is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Windmolen Beddermolen en molenaarshuis
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Windmolen Beddermolen met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Windmolen Beddermolen
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Windmolen Beddermolen: molenaarswoning
Deze bescherming is geldig sinds
De Beddermolen of Bedderenmolen (betekenis: “molen van planken”) is een Kempische houten korenwindmolen van het type standaard met open voet, die opgericht werd in 1723 na het afbranden van de bestaande standaardmolen. De molen vormt een ensemble met de bijhorende staande wip, molenaarswoning met erf, schuur, stal, losstaand bakhuis, wegenis en weiland.
Oorspronkelijk was de Beddermolen een banmolen, verbonden aan de Norbertijnenabdij van Tongerlo. Deze abdij werd rond 1130-1133 opgericht en kwam al zeer vroeg in het bezit van een molen of toch een deel ervan. In 1163 schonk de weduwe van de heer van Diest de helft van een molen gelegen in Diest aan de abdij. De oprichting van de Beddermolen op de huidige locatie kan niet precies gedateerd worden maar op basis van archiefmateriaal kan met zekerheid gesteld worden dat daar tussen 1503 en 1525 een nieuwe molen werd opgetrokken, mogelijk ter vervanging van een bestaande molen. Vanaf 1655 begon de Tiense landmeter Joris Subil in opdracht van de abdij, de onroerende eigendommen van de abdij in kaart te brengen. Op deze oude abdijkaart is de configuratie van gebouwen en weiland en de wegenis rondom de windmolen duidelijk zichtbaar. Het geheel bestaat uit de windmolen met de staande wip ervoor, de molenaarswoning met schuur en een losstaand bakhuis. In 1683 werd er een nieuwe windmolen gebouwd door de abdij van Tongerlo tijdens het ambt van prelaat Jacobus Crils. Deze molen brandde af in 1723 maar hij werd onmiddellijk vervangen door een nieuwe houten standaardmolen met open voet.
In de tweede helft van de 18de eeuw bestond 5% van het onroerend bezit van de abdij uit molens. Zo bezat de abdij 8 windmolens en 1 watermolen. Rond 1787 had de abdij een molen in Essen, Kalmthout, Broechem, Duffel, Herentals, Noorderwijk, Olen en Tongerlo. Verder was er nog een watermolen in Herentals. Bij iedere molen hoorde een molenaarswoning, een schuur, stallen, akkerland en weiden. Als gevolg van de Franse overheersing werden in 1796 de kloosterlingen echter uit de abdij verdreven en begon de uitverkoop van de bezittingen. Zo werd de windmolen van Tongerlo gekocht door J.B. Schwartz en W.T.G. de Meulenaar. De verkoop van de abdijbezittingen ging door tot in 1821, ondanks de Boerenkrijg die hevig woedde rond Herentals. De Beddermolen werd verkocht aan een rentenier, genaamd (de)Knuyff (Knijff). In 1878 ging de molen via een huwelijk over naar de familie de Trannoy, en in 1962 naar de familie de Strydonck de Burkel. De molenaar kwam van 1849 tot 1939 uit de familie Lavrijsen die vroeger zeer verspreid was in de Kempen en molens had in Arendonk, Eindhout, Herselt en Geel.
Op 13 oktober 1943 werd de molen beschermd als monument maar toen de laatste molenaar Jozef Van Eysendeyk in 1948 op rust ging, begon de molen te vervallen en dreigde hij zelfs in te storten. Op 30 december 1960 werd ook het molenhuis beschermd als monument en de molen met molenhuis en omgeving als landschap. In 1963 werd de molen volledig gerestaureerd en het molenhuis heringericht. Vier jaar later, op 13 mei 1967, vernielde een brand echter de molen. De bescherming van de molen werd bij koninklijk besluit van 5 januari 1973 opgeheven maar de molen werd in 1981 heropgebouwd door de Kempense molenbouwers Rik Caers uit Retie (zie inscriptie) naar plannen van architect Paul Gevers en met behoud van zoveel mogelijk van de molenkast zoals de standaard, berriezetel, teerlingen, oksel- en meesterbanden, borstnaald, staart, trap en de molenstenen. De verbrande stukken die niet hergebruikt konden worden, werden op de zolder gelegd. Het balkwerk met de weegbanden werd gebaseerd op de oorspronkelijke molen van 1723 en ook de afwerking van de molenbaard is identiek als de oorspronkelijke molen van voor 1961. De molen kreeg gelaste stalen roeden maar nog geen binnenwerk.
Omwille van de ensemblewaarde van de windmolen met de staande wip, de molenaarswoning met erf, schuur, losstaand bakhuis, wegenis en weiland (vrijwel onveranderd sinds begin 18de eeuw) werd de molen in 2011 opnieuw beschermd als monument en in 2016-2017 voerde Adriaens Molenbouw Weert (Nederland) een maalvaardige restauratie uit.
De Beddermolen is een Kempische tweezolder-standaardmolen met open voet. Kempische kenmerken zijn onder andere de klokvormige molenbaard, het luikapje, de kruisvormige weegbanden, de rechte, uit één geheel lange, lage staart en de dubbele trapleuning.
De molen ligt op een molenbelt. De molenvoet bestaat uit vier wit geschilderde bakstenen teerlingen (de laagteteerlingen oost-west en de hoogteteerlingen noord-zuid). Twee kruisplaten zijn gelegd met kruisgewijze teerlingblokken op de teerlingen en dragen de dubbele schoren (de meester- en de okselbanden). Het geraamte van de molenkast bestaat uit eiken balken. De hoekstijlen en stijlen zijn verbonden met vele evenwijdige schuine weegbanden. In sommige molens in Brabant en in de Kempen lopen deze weegbanden niet evenwijdig, maar kruisvormig. Vervorming van molenkast wordt daardoor nagenoeg onmogelijk. Aan weerszijde van de steenbalk onder de middenlijsten zitten de spoorstijlen. In dit geval is er één spoorstijl onder de steenbalk. De molenkast is bekleed met verticale beplanking uit naaldhout op de zij- en voorkant, en met houten eiken schaliën op de windweeg. De molen is kortgerokt met aan de windweeg een doorhangend deel in de vorm van een schort of omgekeerde klokvormige basis: de molenbaard. Onderaan de borstnaald is een versieringselement, de appel of eikel, wat typisch is voor de Kempen. Verder kenmerkt de kast zich door één balkon over de ganse breedte en een dubbele trapleuning.
De molen heeft een rechte schildkap, kenmerkend voor de oudere molens. Aan het voorkeuveleinde is voor de uitstekende luias een luikapje dat zich links bevindt in plaats van centraal, zoals meestal het geval is. De kap en het naar achter hellende keuveleinde (de achterste topgevel), is zoals de achterweeg bedekt met eiken schaliën. De buitentrap heeft, typerend voor het binnenland, twee leuningen en een veel plattere en langere steger (helling). In deze gevallen zijn er dan ook trekkabels vanaf de onderkant van het voorkeuveleinde die het uitzakken van de staart moeten tegenhouden. De staart die als hefboom dient om het hele molenkot met werktuigen op de wind te zetten of te kruien is lang, laag lopend uit één stuk en zonder lekplanken. Het elementair kruiwerk bestaat uit een kruias, bevestigd tussen de papen. Het gevlucht bestaat uit gelaste roeden van 24 meter met 32 hekscheden, de inrichting uit twee steenkoppels.
Even ten zuidoosten van de molen aarden erf met molenhuis ten noorden, schuur ten zuiden, stal en verderop gelegen bakhuis ten oosten, omringende omhaagde tuin; restauratie- en verbouwingswerken naar ontwerp van F. Bonaert in 1966-1967.
Woonstalhuis van vier traveeën met lagere en smallere aansluitende stal met jaartal 1682 (gesinterde steen) beide onder afzonderlijke, overkragende rieten zadeldaken (nok parallel aan de straat).
Verankerde baksteenbouw met diverse muuropeningen onder meer deels beluikte kruis- en bolkozijnen, eerstgenoemde met zandstenen negblokken. Opkamervenster in noordgevel. Korfboogdeuren, eertijds met geschilderde omlijsting (zie oude foto's), aan zuidzijde nu met zandstenen rechtstanden, ontlastingsboog en ovaal bovenlicht. Zuidgevel met zonnewijzer, westgevel met overluifeld laadluik, oostelijke stalgevel met hoger opgaand rondboogluik.
Parallelle schuur met uitgespaarde noordoostelijke en noordwestelijke ingangstraveeën onder rieten schilddak, deels baksteen-, deels vernieuwde vakwerkbouw. Haakse stal van drie traveeën onder pannen zadeldak. Rondboogdeur onder gevelsteen met wapenschild en jaartal 1922; voorts ovaal venster en aangepaste rechthoekig poortje. Meer ten oosten dubbel bakstenen bakhuis onder pannen bedaking (nok parallel aan de straat).
Auteurs: Moermans, Kathleen; Steyaert, Rita; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Tongerlo
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Beddermolen en molenaarswoning [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/43650 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.