Nelle-fabriek (1925-1931), de directeursvilla’s Van der Leeuw en Sonneveld (1927-1933), de Bergpolderflat (1932-1934) en het Feyenoord-stadion (1934-1936). Van den Broek, die de plaats innam van de overleden Van der Vlugt, had zich in 1937 laten opmerken als ontwerper van het Nederlands paviljoen op de Wereldtentoonstelling van Parijs. Het Van Ommeren-Huis werd ontworpen in de gestroomlijnde vormgeving van de Internationale Stijl, die Brinkman & Van der Vlugt eerder tot zijn handelsmerk had gemaakt. Ingeplant op een beeldbepalende locatie in de oude binnenstad, behoorde het Van Ommeren-Huis in Antwerpen niet alleen tot de meest radicale uitingen van de Internationale Stijl, maar tot de typologisch meest innovatieve kantoorgebouwen van zijn tijd. Vanwege ziekte trok Brinkman zich al vanaf 1938 geleidelijk terug uit het bureau. Van den Broek richtte in 1951 met Jaap Bakema het bureau Van den Broek & Bakema Architecten op, dat met baanbrekende projecten als De Lijnbaan de naoorlogse wederopbouw van Rotterdam mee vorm gaf.
Het Van Ommeren-Huis bestaat uit een ondiepe, gebogen voorbouw van acht traveeën, en vijf bouwlagen onder een plat dak. Deze leunt aan tegen het hoger opgetrokken trappenhuis, en wordt over de eerste drie verdiepingen bekroond door een dakverdieping aansluitend bij het dakterras. Hierbij sluit ter hoogte van begane grond en eerste verdieping een open, dubbelhoge kantoorhal op een quasi rechthoekige plattegrond aan, die verder het volledige perceel beslaat, afgedekt met een beglaasd sheddak (nok loodrecht op de voorbouw). Het gebouw is opgetrokken met een skeletstructuur uit gewapend beton op een Franki-paalfundering, maar ontleent zijn volkomen transparante, haast immateriële karakter aan de spiegelende vliesgevel uit staal en glas. Het gestroomlijnd vormgegeven kantoorgebouw ontleent een krachtige plastische expressie aan de stapeling van volumes, die de functionele indeling en ruimtelijke organisatie tot uiting brengt. De samenstellende hoofdonderdelen zijn: de horizontaal gemarkeerde pui als publiekszone, het verticaal geaccentueerde trappenhuis als circulatiezone, de overstekende bovenbouw van de gestapelde kantoorplateaus, en de ingekorte dakverdieping die het cafetaria en de conciërgewoning huisvest.
De huidige gevelopstand wijkt fundamenteel af van het oorspronkelijke concept, dat daarom in detail wordt beschreven op basis van de bouwplannen en archieffoto’s. In de pui met pilotis-structuur is nagenoeg over de volledige breedte een doorlopend beglaasde erkerpartij met korte luifel ingekast, gevat tussen de terugwijkende sokkel en het bovenlicht, en gebroken door het middenportaal. Als kleurstelling vermeld het gevelontwerp zwart gepolijst ‘syenit’ voor de sokkel, wit metaal voor de erker en een grijze betonafwerking voor de pilotis. Het trappenhuis met een grijze betonafwerking, onderscheidt zich door een doorlopend traplicht, waarvan de beglazing gevat is in rastervormige, metalen roedeverdeling, vanaf een pui met vleugeldeur. De vliesgevel van de bovenbouw vormt een fijne, stalen rasterstructuur opgebouwd uit vier rijen van acht gelijke vierkanten, volgens het gevelontwerp met een bruin gelakte afwerking. Elk vierkant is op zijn beurt onderverdeeld in vier ongelijke registers van vier vakken, met ondoorzichtig, gehamerd glas in het onderste en transparant glas in de drie bovenste registers. Elk vierkant beschikt over één opendraaiende raamvleugel in het linker vak, en vier klapramen in het bovenste register. De beglaasde dakverdieping met een pilotisstructuur en vlaggenmasten, is met het trappenhuis verenigd onder een overstekende, geknikte luifel; een witgelakte, stalen buisleuning bekroont de daklijst van de bovenbouw.
Volgens de bouwplannen biedt de begane grond in de voorbouw ruimte aan de lokettenhal met wachtruimte, geflankeerd door de directiekantoren. De dubbelhoge kantoorhal die grenst aan de lokettenhal, wordt verder aan drie zijden omringd door een gordel kantoren, wacht- en spreekkamers, sanitair en dienstlokalen, afgeschermd door glaspuien. Op de eerste verdieping, aan de vide van de kantoorhal ontsloten door een wenteltrap en galerij met balustrade, bevinden zich onder meer een koffiekamer, raadzaal en de overige kantoren van Van Ommeren. De tweede en derde verdieping vormen doorlopende kantoorplateaus bestemd voor verhuur, met een parallelle archief en bergingszone aan de achterzijde. De korte vierde verdieping huisvest het cafetaria met dakterras en de conciërgewoning. Het geheel wordt ontsloten door het trappenhuis met lift. De kelderverdieping groepeerde archiefruimten, fietsenstallingen, kleedkamers en de stookplaats. Sinds de renovatie uit 2006-2009 beslaat een handelsruimte de volledige begane grond met behoud van het sheddak, en zijn de bovenverdiepingen opgedeeld in flats, met toegangsgalerijen aan de achterzijde.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2018: Van Ommeren-Huis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281464 (geraadpleegd op ).
Hoekbuilding (kantoorgebouw) van negen traveeën en vijf bouwlagen onder plat dak. Skeletbouw met gebogen gordijngevel van staal en glas, uitgevoerd naar ontwerp van het architectenbureau Brinkman en Van den Broek (Rotterdam) in 1938. Wordt algemeen beschouwd als een hoogtepunt van nieuwe zakelijkheid. Opvallend door contrast en situatie, waardoor het als nieuw referentiepunt in het straatbeeld fungeert. Onlangs vernieuwde beglazing die onderverdeling wijzigde.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Van Ommeren-Huis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4295 (geraadpleegd op ).