is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Gerardus Majella
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Gerardus Majella
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk in Sint-Gerardus Majella
Deze vaststelling was geldig van tot
Opstal werd in 1905 erkend als een zelfstandige parochie, die werd toegewijd aan de Heilige Gerardus Majella.
Kerk, pastorie en klooster dateren uit een zelfde periode en werden gebouwd op initiatief van de eerste parochiepriester, de heer Jules Andries. De parochiekerk werd ontworpen door Sint-Lucas-architect Henri Valcke (1871-1951) uit Ledeberg bij Gent in 1906. Valcke werkte in diezelfde periode ook aan de plannen van de kerk te Bassevelde en de Sint-Pauluskerk te Gent.
Het dak van het kerkgebouw werd in 1956 gerestaureerd door architect Bressers. Het klooster, met daaraan verbonden een meisjesschool, was afgewerkt in het begin van 1907 en werd gefinancierd door de kloostergemeenschap van Sint-Vincentius te Buggenhout. De pastorie was bewoonbaar in januari 1908 terwijl de kerk in september 1908 kon worden gezegend en op 5 mei 1909 gewijd. De pastorie en het klooster waren aanvankelijk ommuurd.
Bij overlijdens in de nog jonge parochie was men tot 1907 aangewezen op het kerkhof van Buggenhout. Het oudste kerkhof van Opstal werd naast en achter de kerk aangelegd en deed dienst van 1907 tot en met 1925. Dit kerkhof was echter maar de voorlopige begraafplaats, want het eigenlijke kerkhof van Opstal kwam er pas in 1925. In de kerk zijn evenwel geen grafzerken terug te vinden, gezien het verbod om de overledenen in de kerk zelf te begraven dat door keizer Jozef II op het einde van de 18de eeuw werd uitgevaardigd.
De parochiekerk is licht noordwaarts georiënteerd. Het is een driebeukige neogotische kerk met een driezijdig gesloten hoofdkoor en een kort transept. Aan weerszijden van het koor bevinden zich zijkapellen die schuin tegen het kerkgebouw zijn aangebouwd. Aan de noordwestelijke zijde, tussen het transept en de zijkapel bevindt zich een kleine spiltrap. Tegen de zuidoostelijke zijde van het transept en de zijkapel werden verschillende kleine annexen aangebouwd, die op het ontwerpplan van architect Valcke volgende bestemmingen kregen: bergplaats, doorgang, koor, kleine sacristie en sacristie.
Aan de noordwestelijke zijde in de voorgevel, aansluitend op de linkerzijbeuk, bevindt zich een klokkentoren met een uitwendige spiltrap, die links geflankeerd wordt door een vierzijdige doopkapel.
Het kerkgebouw is volledig opgetrokken uit baksteen op een afgeschuinde plint in gebouchardeerde hardsteen. De plint werd op sommige plaatsen reeds bijgewerkt met een restauratiemortel, die vlak werd afgestreken. Afzaten van vensters, druiplijsten en sommige deur- en vensteromlijstingen zijn eveneens in hardsteen uitgevoerd. Op alle hoeken en tussen alle vensteropeningen zijn getrapte steunberen geplaatst.
Het schip is afgedekt met een leien zadeldak en heeft een puntgevel. Centraal bevindt zich een fraai uitgewerkt spitsboogvormig portaal met een geprofileerde deelzuil en latei in blauwe hardsteen. Het spitsboogvormige timpaan is beschilderd in beige en bruine tinten met een centrale voorstelling van een gotische vensteropening met driepasvormen, omgeven door een boord van gestileerde florale motieven. De decoratie dateert van 1912 en werd aangebracht door G. Verstraete uit Rumbeke. Boven het portaal is er een grote spitsboogvormige vensteropening met eenvoudig maaswerk. Ter hoogte van de zolder zijn er drie kleine blindnissen met centraal een lichtopening geflankeerd door smalle kijkspleten. De zijgevels van het schip bestaan uit vier traveeën met spitsboogvormige bovenlichten met eenvoudig maaswerk. De gevels worden bekroond door een muizentandfries. Aan weerszijden is er een kleine dakkapel.
De zijbeuken zijn voorzien van een leien lessenaarsdak dat tot net onder de bovenlichten van het schip reikt. Tegen de voorgevel van de rechterzijbeuk staat een oorlogsmonument ter nagedachtenis van beide Wereldoorlogen. Erboven bevindt zich een kleine spitsboogvormige vensteropening met eenvoudig maaswerk. Hogerop is er nog een kijkspleet. De zijgevels zijn bekroond door een muizentandfries. De laterale gevel van de rechterzijbeuk bestaat uit vier traveeën met spitsboogvormige vensteropeningen terwijl de linkerzijbeuk slechts twee traveeën telt. Dit is het gevolg van de inplanting van de westtoren met de daaraan gekoppelde doopkapel. De toren heeft een vierkant grondplan en omvat vier bouwlagen. In de voorgevel is er een klein spitsboogvormig toegangsportaal dat met een lessenaarsdak is afgedekt. Erboven is er een kleine rondboogvormige beeldnis met een terracotta heiligenbeeldje. Op de tweede en derde bouwlaag zijn er blindnissen met kleine rechthoekige vensters. Op de klokkenverdieping zijn er telkens twee galmgaten met houten galmborden. Aan alle zijden bevindt zich een torenuurwerk en zijn er steigergaten. De toren wordt bekroond door een leien tentdak met centraal een kleine dakkapel.
De uitwendige traptoren reikt tot aan de derde bouwlaag en is toegankelijk via een rechthoekige deuropening in de voorgevel. De spiltrap wordt verlicht via diverse kijkspleten.
De doopkapel heeft een vijfzijdig grondplan en is tegen de linker zijgevel van de westtoren aangebouwd. De kapel wordt rondom verlicht door smalle spitsboogvormige venster-openingen. Op elke hoek is er een getrapte steunbeer zoals bij de rest van het kerkgebouw. De kapel wordt bekroond door een muizentandfries en is afgedekt met een leien dak.
Het transept heeft aan weerszijden een puntgevel en is afgedekt door een leien zadeldak dat iets lager komt dan de nok van het schip. Aan weerskanten is er een kleine dakkapel. In de gevels aan de voorzijde is er telkens één smal spitboogvormige venster met eenvoudig maaswerk. In de puntgevels is er een groter spitsboogvormig venster met maaswerk. Erboven zijn er telkens drie blindnissen met een kleine lichtopening en kijkspleten. De gevels zijn bekroond door een muizentandfries.
Aan de linkerzijde tussen het transept en de schuin geplaatste zijkapel bevindt zich een kleine annex met een leien zadeldak, een puntgevel en een uitwendige traptoren. De spiltrap wordt verlicht door kleine kijkspleten en in de puntgevel zijn er twee spitsboogvormige vensters met maaswerk en hogerop nog een kijkspleet.
De zijkapel omvat drie zijden en is rondom voorzien van grote spitsboogvormige vensters met maaswerk. De zijkapellen worden bekroond door een muizentandfries en zijn afgedekt met een leien tentdak.
De vijf traveeën van het koor worden verlicht door grote spitsboogvormige vensters met maaswerk. Het koor wordt bekroond door een muizentandfries en is afgedekt met een leien zadeldak met achteraan één kleine dakkapel.
De bijgebouwen aan de rechterzijde van de kerk omsluiten de zijkapel. Beide sacristieën samen hebben een rechthoekig grondplan. De open ruimte tussen de sacristieën en de zijkapel is afgesloten door een omheiningsmuur met kantelen. De grote sacristie heeft in de achtergevel twee rechthoekige vensteropeningen met een afgeschuinde omlijsting en een moneel in hardsteen. De vensters zijn afgeschermd door een smeedijzeren traliewerk met krulmotieven. Boven de lateien zijn er twee gekoppelde ontlastingsbogen in baksteen. Aan de laterale zijde heeft de grote sacristie een puntgevel met een centrale schouw die vanop de plint vooruit springt in het gevelvlak. Aan weerszijden zijn er twee blindnissen met kleine getraliede rechthoekige vensters. De kleine sacristie heeft een hoog en steil leien lessenaarsdak en wordt verlicht door twee rechthoekige vensters. De sacristieën worden bekroond door een muizentandfries.
Tegen de buitengevels van het koor en de zijkapellen zijn verschillende kleine grafmonumenten geplaatst. Rondom het kerkgebouw bevinden zich ook de zeven statiën van het leven van de Heilige Theresia van het kindje Jezus.
De taferelen zijn voorgesteld in bas-reliëf en werden terracotta kleurig beschilderd. Elke voorstelling is gevat in een hardstenen omlijsting met onderaan een ingekapt opschrift. De bas-reliëfs zijn met een glasplaat afgeschermd. De opschriften zijn: "I 't geluk harer familie", "II edelmoedigheid", "III vraagt kloosterlinge te worden", "IV slachtoffer harer liefde", "V patrones der missionarissen", "VI hare dood", "VII hare verheerlijking".
Het kerkgebouw heeft een basilicale opstand. Het schip is van de zijbeuken gescheiden door middel van spitsbogen op ronde zuilen, bestaande uit diverse trommels in blauwe hardsteen. De zuilen staan op achthoekige sokkels en hebben achthoekige geprofileerde kapitelen.
Het opgaand muurwerk en de dagkanten van de vensters zijn momenteel wit geschilderd, maar er zijn sporen zichtbaar van een oudere polychrome beschildering.
Elke travee van het kerkgebouw, alsmede de zijkapellen, zijn overdekt met een kruisribgewelf in baksteen. De kalkstenen, geprofileerde gewelfribben steunen op geprofileerde consoles, die worden afgeleid op geschilderde halfronde pilasters.
Rondom zijn de wanden bekleed met een marmeren lambrisering in Noir en Rouge Belge.
De spitsboogvormige doorgangen tussen het transept, koor en de zijkapellen zijn ingevuld met houten maaswerk en glas.
De kerkvloer bestaat uit kleine beige, rode en zwarte ongeglazuurde tegels in aardewerk, die volgens een ruitvormig patroon gelegd zijn.
De glasramen in het koor dateren van 1961-1965 en werden gemaakt door C. Los. Volgende taferelen met een christelijke iconografie worden voorgesteld:
De schuine inplanting van de zijkapellen naast het koor ontlokte bij een lid van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen in 1910 de opmerking dat de bouwmeester zich meer had bekommerd om de esthetische aanblik van het kerkgebouw dan zich om de opstelling van het kerkmeubilair te bekommeren. Wanneer men namelijk een altaar tegen de wand van de zijkapellen plaatst dan staat het schuin en wanneer de priester zich omdraait richt hij zich niet tot het volk, maar bevindt hij zich tegenover de zuil van de triomfboog. Indien het altaar echter op een rechte lijn in de zijkapel geplaatst wordt dan breekt het de lijn van de kapelramen. Er werd opgemerkt dat de zijaltaren dus best tegen de wanden van de dwarsbeuken zouden geplaatst worden.
Het kerkmobilair bevat onder andere volgende vermeldenswaardige elementen:
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Bogaert, Chris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Aannemer Leonard Verstraete uit Rumbeke bouwde de kerk en de pastorie in 1907-1908. De bouw van de kerk begon op 1 mei 1907, en op 27 september 1908 werd de kerk ingewijd.
Is deel van
Broekstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Gerardus Majella [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/44550 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.