Een 16de-eeuwse hoeve gebouwd door en voor de norbertijnenabdij van Tongerlo. Het complex bestaat uit een 16de-eeuws gebouw met een haakse uitbreiding en een 17de-eeuwse, monumentale schuur.
Deze hoeve is één van de drie hoeves die in de 16de eeuw door de norbertijnenabdij van Tongerlo werden opgericht en bediend. Deze hoeve bleef nog betrekkelijk intact, terwijl de twee andere hoeves, met name een lemen hoeve en de Pappothoeve zijn verdwenen. Samen vormden de drie hoeves de oudste landbouwontginningen van de streek.
Het gebouw was van bij de aanvang in steen opgetrokken. Dat gegeven verklaart dan ook de naamgeving 'Steinehoeve'.
Het hoofdgebouw gaat terug tot de 16de eeuw en onderging sindsdien verschillende verbouwingen en aanpassingen. De steile dakhelling wijst in de richting van een oorspronkelijke bedekking met stro. Dit gebouw werd in 1668 uitgebreid met een nieuwe vleugel. In dezelfde periode werd het complex verder uitgebreid met een monumentaal schuur en stal. De stal werd vrij recent afgebroken en vervangen door nieuwbouw. De schuur is wel nog intact.
Op de Ferrariskaart (1771-1777) wordt het zogenaamde 'Steen' als omgrachte hoeve met T-vormig hoofdgebouw en met een schuur ten zuiden voorgesteld. De funderingen van deze configuratie werden ten westen van de huidige hoofdvleugel teruggevonden.
Op de Vandermaelenkaart (circa 1854) wordt de zogenaamde 'Steyne Hoef' niet langer omgracht, doch wel in dezelfde configuratie weergegeven. Wel zijn er bijkomende rechthoekig bijgebouwtjes ten oosten en ten westen.
De site onderging een restauratie, met afbraak van de latere aanbouwsels, in 1985-1989 naar ontwerp van architect E. Van Loven van Architectuur Atelier b.v.b.a. uit Herentals.
De als monument beschermde onderdelen van de hoeve betreffen de 16de-eeuwse noordelijke vleugel met haakse uitbreiding van 1668 en de monumentale losstaande schuur ten zuiden daarvan.
De 16de-eeuwse noordvleugel is opgebouwd uit meerdere onderdelen. Ten oosten bevindt zich een hooghuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder een eertijds afgewolfd strodak, inmiddels vervangen door dakpannen. Aansluitend zijn er twee iets lagere, smallere en onderkelderde traveeën met opkamers. Achteraan bevindt zich een recenter aanbouwsel. De zijtuitgevels hebben muurvlechtingen. Er zijn diverse deels beluikte muuropeningen met zandstenen dorpels onder meer kloosterkozijnen, rechthoekige en steekboogvensters onder rollaag en accoladevormige platte laag, laatstgenoemde van gesinterde steen.
In het interieur bevinden zich in twee boven elkaar gelegen kamers laatgotische schouwen van witte hardsteen met gebeeldhouwde consoles in vorm van hoofden, talrijke lampnissen en bewaarde moer- en kinderbalken met gedecoreerde sloffen. De verdieping was vermoedelijke ingericht als huiskapel. Daarop wijzen de nissen in de muur en enkele restanten van monochrome muurschilderingen.
De kapgebinten betreffen een 16de-eeuwse sporenkap met twee hanenbalken, kromstijlen en korbelen en een 17de-eeuwse sporenkap met kromstijlen, één hanenbalk op korbelen, naald en nokbalk.
Het hoofdgebouw werd in 1668 uitgebreid met een nieuwe zuidwestvleugel. De vleugel telt drie traveeën en werd gaandeweg ingebouwd door recentere aanbouwsels aan oost-, zuid- en westzijde. Bij de restauratie verdwenen de aanbouwsels, werd een kleinere ten zuiden gelegen bergplaats bijgebouwd en werd de aanwezige afgewolfde noordwestelijke bedaking aangepast waarbij de opkamertraveeën een zadeldak kregen aansluitend bij de westgevel van het noordoostelijke hooghuis. Inwendig bleef de indeling van kelder en opkamer bewaard. In de woonkamer zijn nog sporen van een open haard te zien en de zoldering opgebouwd uit moer- en kinderbalken.
De driebeukige schuur van vier traveeën onder een hoog afgewolfd pannen dak, waarvan de nok parallel staat ten opzichte van de straat, werd grondig gerestaureerd en aangepast. Oorspronkelijk was het een vakwerkstructuur waarvan de lemen wanden werden vervangen door metselwerk. De stijlen en regels bleven evenwel zichtbaar. De schuur is voorzien van rechthoekige muuropeningen. Het gebint bleef behouden en vertoont talrijke inscripties op de afscheidingsbalk van de voormalige dorsvloer. Het gaat om tekeningen, initialen en jaartallen uit onder meer de 19de eeuw, 1774 en 1699.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Abdijhoeve Steine [online], https://id.erfgoed.net/teksten/161475 (geraadpleegd op ).
Abdijhoeve horend bij de eerste landbouwontginningen van de streek. Op Ferrariskaart (1771-1777) zogenaamd "Steen" als omgrachte hoeve met T-vormig hoofdgebouw (zie vroegere funderingen ten westen van huidige hoofdvleugel) met schuur ten zuiden, op Vandermaelenkaart (circa 1854) niet meer omgrachte, gelijkvormige zogenaamde "Steyne Hoef" met bijkomende rechthoekig bijgebouwtjes ten oosten en ten westen.
Oudste noordvleugel met uitzonderlijk twee bouwlagen uit de 16de eeuw (volgens recente gevelplaat eerste vermelding van 1557 gebaseerd op niet te achterhalen bron aangehaald door W. Van Spilbeeck) met haakse uitbreiding van 1668 (zie jaartal in oostgevel) en latere aanpassingen, monumentale losstaande schuur ten zuiden, ingeplant op grotendeels omhaagd terrein met voortuin en poel, naar verluidt een herstelde vlasput; oostelijk gelegen stalling verdwenen en vervangen door nieuwe bouw. Restauratie, met afbraak van de latere aanbouwsels, in 1985-1989 naar ontwerp van architect E. Van Loven van Architektuur Atelier b.v.b.a. (Herentals).
Noordvleugel uit de 16de eeuw met ten oosten hooghuis van drie traveeën en twee bouwlagen eertijds onder afgewolfd strodak (zie vroegere bouwsporen in zijgevel), aansluitend twee iets lagere, smallere en onderkelderde travee met opkamers. Haakse zuidwestvleugel (1668) van drie traveeën met eertijds latere aanbouwsels aan oost-, zuid- en westzijde. Bij de restauratie verdwenen de aanbouwsels, werd een kleinere ten zuiden gelegen bergplaats bijgebouwd en werd de aanwezige afgewolfde noordwestelijke bedaking aangepast waarbij de opkamertraveeën een zadeldak kregen aansluitend bij de westgevel van het noordoostelijke hooghuis.
L-vormige, verankerde baksteenbouw van één en twee bouwlagen onder haakse zadeldaken (Vlaamse pannen) van ongelijke hoogte, aandaken, recent lager aanbouwsel achteraan. Zijtuitgevels met muurvlechtingen. Diverse deels beluikte muuropeningen met zandstenen dorpels onder meer kloosterkozijnen, rechthoekige en steekboogvensters onder rollaag en accoladevormige platte laag, laatstgenoemde van gesinterde steen. Opkamer- en keldervensters in de noordwestelijke hoektravee. Ten westen lijstgevel met jaartal 1668 van gesinterde baksteen.
Interieur met in twee boven elkaar gelegen kamers laatgotische schouwen van witte hardsteen met gebeeldhouwde consoles in vorm van hoofden, talrijke lampnissen en bewaarde moer- en kinderbalken met gedecoreerde sloffen. Kapgebinten: 16de-eeuwse sporenkap met twee hanenbalken, kromstijlen en korbelen en 17de-eeuwse sporenkap met kromstijlen, één hanenbalk op korbelen, naald en nokbalk.
Gerestaureerde en aangepaste driebeukige schuur van vier traveeën onder hoog afgewolfd pannen dak (nok parallel aan de straat). Versteende vakwerkbouw met zichtbare stijlen en regels. Rechthoekige muuropeningen. Behouden gebint, talrijke inscripties op afscheidingsbalk van de voormalige dorsvloer: tekeningen, initialen en jaartallen onder meer uit de 19de eeuw, 1774 en 1699.
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2000: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Westerlo, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. 2000: Abdijhoeve Steine [online], https://id.erfgoed.net/teksten/43652 (geraadpleegd op ).