De Sint-Germanuskerk van Miskom is een in bak- en natuursteen opgetrokken bescheiden parochiekerk waarvan het koor dateert uit circa 1600 en het schip in 1785 gedeeltelijk werd herbouwd. In 1874-1877 werd ze uitgebreid naar ontwerp van Louis van Arenbergh.
Naar verluidt bezat Miskom reeds in de 13de eeuw een kerk of kapel door toedoen van het kapittel van Saint-Lambert in Luik die er het patronaatsrecht en een derde van de tienden bezat. Rond 1600 verwierf de abdij van Villers deze rechten. Het tweede derde van de tienden kwam toe aan de abdij van Maagdendal, het derde aan de pastoor.
Over de voorloper van de huidige kerk is zeer weinig bekend. Volgens Wauters was het een driebeukige kruiskerk bestaande uit een schip van vier traveeën, een ingebouwde westtoren en een door steunberen verstevigd, twee traveeën diep koor met driezijdige sluiting. In 1619, 1702 en 1751 werden er herstellingen uitgevoerd en wegens te klein werd ze in 1785 gedeeltelijk herbouwd.
In 1874-1877 werd ze uitgebreid naar ontwerp van de Leuvense architect Louis Van Arenbergh (1834-1882), provinciaal architect en onder meer ontwerper van de Heilig Hartkerk van Kessel-Lo (1875) en de Sint-Lambertuskerk te Heverlee.
Het project omvatte naast de uitbreiding met één travee aan de westzijde de bouw van twee sacristieën en een nieuwe westtoren met aanleunende doopkapel en berging. Tezelfdertijd werden twee koorvensters gedicht, nieuwe vensters geplaatst en de beukwanden van steunberen voorzien. In tegenstelling tot wat oorspronkelijk was gepland werd de oude oostsacristie niet gesloopt.
In de jaren 1930 toen de toren sterk naar het westen ging overhellen werden paalfunderingen gestoken onder begeleiding van kanunnik Lemaire en architect Vandendael.
Begin jaren 1970 waren er serieuze plannen vanwege de diocesane overheid om de kerk, die op dat moment buiten dienst en dus slecht onderhouden was, te desaffecteren en volledig af te breken. De sloping werd uiteindelijk verhinderd door het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (2 juli 1971) die oordeelde dat het laatgotische koor omwille van zijn archeologische waarde diende bewaard en de hele kerk omwille van haar waarde als dorpsgezicht.
De Sint-Germanuskerk met koor gericht naar de hoofdstraat, is ingeplant op een heuvel te midden van een ommuurd kerkhof, bereikbaar via een trappartij aan oost- en westzijde. Deze relatief bescheiden parochiekerk, opgetrokken in bak- en natuursteen met natuurleien bedaking, bestaat uit een twee traveeën diep, driezijdig gesloten koor omringd met drie sacristieën en een driebeukig schip van vijf traveeën voorafgegaan door een westtoren. Het circa 1600 te dateren laatgotische koor met holrond bepleisterde kroonlijst, kwartsieten plint en een drukke ritmering met speklagen (kwartsiet en zandhoudende kalksteen) wordt verticaal gearticuleerd door steunberen met dubbele versnijding en vier spitsboogvensters (verwijderd maaswerk) met negblokomlijsting. Ter hoogte van de sacristieën zijn de oorspronkelijke vensters dichtgemetseld. Het bakstenen parement toont sporen van een rode afwerkingslaag.
De oostsacristie met schilddak, natuurstenen plint en kroonlijst, een getralied rechthoekig venster met negblokomlijsting en een afvoergootje dateert vermoedelijk uit de 18de eeuw.
De 19de-eeuwse sacristieën met zadeldak zijn aan de zijkant opengewerkt met een rechthoekig getralied tweelichtvenster en op een (gerecupereerde?) deuromlijsting na identiek van opbouw.
Het driebeukig schip, met identieke nokhoogte als het koor, is afgedekt met één doorlopend, licht geknikt zadeldak rustend op eenvoudige, houten modillons. Een sobere neogotische traveegeleding met steunberen en spitsboogvensters in een vlakke omlijsting maskeert de oudere kern. De in 1874 toegevoegde travee is aan de westzijde afgewerkt met aandaken en schouderstukken en voorzien van een spitsboogvenster. Het contrast tussen deze louter functioneel aangepaste beuk en de formeel en decoratief veel rijker uitgewerkte westtoren is opvallend. Deze telt vier, door druiplijsten gemarkeerde niveaus met onderaan een met spitsboogopeningen opengewerkt (momenteel deels gedicht) portaal. De bovenliggende niveaus tonen opeenvolgend een smal hoog spitsboogvenster, twee lichtspleten en een gekoppeld rondboogvenster dat als galmgat fungeert. Opvallend is niet alleen het royale gebruik van natuursteen maar ook het typische silhouet met een door overhoekse steunberen met driedubbele versnijding benadrukte, forse onderbouw, een vanaf de klokkenverdieping verjongende bovenbouw waarbij het geheel wordt bekroond met een ranke, ingesnoerde torenspits.
Het met een kruisgewelf afgedekte portiek leidt via een binnenportaal onder de toren en een Tudorboog naar de momenteel in lichte tinten geschilderde driebeukige binnenruimte met zwart natuurstenen tegelvloer.
De beuken worden gescheiden door een spitsboogarcade op gedrongen zuilen met veelhoekige sokkel en knop- en bladkapiteel. Op de zuilen rusten de met een druiventros versierde schalken die de gewelfribben opvangen. De zijbeuken zijn afgedekt met een eenvoudig graatgewelf met centrale rosas. Glasramen met geometrische versiering in geel, groen en lichtgrijze tinten zorgen voor een heldere lichtinval.
In het koor met zwart-witte natuurstenen vloer worden de geprofileerde gewelfribben opgevangen door met een druiventros opgehoogde kraagstenen. De vier eind 19de-eeuwse glasramen stellen de patroonheiligen voor van de in 1898 overleden pastoor Van Emelen en van zijn familieleden: Franciscus Xaverius, de Heilige Dorothea, Sint-Jan de Doper en de Heilige Andreas. Boven het neogotische hoofdaltaar met stenen tafel en houten retabel met centraal een gebeeldhouwde Calvarie omringd door geschilderde taferelen uit het leven van de Heilige Amandus bevindt zich een geschilderde zegenende Christus in een vlammende mandorla. Ook de biechtstoel is van neogotische factuur.
De twee fraaie barokke zijaltaren - portiekaltaren in beschilderd hout - van de vroegere kerk bleven bewaard: in de rechterzijbeuk het 1643 gedateerde Wivina-altaar met in een nis een 16de-eeuws gepolychromeerd beeld van de Heilige Wivina van Brussel; in de linkerzijbeuk het Maria-altaar met in een nis een 18de-eeuws gepolychromeerd beeld van Onze-Lieve-Vrouw met kind. De altaartafels zelf zijn 19de-eeuws. De roodmarmeren doopvont dateert uit de 18de eeuw. De kruisweg op doek werd in 1868 geleverd door Fr. J. Beerts uit Antwerpen. Het orgel op het met een eenvoudige neogotische borstwering afgesloten doksaal is van recente datum.
Voor een volledige inventaris van het meubilair wordt verwezen naar het "Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant. Kanton Diest" (1980), p.72 -73.
Het kerkhof is omsloten met een recente bakstenen (groot formaat) muur en biedt een overzicht aan relatief recente grafstenen.
Bron: Beschermingsdossier DB002141, Parochiekerk Sint-Germanus met kerkhofmuur (digitaal dossier)
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2000: Parochiekerk Sint-Germanus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188644 (geraadpleegd op ).
Kerk in de trant van deze van Kersbeek, circa 1600: koor behorend tot een ietwat latere gotische stijl (vensterdetails); overige gedeelten, behalve de oostsacristie van circa 1700, opgetrokken in neogotische stijl door A. van Arenbergh (1874-1877).
Mobilair. Sint-Wivinabeeld, gotisch (16de eeuw). Barokaltaren gedateerd 1643.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Parochiekerk Sint-Germanus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/43338 (geraadpleegd op ).