is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg: dwarsschuur
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg: kapel en kluis
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Onze-Lieve-Vrouwekapel
Deze vaststelling was geldig van tot
Bedevaartcomplex met kapel in traditionele bak- en zandsteenstijl gebouwd in de 16de eeuw met uitbreidingen in de 17de en 19de eeuw, op de grens van Zoutleeuw en het Limburgse Runkelen.
De kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg ligt in het noordoosten van Zoutleeuw, op de grens met Runkelen (Limburg), langs de oude Osseweg (via bovinia), genoemd naar de ossenstal of ossenkooi die zich hier in de 14e eeuw bevond. De kapel is dominant ingeplant op een heuvel en lag aan de basis van het huidige gehucht Osseweg.
Volgens de legende gaat het ontstaan van dit bedevaartsoord terug tot een miraculeus Mariabeeld dat door een boer op zijn akker werd gevonden. Met de giften van de bedevaarders werd in 1536-1538 een eerste kapel gebouwd, waarrond zich een bescheiden agglomeratie ontwikkelde. De kapel, ter grootte van het huidige koor, werd in 1610 uitgebreid met een twee traveeën diepe beuk en in 1632 met een kluis, waarvan de bewoners instonden voor de bewaking en voor de ontvangst van de bezoekers. Tot in 1691 werd de kapel bediend door de Bogaarden, waarna de Dalscholieren deze taak overnamen. De Dalscholieren zorgden niet enkel voor het herstel van de kapel, die in 1705 werd geplunderd, maar lieten ook in 1722 de aanpalende woning optrekken. Naar verluidt werd hiervoor gebruik gemaakt van blauwe steen, afkomstig van de gesloopte kapel van 'CastelBergh'. Kleine herstellingen volgden in 1727 (klokkentorentje) en 1742 (dak). In 1765 werd een nieuw hoofdaltaar geplaatst met het chronogram "sIt LaVs aC DeCor VIrgInI MarIae".
Samen met het klooster van de Dalscholieren werd de kapel in 1784 door Jozef II gesloten. Tijdens de Franse Republiek werd ze met de aangrenzende woning als nationaal goed verkocht aan ene A.-L.-B. Coenen die de woning betrok. De kapel bleef tot circa 1824 gesloten. Sindsdien wordt ze bediend door de onderpastoor van Zoutleeuw. Achtereenvolgens in het bezit van Sophie Wunsch en Sophie-Marie van Aken is de kapel sinds 1890 eigendom van de kerkfabriek van Zoutleeuw.
Om de toevloed van bedevaarders beter te kunnen opvangen werd in 1903 een gedeelte van de aangrenzende 'ermitage' in de kapel geïncorporeerd. In de jaren 1950 werden diverse 'verfraaiingswerken' uitgevoerd. Zo werd in 1958 de zoldering van de kapel verlaagd. De aangrenzende binnenkoer van de vroegere hoeve - enkel de schuur bleef bewaard - werd ingericht voor openluchtmissen. De laatste werken dateren van 1976 toen het interieur werd geschilderd.
De huidige kapel in bak- en zandsteenstijl is het resultaat van drie belangrijke bouwfases. Het koor met veelhoekige apsis en gotisch spitsboogvenster dateert van 1538, terwijl de bouw van de twee traveeën diepe beuk met dakruiter teruggaat tot 1610. De campagne werd in 1903 afgesloten met een uitbreiding van het koor naar de aanpalende woning.
Typerend voor het eenbeukige schip is de drukke ritmering met speklagen en de, op een kleine vierkante opening na, blinde westgevel. De toegang bevindt zich in de zuidwand in de vorm van een korfboogdeur met negblokomlijsting. Bij de heropbouw van de zijgevels, vermoedelijk na de plundering van 1705, werd het speklagen patroon niet hersteld, slechts de lagen onder de druiplijst bleven bewaard.
De rondboogvensters in koor en beuk dateren waarschijnlijk van circa 1751, toen ook het interieur werd vernieuwd. Op het gestuct koorgewelf, waarvan de kroonlijst rust op gesculpteerde mensenhoofdjes, bevindt zich namelijk een wapenschild met het opschrift F.B.(R?)S.D.D. en het jaartal 1751. Koor en beuk, van elkaar gescheiden door een rondboog, werden wellicht in 1903, naar aanleiding van de zuidelijke uitbreiding, in neogotische stijl heringericht. Van de neogotische muurschilderingen bleef niets bewaard.
Op de kapel sluit een U-vormig complex aan, verwijzend naar de hoeve (proosdij?) die eraan was verbonden. Het woongedeelte, een eenvoudige bakstenen langsvleugel, momenteel gebruikt als sacristie, bleef in sterk verbouwde vorm bewaard. Merkwaardig is de arduinen deuromlijsting met ovaalrond oculus die een opvallende gelijkenis vertoont met de deur van de woning Ridderstraat 1-3 in Zoutleeuw. Ter plaatse van de vroegere stallen bevindt zich momenteel een open gaanderij voor openluchtmissen. De vermoedelijk uit de 18e eeuw daterende dwarsschuur, die deels als stal, deels als schuur werd gebruikt (zie dwarsmuren), bleef echter opvallend intact. Langs de straatkant wordt het complex afgesloten door een hekwerk met pilasters dat een oudere bakstenen muur vervangt.
De haaks op de straat ingeplante, wellicht eind 18de-eeuwse dwarsschuur vormt de noordoostelijke begrenzing van de binnenkoer van de voormalige hoeve achter het koor van de kapel. Ze telt zeven traveeën en is opgetrokken in baksteen en afgedekt met een rood pannen (handvormpan) zadeldak met aandak voorzien van muurvlechtingen en schouderstukken. Twee recentere poortopeningen in de noordoostgevel verlenen toegang tot de met tussenmuren en -vloeren gecompartimenteerde binnenruimte. Vijf traditionele eiken spanten ondersteunen het dak. Het zesde spant aan straatzijde werd vervangen door een trekkabel en recente balkconstructies.
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Zoutleeuw
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/43168 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.