is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Eligius met kerkhof
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Eligius: oude kerk en toren
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Eligiuskerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Voormalige Sint-Eligiuskerk. Overgebleven gedeelte van een in oorsprong romaanse, georiënteerde en transeptloze basilicale kerk. Apsis, koor, sacristie en middentoren zijn gerestaureerd als ontmoetingsplaats voor culturele activiteiten; de middenbeuk met overblijfselen van de westgevel en scheiboogarcades zijn geconserveerd als ruïne. Centraal gelegen in een trapeziumvormig kerkhof, ommuurd en aan Oudekerkstraatzijde omzoomd met populierenrij; kerkhof nog steeds gebruikt, uitgebreid naar westen toe.
De eerste vermelding van Ettelgem dateert van 1028, wanneer de Doornikse bisschop Harduinus van Croy verschillende altaren schenkt aan de voormalige Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars, onder meer het altaar van Ettelgem. Vermoedelijk gaat het hier om een gedurende de vroege middeleeuwen ontstane houten zaalkerk met versmald koor. Een tweede mogelijkheid is een veldstenen kapelletje. De huidige oude kerk gaat echter terug op een tweede bidplaats, die in de 12de eeuw tot stand komt hetzij als solidere vervanging van de houten bidplaats, hetzij als aanvulling van het stenen kapelletje. Het is een eenvoudige, romaanse veldstenen kerk van het basilicale type met een driebeukig schip van vijf traveeën op een vlakgesloten koor van drie traveeën. Dit bedehuis wordt echter door de eeuwen heen sterk gewijzigd.
Op het einde van de 12de of begin 14de eeuw vinden grondige verbouwingen plaats: de rechte koorsluiting vervangt men door een driezijdige apsis; op de oostelijke travee van het middenschip komt de middentoren te staan, de vier romaanse pijlers worden hierbij versterkt met baksteen; op de grondvesten van romaanse basilicale plan worden een nieuwe westgevel en nieuwe zijbeuken opgetrokken. Uit de 14de eeuw dateert eveneens de aanbouw van de Onze-Lieve-Vrouwkapel - naar het gelijknamige broederschap - tegen de noordmuur van het koor en de torentravee. Op het einde van de 15de of het begin van de 16de eeuw vervangt men de zuidelijke pijlerarcade met rondbogen door twee grote spitsbogen; de zijbeuk wordt vermoedelijk aangepast en reikt tot net voorbij de toren; transeptbouw is onzeker. De veelvuldige herstellingen in de 17de eeuw wijzen erop dat de godsdiensttroebelen van de 16de en de onlusten in de 17de eeuw de kerk niet hebben gespaard. Het dak wordt hersteld en aangepast, waarbij zijbeuk en middenbeuk onder één zadeldak worden gebracht, koor en toren worden opgeknapt, circa 1653-1656 vinden barokke wijzigingen plaats aan de Onze-Lieve-Vrouwkapel, uit circa 1660-1663 dateert de bouw van de sacristie. In de 18de en de 19de eeuw gaan de herstellingen verder: tussen 1735-1737 herstelt men het koor en werd een nieuwe tegelvloer aangelegd; in 1791 wordt de kerk vlak geplafonneerd, het koor krijgt een tongewelf. De sacristie breidt men in de 19de eeuw aan westzijde uit met een magazijn; het zadeldak van de sacristie wordt daarover doorgetrokken. Vernieuwing van het houten gewelf van de noordelijke zijbeuk onder leiding van architect René Buyck in 1881-1882. Onder invloed van het katholieke reveil en het groeien van het inwonersaantal van de parochie, ontwikkelt men op het einde van de 19de eeuw plannen voor een grondige verbouwing van de te klein geworden kerk, zie plannen van architect G. Hoste (Tielt) van 1898-1899. Een andere optie is om ze volledig af te breken en ze te vervangen door een nieuwe op dezelfde plaats. In 1908 wordt besloten een nieuwe kerk te bouwen op een andere locatie, omdat de oude eigenlijk buiten de eigenlijke dorpskern ligt: de neogotische Sint-Eligiuskerk wordt oostelijker langs de Dorpsstraat ingeplant, tussen de bestaande huizenrij. De nieuwe bidplaats (in gebruik vanaf 1909) wordt opgesmukt met het meubilair en aankleding van de oude kerk. Deze laatste wordt geacht te fungeren als kerkhofkapel, maar geraakt in onbruik en wordt aan verval overgelaten. Circa 1912 neemt de KCML de leegstaande kerk op in de derde klasse van de monumentale cultusgebouwen waardoor afbraak uitgesloten lijkt. Gedurende de Eerste Wereldoorlog door het Duitse leger in gebruik genomen als paardenstal. In 1930-31 ondersteunt de KCML de restauratie van het koor en de ombouw van de toren tot portaal, maar stemt tevens toe met ontpleistering van de kerk en sloop van de benedenkerk, de 14de-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwkapel en het 19de-eeuwse magazijn van de sacristie. Na hevige protesten, hoofdzakelijk onder leiding van prof. S. Leurs, kunnen de afbraakwerken einde 1931 stopgezet worden. Per K.B. van 25 maart 1938 beschermd als monument. De teloorgang zet zich echter verder en plannen tot restauratie in de jaren '60 en '70 blijven onaangeroerd. In 1982 wordt het dak van het koor en de toren hersteld. In de periode 1986-1988 volgen twee grondige restauratiefasen: de restauratie van de kerkhofkapel en de sacristie in 1986-1987 (Firma A. Vandendorpe); de westgevel en de noordelijke en zuidelijke arcaden van het ruïneuze schip worden conserverend gefixeerd in 1988 (Aannemersbedrijf Aqua Reno).
De plattegrond ontvouwt: ruïneuze driebeukige basilicale kerk met restanten van middenbeuk van vier traveeën, middentoren op oorspronkelijke vijfde schiptravee, koor van drie traveeën met aansluitend driezijdige apsis; sacristie op rechthoekige plattegrond haaks op de zuidzijde. van de oostelijke koortravee.
Aanzienlijke hoeveelheden veldsteen in de noordgevel refererend naar romaanse opstand, baksteen voor opeenvolgende verbouwingen en herstellingen; jongere bestanddelen in baksteen (onder andere apsis en westgevel in baksteen van 30x7); natuursteen enkel voor zuil in de zuidelijke spitsboogarcade.
Schip met afgepunte westgevel met centrale rondbogige portaaldeur en restanten van spitsboogvenster, aan weerszijden versneden steunberen; oplopende westmuur van noordelijke zijbeuk met oculus. Ten noorden, veldstenen pijlerarcatuur met rondbogen, de westpijler en twee rondbogen werden bij de recente conservatie vervangen door een metalen constructie; ten zuiden spitsbogige arcade op bakstenen halfzuilen en centrale natuurstenen zuil met geprofileerd kapiteel en achtzijdig basement, haaks op westgevel versneden steunbeer.
Middentoren onder tentdak (leien); het rechthoekig grondplan wordt in noord- en zuidmuur op ongelijke hoogten versneden tot vierkant grondplan, versnijdingen onder lessenaarsdak; aan de vier zijden gekoppelde rondbogige galmgaten met houten klankborden. Westmuur met rondboogdeur in hoge dichtgemetselde spitsboog als overgang van schip via toren naar koor; daarboven dichtgemetselde spitsboog (circulatie tussen zolder, schip en toren) en belijning van zadeldak. Zuidmuur met sporen van rondbogige en rechthoekige opening naar de zuidelijke zijbeuk. Oorspronkelijke pijlers verstevigd met baksteen.
Koor en apsis onder leien dak. Noordelijke koormuur uit veldsteen met twee rondboogvensters; opgehoogd met bakstenen moefen en voorzien van dichtgemetselde spitboogvormige doorgang naar de Onze-Lieve-Vrouwkapel; haaks hierop restant van oostmuur van Onze-Lieve-Vrouwkapel met spitsboognis. Apsis met op de hoeken twee steunberen met één versnijding en drie gedrukte spitsboogvensters waarvan het centrale blind waartegen een gekruisigde Christus onder een houten afdakje, daaronder herdenkingsplaat uit 18de eeuw.
Sacristie onder zadeldak met aandak en bedekt met leien; blinde west- en oostmuur, westmuur met sporen van doorgang naar 19de-eeuws magazijn; zuidelijke tuitgevel met topstuk, vlechtingen en schouderstukken; rechthoekig venster met ontlastingssysteem van een rondboog op gelijkvloers; vierkant zoldervenstertje.
Interieur. Witbepleisterde torenruimte met spitsboog op halfzuilen als overgang naar het koor. Koor en apsis gekaleid en overkluisd door tongewelf met bepleistering tussen gewelflatten. Noordelijke koormuur met restanten van twee rondboognissen met ingeschreven de rondboogvensters, tussen de nissen sporen van de spitsbogige doorgang naar Onze-Lieve-Vrouwkapel, grafsteen met uitgesleten voorstelling van een priester en verschillende personages (1482); zuidmuur met in oorspronkelijke rondboognis een rondbogige toegang tot de sacristie. Apsis met spitsbogige blindnis; licht uitgespaarde nisje met beeldsokkel. Bepleisterde sacristie met stenen kruisgewelf.
Mobilair. Bij de bouw van de Sint-Eligiuskerk in de Dorpsstraat in 1909-1910 wordt het meeste mobilair overgebracht naar deze nieuwe parochiekerk. Voormalig 18de-eeuws tabernakel, hout, gedeeltelijk gemarmerd.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van STRUYF J. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oudenburg, Deelgemeenten Ettelgem, Roksem, Westkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De bakstenen verhoging van het romaanse koor in veldsteen is in Vlaams verband, wat wijst op een bouw in de 13de tot het begin van de 14de eeuw.
Is deel van
Oudekerkstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Eligius met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/44281 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.