Winkelhuis in neoclassicistische stijl volgens de bouwaanvraag uit 1901 opgetrokken in opdracht van de kapper Lambert De Ruyter. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. De werken werden uitgevoerd in 1902.

Rijhuis van drie traveeën en vier bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de eerste verdieping, rust op een klassieke houten winkelpui met zijportaal. Deze bestaat uit bewerkte pilasters en een entablement op voluutconsoles, vanaf een plint uit blauwe hardsteen; het winkelraam is aangepast tot garage. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels, beantwoordt de bovenbouw aan een regelmatig ordonnantieschema. Verkleinende registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met casementen op de borstwering en onderdorpels. De eerste en tweede verdieping worden geaccentueerd door oren, sluitstenen en gietijzeren parapetten. Een klassiek hoofdgestel met casementen in de fries en een houten kroonlijst op klossen, tandlijst en uitgelengde voluutconsoles vormt de gevelbeëindiging.