Laatclassicistisch rijhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak (nok loodrecht op de straat, leien), uit het eerste kwart van de 19de eeuw.

Oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd, is de recent gedecapeerde lijstgevel opgetrokken in baksteenbouw. Horizontaal geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op het poortrisaliet in de linker travee. De bovenbouw wordt geritmeerd door rechthoekige spaarvelden en lisenen in kolossale orde, en beantwoordt verder aan een regelmatig ordonnantieschema. De hoge bel-etage onderscheidt zich door rondboogvensters vanaf de puilijst, gevat in een vlakke omlijsting met imposten en sluitsteen, en voorzien van ijzeren leuningen. Op de lage tweede verdieping, haast vierkante vensters met individuele lekdrempels en oorspronkelijk guttae onder de onderdorpels. Een klassiek hoofdgestel met gelede architraaf, vlakke fries en een gekorniste houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. De pui, tot 1905 met een koetspoort in het risaliet, is volledig verbouwd.