is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pieter en -Paulus met kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Pieter en -Paulus met ommuurd kerkhof
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Pieter en -Paulus: orgel
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Pieter en -Paulus: torens
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pieter en -Paulus
Deze vaststelling was geldig van tot
Het centrum van Neerijse wordt gedomineerd door de ruim geproportioneerde, op een hoogte ingeplante en door een stevige kerkhofmuur omgorde Sint-Pieter en -Pauluskerk. Het markante silhouet met twee rijzige, in zandige kalksteen opgetrokken romaanse torens (tweede helft van de 12de eeuw) en schrijnvormig neoromaans schip is van verre herkenbaar. Omwille van het voor de streek unieke karakter van dit dubbel oostelijk accent werden beide torens in 1896-1901 door Pieter Langerock (1859-1923) gerestaureerd.
Bij gebrek aan gegevens is over het uitzicht van de primitieve Romaanse kerk niets met zekerheid bekend. Naar verluidt werd ze in 1635 door Franse troepen in de as gelegd en bleven enkel de torens gespaard.
Volgens een plattegrond en een zijopstand bewaard in het Rijksarchief – de eerder schematische voorstelling uit 1711 in het kaartboek van de abdij van Terkameren is minder betrouwbaar - flankeerden de romaanse torens in 1750 een rechthoekig, gotisch koor voorafgegaan door een eveneens gotisch driebeukig schip voorzien van een inkomportaal aan de noordzijde.
Wellicht was het deze kerk die wegens plaatsgebrek in 1864-1867 door Eugène Gife in neoromaanse stijl werd vergroot, met behoud van de romaanse torens. Plannen zijn niet bekend.
Rond 1950 werden herstellingen uitgevoerd ingevolge oorlogsschade. Circa 1970 volgde de herstelling van de houten gewelven, en vernieuwing van de dakbedekking. In dezelfde periode werd de fraaie polychrome afwerking van Tassin, bekend van op oude foto’s, helemaal overschilderd. In een nummer van 'Brabant Tourisme' uit 1957 spreekt Joseph Delmelle over een "église lumineuse" en een "polychromie luxueuse" die alle aandacht verdient omwille van "la perfection du travail et de la richesse et de la variété des coloris". Vooral de kruiswegstaties verdienden speciale aandacht.
Transeptloos met basilicale aanleg is de kerk van Neerijse opgetrokken in baksteen (knipvoegen) met rijk gebruik van witte natuursteen voor plint, hoekkettingen, omlijstingen en decoratieve detaillering. De bedaking bestaat deels uit leien, deels uit roofing.
De plattegrond toont een driebeukig schip van vijf traveeën aan de westzijde voorafgegaan door een inkomportaal met flankerende doopkapel en berging (met afgekaste trap naar het doksaal) waarbij de ingebouwde romaanse torens de overgang markeren naar het vier traveeën diep, rechthoekig gesloten koor met aansluitende sacristie en berging. Op een niet gedateerde plattegrond (circa 1970) van architect E.M. Hanssens is het westportaal omringd met zware muurmassieven wat er kan op wijzen dat het initiële project van Gife een westtoren voorzag.
Niet alleen het weinig gearticuleerde buitenvolume – alle dienstruimten werden in de verlengde zijbeuken geïncorporeerd – en de sterke horizontale geleding maar ook de identieke afwerking van voor- en achtergevel met een op versneden steunberen rustend driehoekig gevelfront, evenals de traveegeleding met pseudo-pilasters waartussen de vierlobbige vensters van de lichtbeuk en de rondboogvensters van de zijbeuken nisvormig lijken aangebracht, zorgen voor het karakteristieke schrijneffect. De ingetogen decoratie concentreert zich voornamelijk op de drieledige westpartij met rondboogportaal met diep ingaande dagkanten en archivolten rustend op colonnetten met bladkapiteel, respectievelijk bekroond met een drieledig, gekoppeld rondboogvenster met als druiplijst fungerende, doorgetrokken onderdorpels en onderliggende boogfries, een groot radvenster en helemaal bovenaan in de geveltop een klein, door colonnetten geflankeerd rondboogvenster. De koorapsis wordt naar buiten toe slechts geaccentueerd door een groot roosvenster in de oostwand en gekoppelde rondboogvensters in de zijwanden.
Inwendig wordt de hoge, evenwichtig geproportioneerde ruimte gestructureerd door rondboogarcaden op vier zuilen met vierkant basement en bladkapiteel. De overkapping bestaat uit pseudo-kruisgewelven waarvan de gordelbogen rusten op kleine halfzuiltjes met bladkapiteel en console.
De apsis- en koorruimte worden verticaal belijnd door twee als muurpilasters doorgetrokken gordelbogen terwijl de overige bogen, conform de zijbeuken, worden opgevangen door consoles. Vanuit het koor leiden twee dubbele houten deuren versierd met cirkel- en kruismotief naar respectievelijk sacristie en berging. Twee opgeklampte deuren met siersmeedwerk en gepolychromeerd drielobbig boogveld, elk voorzien van een rondboogomlijsting met negblokken en bekronend gepolychromeerd drielobmotief, verlenen toegang tot de romaanse torens.
De bevloering bestaat uit zwartgrijze natuurstenen tegels terwijl de oorspronkelijke polychromie in de jaren 1970 werd overschilderd: grijs voor de muren, okerbruin voor de gewelven. Na verwijdering van de bepleistering bleken vier van de zes zuilen volledig in witte natuursteen uitgevoerd. Mogelijk gaat het om recuperatie van de oude kerk. De beuken tonen een eenvoudige witgele beglazing. Het fraaie roosvenster met taferelen uit het leven van Christus met centraal de Kruisdood alsook de grisailles van de twee gekoppelde ramen in het koor werden circa 1887 gerealiseerd door het atelier van J. Osterrath (1845-1898) uit Tilff.
Mobilair:
De neoromaanse orgelkast in stijl aansluitend op het doksaal werd vermoedelijk omstreeks 1890 gebouwd door de zoon Camille van orgelbouwer François Loret uit Mechelen. Het klavier bevat een naamplaatje met opschrift "Manufacture de grandes orgues d’Eglise/ François Loret/ a Malines". François Loret overleed in 1877, maar het is bekend dat zijn zoon Camille het bedrijf een tijdlang voortzette onder de naam van zijn vader. In het oeuvre van Loret behoort dit orgel tot het modernere groot romantisch orgel uit zijn Mechelse periode dat als een geëvolueerd type kan beschouwd worden. Er vonden enkel ongedateerde en niet toegeschreven lichte transformaties plaats.
De kerk is ingeplant te midden van een stemmig, door twee eiken beschaduwd kerkhof omringd met een deels in baksteen, deels in natuursteen uitgevoerde ommuring. De oostelijke en westelijke toegangen - telkens voorzien van trappartijen - zijn eenvoudige doorbraken in de ommuring, dit in tegenstelling tot de architecturaal uitgewerkte hoofdtoegang langs de Dorpsstraat (noordzijde), gemarkeerd door fraaie, ronde witnatuurstenen hekpijlers bekroond met siervazen en door een dubbele taxushaag. Ter hoogte van de trappen aan de oostzijde bevindt zich een in de muur ingewerkt grafteken in de vorm van een witnatuurstenen kruisbeeld (17de eeuw?). Het kerkhof waarvan de oudste grafstenen tot circa 1900 opklimmen is nog steeds in gebruik. Aan de zuidzijde van het koor bevindt zich het 18de-eeuws grafmonument van de dorpsheren, de familie d’Overschie.
Auteurs: Roose, Patrick; Fauconnier, Antoine; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Kerkhof met graftekens uit de 19de en 20ste eeuw.
Tegen de kerkmuur zijn graftekens uit de 19de en 20ste eeuw bewaard. De graftekens geven een overzicht van graftypes van de 19de-eeuwse kruisvormige grafstèles in eclectische stijl tot de stèles-met-zerk en zerken zonder stèle in sobere art deco en modernisme. Grafsculptuur komt er zelden voor en enkel in zeer gestileerde vorm. Een opvallende hoeveelheid graftekens hebben belettering in hoog reliëf of opgelegde metalen letters.
Tegen de zuidelijke koorgevel staat het met hardstenen palen en een metalen afsluiting omheinde neogotische grafteken van de familie René d’Overschie (+1901). De palen zijn afgeschuind en bovenaan afgewerkt met kruisen in een cirkel. De stèle bestaat uit een brede onderbouw geflankeerd door identieke paaltjes als rond het grafperceel. Verder heeft de onderbouw verdiepte spiegels en centraal een verdiepte vierlob. De kleinere bovenbouw met een druiplijst afgewerkt, draag in de verdiepte spiegel het in gotische letters ingebeitelde grafschrift en een wapenschild. De graftuin is bedekt met zwarte en witte tegels en een hardstenen zerk met metalen ringen. Ook tegen de noordgevel staat een neogotisch grafteken in een omheinde graftuin voor de familie d’Overschie. De graftekst is moeilijk leesbaar.
Tot de opvallendste vrijstaande graftekens behoort de stèle bestaande uit een voet, lichaam, bovenbouw en bekronend kruis voor de familie Ligiou-De Coster. Er bleef op het grafteken een metalen knop bewaard om een rouwkrans aan te hangen. Verschillende hardstenen graftekens werden opgetrokken voor de familie d’Overschy et de Neeryssche. Ze dragen de wapenschilden van de familie. De stèle voor familie Martens-De Coster (+1892) heeft een ondiep ingebeitelde gevleugelde zandloper. Er bleven tevens twee gietijzeren graftekens bewaard. Het familiegraf Engelbert De Coster (+1944) is opvallend omwille van de art-decovormgeving met de nadruk op het volumespel.
Meerdere graven van gesneuvelde soldaten uit de Tweede Wereldoorlog bleven bewaard. Ze rusten onder een typische natuurstenen stèle met afgeboorde graftuin van de Commonwealth War Graves Commission.
Is gerelateerd aan
Twee opgaande eiken als herdenkingsbomen
Is deel van
Neerijse
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pieter en -Paulus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/43297 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.