Het classicistisch kasteel van Wannegem-Lede werd in 1783 naar ontwerp van Gilles-Barnabé Guimard gebouwd in opdracht van baron Alphonse Baut de Rasmon. De tuinaanleg gebeurde volgens de typische ganzenvoet met drie vista' s. Het park is voorzien van een aantal typische tuinelementen van omstreeks 1900: de ommuurde moestuin met oranjerie, volière, ommuurde boomgaard en het jachtwachtershuisje. Verspreid liggen verschillende 18de-eeuwse tuinpaviljoenen of fabriques.
Het domein is gelegen in de oude heerlijkheid "Ten Heuverhuus" waarvan de oudste gegevens teruggaan tot de 13de eeuw. De heerlijkheid werd in 1765 aangekocht door baron François Baut de Rasmon, gefortuneerd zakenman uit Gent, sinds 1758 door keizerin Maria-Theresia in de adelstand verheven. Zijn grootvader was één van de medestichters van de "Keizerlijke en Koninklijke Indische Compagnie" of Oostendse Compagnie in 1722 met monopolie voor de handel op Afrika en Azië. Zijn zoon Alphonse betrok een klein kasteeltje te Wannegem op het ogenblik dat zijn vader stierf. Hij besliste in 1783 een nieuw kasteeldomein aan te leggen, hun aanzien en fortuin waardig. Daarvoor koos hij een heuvelrug net buiten Wannegem.
De gerenommeerde Franse architect Gillis-Barnabé Guimard, ontwerper van het Paleis der Natie en huizen aan het Koningsplein en van het Park van Brussel werd belast met het ontwerp. De parkaanleg en aanplanting gebeurden vermoedelijk grotendeels door de bouwheer zelf. Hij was een eminent botanist en plantenkweker, aanhanger van de nieuwe natuurfilosofie van J.J. Rousseau, had een unieke vakbibliotheek, lag aan de basis van de Botanische tuin en de horticultuur in Gent en was stichtend lid van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde.
Na de dood van Adelaïde Vanden Hecke-Baut in 1859 ging het domein door loting over naar de familie de Ghellinck d'Elseghem. Deze behielden het kasteel tot de verkoop in 1996.
De familie de Ghellinck was verantwoordelijk voor belangrijke wijzigingen in het kasteel, onder meer het verplaatsen van de kapel van de kelderverdieping naar het gelijkvloers in 1862, en het verplaatsen van de staatsietrap met één travee vanaf de noordoostelijke hoek in 1913. Hierdoor kreeg de bovenverdieping een gewijzigde indeling aan de oostzijde en werd de centrale zaal aangepast.
Circa 1900 hadden nog verbouwingen plaats aan de aanhorigheden, onder meer aan de oranjerie, serre en hovenierswoning. De voormalige logeerkamer kreeg in 1920 een empire aankleding afkomstig van een gesloopt hotel de Ghellinck in de Nederkouter te Gent.
Opmetingen en restauratiewerken hadden plaats onder leiding van architect Francis Bonaert in 1974. Na de recente verkoop hadden nieuwe ingrijpende aanpassings- en renovatiewerken plaats.
Het eind 18de-eeuws kasteeldomein met "maison de plaisance" in classicistische stijl en parkaanleg in landschappelijke stijl is ingeplant op de zuidhelling van de heuvelrug, halfweg tussen de dorpskom van Lede (ten oosten) en Wannegem (ten westen). De noordelijke begrenzing wordt gevormd door de Huisepontweg; het zuidelijk deel van het domein met hoeve zogenaamd 't Neerhof en grote vijver strekt zich uit tot over de Wannegem-Ledestraat.
Doorslaggevend voor het kasteel van Wannegem is de inplanting op de heuvelrug met een streng symmetrische opstelling van de gebouwen in het noordelijk kasteeldomein volgens een noordoost-zuidwest as met buiten de as geplaatste toegang aan de Huisepontweg. De dienstgebouwen, de hovenierswoning in het oosten en het koetshuis in het westen werden haaks op het kasteel ingeplant. Respectievelijk sluiten de ommuurde zones met moestuin en oranjerie en boomgaard en volière hierbij aan.
Het kasteeldomein is toegankelijk via een groot segmentboogvormig toegangshek met ijzeren en houten hekken tussen vier zware gepleisterde pijlers geflankeerd door arduinen schamppalen.
Links erachter bevindt zich een jachtwachtershuisje, gebouwd in het midden van de 19de eeuw. Het telt drie traveeën en één bouwlaag met plat dak in plaats van het oorspronkelijke tentdak. De gepleisterde gevels zijn afgelijnd door geblokte hoekpilasters en hebben rechthoekige spaarvelden, omlijste deur en vensters met sluitsteen en persiennes.
Het noordelijk voorplein heeft een streng symmetrische aanleg met twee identieke, haaks op het kasteel ingeplante bijgebouwen, respectievelijk de hovenierswoning (oosten) en het koetshuis (westen). De gepleisterde en op het moment van de bescherming (2003) geelgeschilderde gebouwen tellen vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder schilddak. De gelijkaardige noord- en zuidgevels van één travee zijn voorzien van een centrale rechthoekige nis met ingeschreven rondboog op imposten, met sluitsteen en lage deur. De penanten met spiegels dragen het hoofdgestel met bekronend driehoekig fronton met oculus. De naar het plein gerichte zijgevels hebben elk vier poorten onder booglijsten op imposten, met sluitsteen en getoogde venstertjes in de boogvelden. Ervoor is een bakstenen keermuur gebouwd waardoor een haha vanaf het kasteel ontstond.
Ten oosten van de hovenierswoning bevinden zich een tweede toegangshek en de ommuurde moestuin met oranjerie en serre. De oranjerie van zeven traveeën onder leien schilddak dateert in zijn huidige vorm van circa 1900. De geelgeschilderde bakstenen zuidgevel is voorzien van hoge licht getoogde vensters met roedeverdeling en een centrale deur.
Ten westen van het koetshuis sluiten de stallen aan die eveneens dateren van circa 1900. Bij de ommuurde boomgaard sluit een laag bakstenen stalgebouw aan en een volière met middenrisaliet in bossage.
In het midden achter het voorplein staat het zeer harmonieus classicistisch kasteel met Palladiaanse allure. Het is gebouwd op rechthoekige plattegrond, telt zeven traveeën en twee bouwlagen boven een hoge sokkel en wordt bekroond door een attiek waarachter twee parallelle schilddaken schuil gaan. Het bakstenen gebouw met gepleisterde en witgeschilderde gevels wordt verrijkt met hardstenen decoratieve elementen en dorpels. De monumentale, vrij strenge noordvoorgevel is gemarkeerd door een middenrisaliet van drie traveeën met kolossale Ionische zuilen onderstreept door een ruim bordes met balustrade en hellende toegangsvlakken. Het bekronend hoofdgestel met attiek is voorzien van vier siervazen en verrijkt met guirlandes in de spiegels. De sokkel in afgevlakte bossage is doorbroken door vierkante kelderopeningen. De hoekpenanten zijn geaccentueerd door vlakke pilasters en bekroond met een omlopende balustrade. De verhoogde begane grond bevat drie rondboogvormige deurvensters onder geprofileerde booglijsten op imposten en sluitstenen en rechthoekige omlijste vensters op arduinen dorpels, op de verhoogde begane grond onder rechte kroonlijst, met sluitsteen op de lagere bovenverdieping.
De gelijkaardige doch speelsere achtergevel door het ontbreken van de kolossale zuilen wordt in de literatuur beschreven als één der zuiverste vroegclassicistische gevels van België, vaak vergeleken met het Petit Trianon van J.-A. Gabriel in Versailles. De gevel wordt gemarkeerd door geblokte dubbele hoekpilasters en een middenrisaliet met terras met twee korte steektrappen, bekroond met siervazen. De ronboogdeurvensters worden geaccentueerd door arduinen booglijsten; de middendeur is bekroond door een balkon op arduinen consoles. De rechthoekige vensters zijn gevat in verdiepte nissen op arduinen dorpels; guirlandes sieren de spiegels. Een omlopend hoofdgestel met houten kroonlijst, op klossen boven de middenrisalieten en erboven omlopende balustrade lijnt de gevels af. De sobere zijgevels tellen zes traveeën en drie bouwlagen waar onder een lagere tussenverdieping met vierkante vensters.
De oorspronkelijke plattegrond heeft een heldere, hiërarchische en symmetrische indeling: in het midden de belangrijkste vertrekken, de vestibule en het groot salon met links en rechts en enfilade intiemere ontvangstkamers, zoals het Chinees salon, de eetkamer, het boudoir en een gastenvertrek; het monumentale trappenhuis is gelegen in de noordoost hoek en twee verborgen diensttrappen bevinden zich in de zuidoostelijke en noordwestelijke hoeken. De merkwaardige tussenverdieping of mezzanino herbergt de dienstvertrekken. De bovenverdieping had oorspronkelijk een gelijkaardige indeling.De centrale zaal met portrettengalerij had tot 1913 een tongewelf met cassettenindeling met errond verschillende slaapkamers onder meer met alkoven.
De oorspronkelijke kelderverdieping met keukens en bergruimtes heeft brede tongewelven met in de zuidoostelijke hoek de kapel, in 1862 overgebracht naar de verhoogde begane grond.
De zeer heldere vestibule heeft een stucdecoratie in classicistische stijl met ritmerende pilasters en rondboogdeuren en -bogen, oorspronkelijk imitatiemarmerschilderingen, met in de boogvelden halfverheven beeldhouwwerk, onder meer met bustes van Voltaire en Hirschfeld, de 18de-eeuwse filosoof waarvan een graftombe in het park staat. Achteraan ligt de imposante zogenaamde ‘Grote zaal’ met Ionische pilasters, omlopende stucfriezen en rondboogdeuren en boogvelden met verfijnd stucwerk en reliëfs met puttifiguurtjes toegeschreven aan de Italiaanse stucadoors, de gebroeders Moretti, één is gesigneerd J.M. Moretti. De rondboognis herbergt een witgeschilderd terracottabeeld van Ceres van Ch. Van Poucke. De eetkamer heeft een soberdere stucdecoratie die oorspronkelijk met een groene marmerschildering gedecoreerd was. Het Chinees salon bevat in de vier hoeken panelen met vroeg 19de-eeuws gemaroufleerd Chinees wandpapier met bloeiende struiken en vogels en heeft een rijkelijk ingelegde parketvloer. Het empire salon werd circa 1920 ingericht in de vroegere zogenaamde ‘bisschopskamer’ met de empire-aankleding afkomstig van het Hotel de Ghellinck in de Nederkouter te Gent. De kapel in de zuidwestelijke hoek werd ingericht in 1862 in neoclassicistische stijl met koepelgewelfjes. De één travee zuidwaarts verplaatste trapzaal aan de oostzijde heeft een monumentale eikenhouten trap met twee bordessen en L-vormige galerij, gesculpteerd voetstuk met siervaasbekroning en geajoureerde leuning met afwisselend gesculpteerde panelen, onder meer met wapenschild van de bouwheer en jaartal 1785. Door het verplaatsen van de trap ontstond een voorkamer die gedecoreerd werd met laat 19de-eeuws Chinees behangselpapier met de vier bewerkingen van thee, eveneens afkomstig uit het hotel in de Nederkouter.
Ten zuiden van het kasteel op de heuvelflank werd het park in landschappelijke stijl aangelegd volgens een ganzenvoet met drie vista's op het omliggende landschap: naar het oosten op de kerken van Lede en Oudenaarde, naar het westen op de Grote Molen en de kerk van Wannegem en centraal op het grasveld met vijver en kouterlandschap.
Opvallend hier is de grote band tussen kasteel en tuin. Beide werden door Alphonse Baut de Rasmon als een eenheid geconcipieerd. De bouw van het kasteel besteedde hij uit maar het park ontwierp hij vermoedelijk zelf. Een duidelijk bewijs vormt de ervaring van het park vanuit het kasteel. Vanuit elke ruimte heeft men steeds andere zichtpunten: vergezichten, fabriques, boommassieven, solitaire bomen, ... De natuur vormt als het ware een theaterdecor bij het interieur. Omgekeerd gaat de stelling ook op. Het park biedt van op verschillende plaatsen steeds andere zichten op het kasteel. Het één kan niet zonder het andere.
De landschappelijke tuin ontstond in Engeland in de 18de eeuw. De stijl maakte dankbaar gebruik van het bestaande landschap en vooral van de natuurlijke glooiingen en rivieren. Vanaf het einde van de 18de eeuw en vooral in de 19de eeuw maakte deze tuinstijl grote furore op het vasteland. Het was vooral dankzij J.J. Rousseau dat deze stijl ingang vond. Hij bereidde de weg door te stellen dat de mens terug moest keren naar zijn natuurlijke staat. In het ideale geval betekende dat het verwerpen van de cultuur. In de tuinarchitectuur werden deze stellingen vertaald als het verwerpen van de formele Franse tuin en het aanleggen van een natuurlijk aanvoelende tuin.
Een grote aanhanger van deze theorie was de Duitse tuinarchitect C.C.L. Hirschfeld. Hij was meteen ook de geestelijke mentor van Alphonse Baut de Rasmon. Hirschfeld was van groot belang voor de tuinarchitectuur, aangezien hij de Engelse theorie van de landschapstuin onderzocht en in een vijfdelig werk (Duits/Frans) uitgaf. Meteen was de stap over het kanaal gezet. De taak van de tuinkunst was volgens hem de natuur te imiteren. Het einddoel was het opwekken van emoties bij de wandelaar: verwondering, melancholie, opgewektheid,.... Het is duidelijk dat Alphonse Baut de Rasmon zich zeer sterk liet leiden door de theorie van Hirschfeld. Bepaalde onderdelen van de tuin lijken bijna letterlijk uit diens geschriften te komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij in de tuin een cenotaaf oprichtte ter ere van Hirschfeld, kwestie van te mijmeren bij diens overlijden en verloren grootsheid.
Het park moest niet enkel de grootsheid van Moeder Natuur tonen maar ook deze van de eigenaar. De bestaande natuur moest verbeterd worden zodat een aan de status van de eigenaar waardig ‘natuurlijk’ park ontstaat. Daarom dat het park van Wannegem-Lede soms omschreven wordt als ‘nobele eenvoud’. Het landschap werd perfect ontworpen, een samenspel tussen natuur en rede.
Zeer belangrijk te Wannegem, maar ook eigen aan de landschappelijke tuin, is het idee van grenzeloosheid. Het omgevende landschap moest ofwel aan het oog onttrokken worden door boompartijen om lelijke zichten te verbergen ofwel moesten ze dusdanig aangeplant worden dar het omgevende landschap (graslanden, akkerlanden, pittoresk dorpje,...) het verlengde wordt van de parkaanleg. Om in het park het gevoel van grenzeloosheid te krijgen werden zichtbare afsluitingen geweerd en gebruikte Alphonse Baut de Rasmon bakstenen keermuren (haha’s) waardoor de blik niet verstoord werd. Ook de straat tussen het park en de grote vijver was geen begrenzing maar een element in het park waartoe de vijver met eilandje en tholos behoorde.
De grote rijkdom van het park was en is nog steeds het enorme aantal van uitzonderlijke bomen. Alfonse Baut de Rasmon was dan ook een plantenverzamelaar in hart en nieren. Bij zijn overlijden werd de waarde van zijn planten hoger ingeschat dan het kasteel. De lijsten van bomen en serreplanten uit 1833 en 1840 zijn indrukwekkend. Het kan niet anders dan dat Alphonse dankzij zijn connecties binnen de Oostendse Compagnie vele planten van over de hele wereld kon verzamelen. De planten van het park kunnen in drie groepen worden opgesplitst: inlandse soorten om het skelet van de tuin te vormen, waardevolle en exotische soorten als blikvangers en onderdeel van de botanische collectie en naaldhoutsoorten om het naaldbos te vormen.
Verspreid over de tuin staan nog verschillende tuinpaviljoenen of fabriques:
Dergelijke tuinpaviljoenen vormen geen uitzondering binnen de 18de-eeuwse landschappelijke tuin. Zij dragen bij tot het ideale karakter van de tuin en geven een extra verrassingseffect, zoals gewenst door de tuinontwerper. De fabriques van Wannegem-Lede dragen door hun vormgeving bij tot een klassieke invloed binnen de tuin. Het ideaal en onbekommerde van het klassieke Arcadia was wellicht het doel van Alphonse Baut de Rasmon.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. 2015: Kasteeldomein van Wannegem-Lede [online], https://id.erfgoed.net/teksten/180365 (geraadpleegd op ).
Eind 18de-eeuws kasteeldomein met "maison de plaisance" in Lodewijk XVI-stijl met Engelse parkaanleg ingeplant op de zuidelijke helling van de heuvelrug, halfweg tussen de dorpskom van Lede (ten oosten) en Wannegem (ten westen). Noordelijke begrenzing door de Huisepontweg; het zuidelijk deel van het domein met hoeve zogenaamd 't Neerhof en grote vijver strekt zich uit tot over de Wannegem-Ledestraat.
Domein gelegen in de oude heerlijkheid Ten Heuverhuus waarvan de oudste gegevens teruggaan tot de 13de eeuw. Heerlijkheid in 1765 aangekocht door baron François Baut de Rasmon, gefortuneerd zakenman uit Gent, sinds 1758 door keizerin Maria-Theresia tot de adelstand verheven. Zijn grootvader was één van de medestichters van de "Keizerlijke en Koninklijke Indische Compagnie", of Oostendse Compagnie in 1722 met monopolie voor de handel op Afrika en Azië. Opvolging door zijn zoon Alphonse in 1783 en beslissing een nieuw kasteeldomein aan te leggen, hun aanzien en fortuin waardig. De gerenommeerde Franse architect G.B. Guimard, ontwerper van het Paleis der Natie en huizen aan het Koningsplein en van het Park van Brussel werd volgens J.J. De Cloet en P.J. Goetghebuer belast met het ontwerp, de parkaanleg en aanplanting gebeurde vermoedelijk grotendeels door de bouwheer zelf. Hij was een eminent botanist en plantenkweker, aanhanger van de nieuwe natuurfilosofie van J.J. Rousseau met een unieke vakbibliotheek en die onder meer aan de basis lag van de Botanische tuin en de horticultuur in Gent. Na de dood van Adelaïde Vanden Hecke - Baut in 1859, domein door loting in bezit van de familie De Ghellinck d'Elseghem, tot de verkoop in 1996.
Belangrijke wijzigingen in het kasteel, onder meer verplaatsen van de kapel van de kelderverdieping naar het gelijkvloers in 1862, en het verplaatsen van de statietrap met één travee vanaf de noordoostelijke hoek in 1913. Hierdoor ook gewijzigde indeling van de bovenverdieping aan de oostzijde en centrale zaal aangepast. Bouw van een jachtwachtershuisje bij de ingang midden 19de eeuw.
Circa 1900 nog verbouwingen aan de aanhorigheden, onder meer de oranjerie, serre en hovenierswoning. De voormalige logeerkamer kreeg in 1920 een empire-aankleding afkomstig van een gesloopt hotel De Ghellinck in de Nederkouter te Gent. Opmetingen en restauratiewerken onder leiding van architect F. Bonaert in 1974. Nieuwe ingrijpende aanpassings- en renovatiewerken na recente verkoop.
Doorslaggevende ligging op de heuvelrug met inplanting van de gebouwen in het noordelijk kasteeldomein volgens een noordoost- en zuidwest-as met buiten de as geplaatste toegang aan de Huisepontweg. Streng symmetrische opstelling van de dienstgebouwen op het kasteel met hovenierswoning (ten oosten) en koetshuis (ten westen) respectievelijk met aansluitende ommuurde zones met moestuin en oranjerie en boomgaard en volière.
Zeer harmonieus classicistisch kasteel met Palladiaanse allure op rechthoekige plattegrond, zeven traveeën en twee bouwlagen boven een hoge sokkel; bekronende attiek waarachter twee parallel gelegen schilddaken schuil gaan. Baksteenbouw met gepleisterde en heden witgeschilderde gevels verrijkt met hardstenen decoratieve elementen en dorpels. Monumentale, vrij strenge noordelijke voorgevel met gemarkeerd middenrisaliet van drie traveeën met kolossale Ionische zuilen onderstreept door een ruim bordes met balustrade en hellende toegangsvlakken. Bekronend hoofdgestel en attiek met vier siervazen en guirlandes in de spiegels. Sokkel in afgevlakte bossage met vierkante kelderopeningen. Hoekpenanten geaccentueerd door vlakke pilasters en bekronende omlopende balustrade. Verhoogde begane grond met drie rondboogvormige deurvensters onder geprofileerde booglijsten op imposten en sluitstenen; bekronende vlechtwerkfries. Voorts rechthoekige omlijste vensters op arduinen dorpels, op de verhoogde begane grond onder rechte kroonlijst, met sluitsteen op de lagere bovenverdieping.
Gelijkaardige doch speelsere zuidelijke achtergevel door het ontbreken van de kolossale zuilen. In de literatuur beschreven als één der zuiverste vroegclassicistische gevels van België, vaak vergeleken met het Petit Trianon van J.-A. Gabriel in Versailles. Markerende geblokte dubbele hoekpilasters en middenrisaliet met terras met twee korte steektrappen; bekronende siervazen. Ronboogdeurvensters onder geaccentueerde arduinen booglijsten; middendeur met bekronend balkon op arduinen consoles; oorspronkelijke leuning met vlechtwerkversiering (vernieuwd hek ?) Rechthoekige vensters in verdiepte nissen op arduinen dorpels; spiegels met guirlandes boven de benedenvensters. Nieuw houtwerk en verdwenen persiennes. Aflijnend omlopend hoofdgestel met houten kroonlijst, op klossen boven de middenrisalieten. Erboven omlopende balustrade.
Sobere zijgevels van zes traveeën en drie bouwlagen waaronder een lagere tussenverdieping met vierkante vensters.
Oorspronkelijke plattegrond, gekend uit P.J. Goetghebuer met heldere, hiërarchische en symmetrische indeling: centrale belangrijkste vertrekken, de vestibule en groot salon met links en rechts en enfilade intiemere ontvangstkamers als het Chinees salon, de eetkamer, het boudoir en een gastenvertrek; monumentaal trappenhuis in de noordoostelijke hoek en twee verborgen diensttrappen in zuidoostelijke en noordwestelijke hoek. Merkwaardige tussenverdieping of mezzanino met dienstvertrekken en bovenverdieping oorspronkelijk met een gelijkaardige indeling. Centrale zaal met portrettengalerij, tot 1913 met afdekkend tongewelf met cassettenindeling met errond verschillende slaapkamers onder meer met alkoven. Reeds grondig aangepast in de loop van de 19de eeuw, in 1913 met een herschikking van de circulatie en nu bij de recente, niet vergunde renovatiewerken.
Interieur. Naar bestaande literatuur doch onmogelijk te controleren daar ontoegankelijk geworden en 'gerenoveerd'.
Oorspronkelijke kelderverdieping met keukens en bergruimtes onder brede tongewelven met in de zuidoostelijke hoek de kapel, in 1862 overgebracht naar de verhoogde begane grond.
Zeer heldere vestibule met prachtige stucdecoratie in Lodewijk XVI-stijl met ritmerende pilasters en rondboogdeuren en -bogen, oorspronkelijk imitatiemarmerschilderingen, met in de boogvelden halfverheven beeldhouwwerk, onder meer met bustes van Voltaire en Hirschfeld, 18de-eeuwse filosoof waarvan een graftombe in het park staat. Erachter gelegen imposante "Grote zaal" met Ionische pilasters, omlopende stucfriezen en rondboogdeuren en boogvelden met verfijnd stucwerk en reliëfs met puttifiguurtjes toegeschreven aan de Italiaanse stucadoors, de gebroeders Moretti, onder meer één gesigneerd J.M. Moretti. Rondboognis met witgeschilderd terracottabeeld van Cerès van Ch. Van Poucke. Eetkamer met soberdere stucdecoratie oorspronkelijk in groene marmerschildering. Chinees salon met in vier hoeken panelen met vroeg 19de-eeuws Chinees wandpapier met bloeiende struiken en vogels; rijkelijk ingelegde parketvloer. Empire salon, circa 1920 ingericht in de vroegere zogenaamde bisschopskamer met empire-aankleding afkomstig van het Hotel de Ghellinck in de Nederkouter te Gent. Aansluitende kapel in zuidwestelijke hoek ingericht in 1862 in neoclassicistische stijl met koepelgewelfjes. Eén travee zuidwaarts verplaatste trapzaal aan oostzijde met monumentale eikenhouten trap met twee bordessen en L-vormige galerij, gesculpteerd voetstuk met siervaasbekroning en geajoureerde leuning met afwisselend gesculpteerde panelen onder meer met wapenschild van de bouwheer en jaartal 1785. Door het verplaatsen van de trap ontstane voorkamer gedecoreerd met laat 19de-eeuws Chinees behangselpapier met de vier bewerkingen van thee, afkomstig uit de Nederkouter.
Aan de straat, grote segmentboogvormige toegang met ijzeren hekken tussen vier zware gepleisterde pijlers en houten toegangshek geflankeerd door arduinen schamppalen.
Links erachter, jachtwachtershuisje gebouwd midden 19de eeuw, met drie traveeën en één bouwlaag heden met plat in plaats van tentdak. Gepleisterde gevels afgelijnd door geblokte hoekpilasters. Lijstgevel met rechthoekige spaarvelden, omlijste deur en vensters met sluitsteen en persiennes; nieuwe deur.
Noordelijk voorplein met streng symmetrische aanleg met twee identieke, op het kasteel ingeplante paviljoenen, respectievelijk de hovenierswoning (ten oosten) en het koetshuis (ten westen) en ruim grasveld. Gepleisterde en heden geelgeschilderde gebouwen van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder schilddak. Gelijkaardige noord- en zuidgevels van één travee met centrale rechthoekige nis met ingeschreven rondboog op imposten, met sluitsteen en lage deur, penanten met spiegels en aflijnend hoofdgestel met bekronend driehoekig fronton met oculus. Gelijkaardige naar het plein gerichte zijgevels met vier poorten onder booglijsten op imposten, met sluitsteen; getoogde venstertjes in de boogvelden. Ervoor, bakstenen keermuur waardoor een haha vanaf het kasteel ontstond.
Ten oosten van de hovenierswoning, tweede toegangshek en ommuurde moestuin met oranjerie en serre. Oranjerie van zeven traveeën onder schilddak (leien), in zijn huidige vorm daterend van ca. 1900 met behoud van oude kern. Heden geelgeschilderde bakstenen zuidgevel met hoge licht getoogde vensters met roedeverdeling en centrale deur.
Ten westen van het koetshuis, aansluitende stallen van circa 1900 en ommuurde boomgaard met laag bakstenen stalgebouw en volière van acht traveeën onder zadeldak; middenrisaliet in bossage.
Zuidelijk park aangelegd op de zuidelijke heuvelflank volgens een ganzenvoet met drie vista's op het omliggende landschap: naar het oosten op de kerken van Lede en Oudenaarde, naar het westen op de molen en kerk van Wannegem en centraal op het grasveld met vijver en kouterlandschap; afgeboord door beplantingsmassieven. Engelse parkaanleg in pittoreske stijl met kronkelende paden, afwisselende vergezichten, exotische beplantingen en verschillende fabriekjes:
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2000: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Brakel, Horebeke, Kruishoutem, Lierde, Zingem en Zwalm, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. 1999: Kasteeldomein van Wannegem-Lede [online], https://id.erfgoed.net/teksten/43828 (geraadpleegd op ).