Neoclassicistisch winkelhuis, volgens de bouwaanvraag uit 1849 de verbouwing in opdracht van G.J. Vinck van een traditioneel diephuis met trapgevel uit de tweede helft van de 16de of de eerste helft van de 17de eeuw. De tweeledige geveltop van acht treden met een overhoeks topstuk, een rechthoekig drielicht en een omlopende waterlijst, werd vervangen door een derde bouwlaag en een attiekverdieping. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. Charles Antoine Van Sulper, ‘marchand de draps’, had al in 1837 de vensters van de eerste verdieping - vroegere kruiskozijnen - laten aanpassen.

Rijwoning van drie traveeën, drie bouwlagen en een attiekverdieping onder een schilddak (nok loodrecht op de straat, pannen). De lijstgevel, die geen zichtbare sporen draagt van de traditionele kern, is recent opnieuw bepleisterd met verlies van het sobere stucdecor. Regelmatig ordonnantieschema opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, achtereenvolgens op individuele en cordonvormende lekdrempels uit blauwe hardsteen, voorzien van gietijzeren parapetten. Van het klassieke hoofdgestel met een casement in de fries en een houten kroonlijst op klossen, tandlijst en hoekconsoles, is het cordon verwijderd. Attiekverdieping met liggende rechthoekige vensters, afgewerkt door een houten kroon- en tandlijst. Verbouwde pui.