Hoeve, gelegen in de bocht van de gekasseide Konijnenbergstraat, net buiten de dorpskern van Goetsenhoven. Ze bestaat uit een centraal erf met boerenburgerhuis en aansluitende schuur ten zuidoosten; parallel ermee, ten noordwesten ligt de stal annex bakhuisje; beide vleugels zijn met elkaar verbonden door een haaks afdak dat het erf aan de westzijde afsluit. Hoewel de sluitsteen boven de schuurpoort het jaartal 1752 draagt, betreft het hier vermoedelijk een hoeve die gebouwd werd in het begin van de 19de eeuw.
Historiek
De hoeve komt niet voor op de Villaretkaart (1745-1748) noch op de Ferrariskaart (1771-1778), maar wel op het primitief kadaster (1816), in eigendom van de familie Finoulst. Ze wordt er weergegeven als een rechthoekig volume, parallel aan de straat. Door P. Kempeneers wordt de hoeve vernoemd naar de eerste bewoners, met name “Pachthof van Finoulst”. De hoeve wordt in 1864 verkocht aan landbouwer Rutten. De uitbreiding van de hoeve met de stal en bijhorend bakhuis werd in 1887 geregistreerd in het kadaster. De hoeve werd in 2003 grondig verbouwd om er een eengezinswoning met gastenverblijf in onder te brengen alsook om een bureau in te richten in de achterliggende stal.
Beschrijving
Het langgestrekte volume aan de straat is gevat onder een zadeldak met donkere pannen (nok evenwijdig met de straat) en bestaat in het noordoosten uit een woonhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen met aansluitend in het zuidwesten een dwarsschuur van twee traveeën. Het betreft een verankerde rode baksteenbouw in gestrekt verband; de straatgevel is aan beide zijden afgewerkt met een hoekketting in witte natuursteen. Minstens tot in de jaren 1960 was het gebouw voorzien van een witgeschilderde bepleistering met schijnvoegen.
Het woonhuis is opgevat als een dubbelhuis met rechthoekige muuropeningen in witte natuurstenen omlijstingen met rollaag erboven; beluikte benedenvensters. De gevel van het woonhuis wordt gekenmerkt door een vernieuwde, grijs geschilderde kroonlijst en door de doorlopende, natuurstenen onderdorpels van de bovenvensters. De rechthoekige deur met deurkalf en bovenlicht wordt voorafgegaan door een natuurstenen trapje van vier treden. Het schrijnwerk werd integraal vernieuwd. De oostelijke zijgevel is op twee rechthoekige zoldervensters blind. De achtergevel kent dezelfde traveeënopbouw als de voorgevel. Rechts van de woning geeft een ijzeren hek rechtstreeks toegang tot het erf.
Het schuurvolume heeft in de rechtertravee een grote rondboogpoort in een omlijsting van gobertange. Op de sluitsteen is het jaartal 1752 aangebracht, geflankeerd door twee muurankers. Dit jaartal lijkt echter niet te kloppen met de historische kaarten. Misschien werd de jaartalsteen gerecupereerd van een ander gebouw. Boven de poort is een korfbogige beeldnis met een krijger zonder attributen. De poortopening heeft in de achtergevel een rechte latei met segmentbogige ontlastingsboog. Boven de poort werd daar een nieuw breed venster ingebracht.
Aan de rechterzijde van het woonhuis bevindt zich een gekasseide oprit naar het erf. Vooraan wordt ze afgesloten door een recent poorthek.
De achterliggende stal is een gebouw in rode lokale baksteen van één bouwlaag onder pannen zadeldak. De erfgevel is ingedeeld in vier traveeën: twee deuren met erboven een laadvenster en twee kleine stalvensters. Aansluitend in het oosten is er nog een klein bakhuis onder zadeldak met een deuropening en venstertje; in de zijgevel is er een uilengat; de noordzijde heeft een nieuw groot schuifraam gekregen.
- Bouwarchief Tienen, nr. B10171 (2003) en B10233 (2003).
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Leggers Tienen, Afdeling XII (Goetsenhoven), artikels 140, 1254, 1098, 1941, 1820 en 2513.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Tienen, Afdeling XII (Goetsenhoven), 1887/8.
- KEMPENEERS P. 2002: Oost-Brabantse plaatsnamen: 9 Goetsenhoven, Toponymica, Leuven, 131.