De Sint-Joriskerk is een landelijke parochiekerk, gebouwd rond 1778 in classicistische stijl ter vervanging van een oudere kerk. Ze werd ingeplant op een lichte verhevenheid te midden van een ommuurd kerkhof.
Oorbeek, een nog landelijk dorp ten westen van Tienen, bezat reeds in 1146 een kerkje want dat jaar verkreeg de abdij van Tongerlo de helft van de kerk, “dimidium fundum ecclesie de Orbeke”. Anderzijds had de benedictijnerabdij van Vlierbeek reeds vóór 1156 van Lambrecht van Oorbeek bepaalde rechten verworven. In 1246 vond echter een belangrijke ruil plaats tussen Tongerlo en het Sint-Germanuskapittel van Tienen. Sindsdien bezat dit kapittel het patronaatsrecht samen met Vlierbeek dat te Oorbeek niet alleen over aanzienlijke goederen maar ook over twee derden van de tienden beschikte.
De huidige Sint-Joriskerk werd door de abdij van Vlierbeek rond 1778 opgetrokken ter vervanging van een bouwvallig bedehuis. Over deze voorloper zijn geen gegevens bekend.
De Sint-Joriskerk, op de hoek van Hoxemstraat en de Sint-Jorisstraat, ligt aan de rand van een kleine agglomeratie die sinds begin jaren 1970 aan westzijde wordt doorsneden door de autosnelweg Brussel-Luik.
Deze qua omvang bescheiden plattelandskerk is ingeplant op een lichte verhevenheid, temidden van een ommuurd kerkhof. Ze bestaat uit een eenbeukig, vier traveeën diep schip met ingebouwde, vierkante westtoren en wordt voorafgegaan door een smaller, even hoog en één travee diep rechthoekig koor met aanleunend een kleine oostsacristie. Ze is opgetrokken in baksteen met gebruik van Gobertange voor plint, hoekkettingen, kroonlijst, steigergaten en omlijstingen, het geheel afgedekt met een natuurleien bedaking met houten dakkapellen.
De sobere classicistische vormgeving komt tot uiting in een weinig gearticuleerd, compact volume onder doorlopend, ter hoogte van het koor schildvormig afgewerkt zadeldak met aan westzijde een gedrongen, ingebouwde vierkante toren met rondbogige galmgaten en ingesnoerde spits. Bijzonder karakteristiek is de afgeschuinde overgang van beuk naar smallere koortravee en sacristie. De symmetrische wandgeleding beperkt zich tot een register van hoge rondboogvensters in een vlakke omlijsting met vooruitspringende sluitsteen en imposten terwijl de sacristie, afgedekt met drie licht gebogen dakschilden is opengewerkt met smalle, rechthoekige en getraliede vensters in een vlakke omlijsting met vooruitspringende sluitsteen. De toegang in de vorm van een eenvoudige korfboogdeur, ingeschreven in een rechthoekige omlijsting met bekronende druiplijst bevindt zich sinds 1787 in de westwand. De originele toegang bevond zich naar verluidt aan de zuidzijde zoals lijkt bevestigd door bouwsporen.
Het sobere kerkportaal met donkergrijze natuurstenen vloer en hardstenen wijwatervat leidt via een opgeklampte, dubbele eiken deur met lichtgetoogde Gobertange omlijsting naar de éénbeukige kerkruimte, vrijwel egaal verlicht met licht getinte (wit/lichtgeel/lichtgroen) glas-in-loodramen. Het monochroom witgeschilderde interieur met originele wit-zwarte natuurstenen tegelvloer is afgedekt met een gestucte, vlakke zoldering met spiegel en brede kooflijst, opgehoogd met een sobere, classicistische profilering die zonder onderbreking wordt doorgetrokken in het koor met zijn karakteristieke hoekafrondingen.
De rustige en heldere, klassieke ruimte wordt verrijkt met een kwaliteitsvol, overwegend uit de tweede helft van de 18de eeuw daterend meubilair:
De parochiekerk is ingeplant op een lichte verhevenheid, te midden van een volledig ommuurd kerkhof. Aan noordzijde bevindt zich het oudste gedeelte van de ommuring, opgetrokken in Gobertange met bakstenen ezelsrug en doorbroken met een momenteel dichtgemetseld rondboogpoortje dat voor een directe verbinding zorgde met de achterliggende en inmiddels verkochte pastorie. Aan de overige zijden wordt het kerkhof afgesloten met een getrapte, bakstenen ommuring met hardstenen dekplaten, vermoedelijk daterend uit het einde van de 19de eeuw. De enige toegang bevindt zich aan westzijde, in de as van het kerkportaal en wordt gemarkeerd door een smeedijzeren hekwerk, gevat tussen bakstenen pijlers met hardstenen sokkel, sierband en bolbekroning. Voorheen werd de toegang geflankeerd door twee hoogstammen die omwille van hun storende omvang werden gekapt. Momenteel vormen twee taxussen in de zuidwesthoek de enige begroeiing van de met rood grint bedekte begraafplaats.
Het kerkhof telt ruim 130 graftekens, op enkele uitzonderingen na van relatief recente datum. De oudste vier zijn in de kerkmuur ingemetseld. In de zuidmuur werden van west naar oost de grafplaten van Cathlyn van Oirbeeck (†1475), “D. Joannes Jacobus Schotti D. de Bouvelle summus praetor Thenensis A° 1679” en van B. J. Joostens, kanunnik van de abdij van Grimbergen († 1876) ingewerkt; in de noordmuur van het koor de grafplaat van voormalig pastoor J. F. de Ram († 1848). Tegen de zuidmuur, ter hoogte van het koor, werd eveneens een geajoureerd gietijzeren grafkruis aangebracht, beschermd door een afdakje. Tot de oudste graftekens op het kerkhof zelf behoren een tiental exemplaren die zich duidelijk onderscheiden door hun vormgeving en/of lokaal historisch belang. Precies door hun specifieke voorkomen en hun uitzonderingskarakter zijn ze sterk beeldbepalend voor deze kleine, landelijke begraafplaats.
De nummers I - III: drie met paaltjes en kettingen omheinde graven van het sarcofaagtype met bijhorende stele met inscriptie, fotomedaillons en bekronend kruis; blauwe hardsteen:
De nummers IV-VI: drie geajoureerde, gietijzeren grafkruisen met Maria- en Christusfiguur in het centrum; zwart en zilver geschilderd:
De nummers VII-IX: drie graven van de lokale kasteelheren, de familie Storms: een vlakke zerk, waarvan twee in combinatie met een stele en omheind met een metalen hekken; blauwe hardsteen; neoklassiek:
Het nr. X: sarcofaagtype met stele met opschrift; blauwe hardsteen en marmer:
Bron: Beschermingsdossier DB002245
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2006: Parochiekerk Sint-Joris met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/146508 (geraadpleegd op ).
Gebouw in classicistische stijl (1778?) opgetrokken uit bak- en zandsteen.
Grondplan uitgewerkt als volgt: één beuk van drie traveeën tussen de ingebouwde toren aan de westzijde, en het rechthoekige koor met aanpalende sacristie aan de oostzijde.
Mobilair. Tegen de zuidgevel een fraaie niet gedateerde gotische grafsteen.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Parochiekerk Sint-Joris met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/43114 (geraadpleegd op ).