Tot de belangrijkste realisaties uit zijn rijpere loopbaan rekent Braem de vrijstaande eengezinswoning die hij voor het echtpaar Van Humbeeck-Moyson ontwerpt in Buggenhout. Josephine Van Humbeeck-Moyson werkt als secretaresse voor Braem tijdens zijn ambtsperiode als waarnemend directeur van het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen van 1962 tot 1965. Vervolgens engageert hij haar voor zijn eigen architectenbureau, waar zij van november 1967 tot januari 1978 verantwoordelijk is voor de administratie. Wanneer de echtelieden in 1964 een stuk bouwgrond kunnen verwerven in hun geboortestreek, krijgt Braem vanzelfsprekend opdracht de bouwplannen te verwezenlijken. Het kleine perceel maakt deel uit van de verkavelde terreinen van het oude gasthuis in het centrum van Buggenhout en paalt aan de 18de-eeuwse, classicistische pastorie, die wordt omgeven door een ruime beboomde tuin met aanhorigheden. De toewijding en het vertrouwen van zijn medewerkster biedt Braem een zeldzame kans om een woning te ontwerpen die volledig met zijn theorieën en artistiek streven overeenstemt, aangepast aan de noden van het jonge gezin en binnen het beschikbare budget. Zelf verklaart hij zijn concept in Het schoonste land ter wereld als volgt: "Eigenlijk vind ik dat een huis een soort foetus is, een condensatie van leven in een zich naar buiten verdedigende vorm. De ellips beschouw ik als de primaire vorm in de natuur, de loop van de atomen rond de kern, de baan van de aarde rond de zon. De ellipsoïde is dus het primaire volume. Men zou een huis compleet functioneel in een ellipsoïde kunnen concipiëren, en zelfs de vloeroppervlakte aldus vormgeven, als zitvlak bijvoorbeeld. In gewapend beton zou het goed uitvoerbaar zijn, maar het zou duur zijn en indruisen tegen de huidige levensgewoonten. Het huis van Van Humbeeck kan wel als een benadering van de ellipsoïde worden beschouwd. Maar het heeft gebogen vlakken met enkele buiging, wat goedkoper uit te voeren is. De verticale wanden zijn in baksteen, wat de uitvoering gemakkelijker maakt dan gewapend beton. Alles bijeen is het de meest poëtische woning die ik ontworpen heb." Het streven naar een wezenlijk organische ruimte "die de rechthoekige wereld doet vergeten", vormt de leidraad door het gehele ontwerpproces, dat midden 1966 van start gaat en een drietal opeenvolgende concepten oplevert. De basis is telkens een ellipsoïde ontleend aan de superellips, de perfecte tussenvorm tussen de ellips en de rechthoek eind jaren 1950 ontwikkeld door de Deense wetenschapper en wiskundige Piet Hein. De biomorfe benadering van de architectuur door Braem, als een deel van de natuur aangepast aan het wezen van de mens, komt hierin tot volle ontplooiing.
De minieme afmetingen van het in een punt uitlopende terrein verplichten Braem tot een ruimtelijke opbouw in de hoogte met in totaal vier niveaus. Het programma bestemt de benedenverdieping van meet af aan voor de zuiver utilitaire functies als garage, hal en wasplaats, de hoofdverdieping voor de leefruimten en de bovenste twee niveaus voor het slaapgedeelte. Een eerste schetsontwerp wordt in de loop van 1966 en 1967 ontwikkeld, waarbij de ellipsoïde zowel in de plattegrond als in het profiel toepassing vindt. Braem experimenteert al in dit stadium met een gesloten, monolithisch volume, een dynamische dakvorm en een schijnbaar organisch gegroeide, ruimtelijke opbouw met open vides. In een tweede schetsontwerp, dat in januari 1969 tot stand komt, past hij een bouwsysteem van geprefabriceerde betonnen gevelelementen toe, dat twee parallelle schermgevels met een golvend profiel genereert. De hoge kostprijs van dit constructieprincipe geeft aanleiding tot een derde concept, dat berust op een betonnen schaaldak, en in juni 1969 tot het uiteindelijke ontwerp wordt uitgewerkt. De ellipsoïde die het eigenzinnige, sculpturale volume driedimensionaal bepaalt, wordt nu in niervorm gebogen, wat de vormelijke en ruimtelijke dynamiek versterkt. Na het verkrijgen van de bouwvergunning past Braem het ontwerp in juli 1969 nog fundamenteel aan tot een compacter volume, om de uitvoering te vergemakkelijken en de kostprijs te drukken. De bouw wordt in maart 1970 aangevat door aannemer A. Van Eester uit Nijlen, dezelfde als voor de woningen Brauns-Brants en Alsteens in Overijse, en wordt rond de jaarwisseling beëindigd. Begin 1974 volgt ten slotte nog een ontwerp voor de inrichting van de kinderkamers met inbouwkasten en een rustbank.
In zijn voorbereidende schetsen werkt Braem een bouwvolume uit met een rechthoekige plattegrond en vlakke zijwanden, waarbij hij zowel het ideale profiel van een ellips uitprobeert, als dat van een halve of een kwartellips. In het eerste schetsontwerp dat uit deze oefening voortvloeit, krijgt de plattegrond de vorm van een aan beide zijden afgeknotte ellips, die de kromming van de zijwanden bepaalt. Deze wanden groeien naar boven toe asymmetrisch in een punt uit en geven in een vloeiende beweging vorm aan de dakstructuur met een spitse nok. De zijgevels accentueert Braem als gesloten, plastische vlakken met een abstract patroon, die hun reliëf ontlenen aan de uitstekende koppen van de draagbalken, een enkele cirkel- of ellipsvormige raamopening en horizontale lichtstroken. Het interieur is opgebouwd rond de centrale vide van de wenteltrap, met een ruimtelijke structuur die berust op de toepassing van niveauverschillen en split levels, verlicht door brede glaspartijen in de kopgevels en de dakstructuur. Het tweede schetsontwerp bouwt verder op dit principe, maar speelt de plastische dynamiek van het bouwvolume uit door aan de betonnen zijwanden een sterk golvend, sculpturaal profiel te verlenen. Ze worden tot bovenaan op parallelle hoogte doorgetrokken, als een soort schelp voor de binnenruimten en terrassen. Net als in de voorgaande versie wordt het woonniveau volgens een open plan in functionele zones opgedeeld, met de zithoek en de open haard aan de westzijde, en de eethoek met open keuken bij het zwevende terras. Bijzondere ruimtelijke aandacht gaat nu naar de 'studio' die over twee niveaus overgaat in de centrale vide, en het slaapgedeelte van de ouders, dat het bovenste niveau inneemt. Opmerkelijk is de schuin gemonteerde, ronde lichtkoker centraal in de zuidgevel, die de middagzon capteert.
In zijn uiteindelijke vorm berust de woning Van Humbeeck op de combinatie van de gebogen plattegrond en het asymmetrische schaaldak, die een plastisch volume met een organische dynamiek doet ontstaan. Het dakschild vormt daarbij een meetkundige toepassing van een deel van de zogenaamde 'Wig van Wallis'. Als eerste versie van het ontwerp tekent Braem de plattegrond uit volgens een gelijkmatige curve, die als een segment van een spiraal naar achteren toe versmalt. Ondiepe terrassen voor de slaapkamers onderbreken aan de oostzijde de curve van het dakschild, dat zich bovendien van de witgeschilderde wanden onderscheidt door een donkergrijze bekleding. In de definitieve versie wordt de plattegrond niet alleen gevoelig ingekort maar ook op parallelle breedte gebracht, waardoor de indeling aan compactheid wint. Voor de curven van de zijwanden past Braem een vereenvoudigde oplossing toe, met twee rechte wanddelen verbonden door een boogstuk. Verder opteert hij voor een egaal witte beschildering van wanden en dak, wat het monolithische karakter versterkt. Midden in de dorpskern vormt de woning een merkwaardig contrast met de achttiende-eeuwse pastorie ernaast. De constructie is opgetrokken met een gemengde structuur van gewapend beton en dragend baksteenmetselwerk, met schrijnwerk in afzelia. Het dakschild wordt afgelijnd met tot spuwers verlengde, betonnen dakgoten en wordt brutaal bekroond door twee hoge, eternieten schouwpijpen. Waar de voor- en achtergevel grotendeels zijn opengewerkt, benadrukt Braem in de gebogen zijgevels eens te meer de expressie van een organisch doorbroken blind vlak met een ingesneden toegangsportaal. Ook het spiraalpatroon van het ijzerwerk aan het gevelbrede balkon, het schrijnwerk van de voordeur en het meanderende tracé van de tuinmuur beantwoorden aan een doorgedreven organische lijnvoering. In het volledig witgeschilderde interieur wordt de textuur van baksteen en ruw bekist beton gecombineerd met de warme kleur van wengé- en oregonhout. Braems biomorfe streven komt tot uiting vanaf de hal, die met een golvende trechtervorm uitmondt in een lichtopening met een spitse celachtige vorm. Eenzelfde opening past hij toe in de ronde trapkoker, waarbij hij door een verschuiving ten opzichte de gevel, via indirect licht een mystiek effect oproept. Voor de houten spiltrap, die als een doorlopende spiraal de vier niveaus verbindt, overweegt Braem in de voorbereidende fase van zijn ontwerp aanvankelijk zelfs een externe traptoren. Op het woonniveau worden de aparte leefkamer en de 'studio' uit de voorgaande schetsontwerpen tot één geheel samengevoegd in een open duplexruimte met een golvende houten zoldering. De open haard, die in de zithoek tegen de trapkoker aanleunt, creëert een plastische ruimte met complexe curven en een zitje dat zich als een nis uit de wand drukt. Ook hier past hij de superellips toe in de vorm van het grote, hooggeplaatste venster in de zuidwand. De open keuken en de eethoek, die is uitgerust met een betonnen wandtablet, staat via een halfrond, zwevend terras met buitentrap in verbinding met de tuin. Het duplexniveau biedt achter de studio ruimte aan de slaapkamer en de badkamer, terwijl de gewelfde bovenste verdieping een flexibele indeling toelaat in twee ruim verlichte kinderkamers met eigen sanitair. Ook de brievenbus in ellipsvorm wordt door Braem ontworpen.
Bron: J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2010: Woning Van Humbeeck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134334 (geraadpleegd op ).
Renaat Braem in zijn memoires "Het schoonste land ter wereld" zegt over de woning Van Humbeeck zelf: "Een belangrijk gebouw in mijn werk is de woning die ik in 1967 bouwde voor de heer en mevrouw Van Humbeeck in de Pastorijstraat in Buggenhout. Mevrouw Van Humbeeck was als secretaresse de spil geweest van mijn activiteiten als directeur van de architectuurschool en werkte daarna in mijn eigen bureau. Toen zij besloot een huis te bouwen was het vanzelfsprekend dat zij zich tot mij wendde. Ik spande mij in om iets te maken dat volledig met mijn theorieën overeenstemde en met de eisen van haar gezin harmonieerde. Eigenlijk vind ik dat een huis een soort foetus is, een condensatie van leven in een zich naar buiten verdedigende vorm. De ellips beschouw ik als de primaire vorm in de natuur, de loop van de atomen rond de kern, de baan van de aarde rond de zon. De ellipsoïde is dus het primaire volume. Men zou een huis compleet functioneel in een ellipsoïde kunnen concipiëren, en zelfs de vloeroppervlakte aldus vormgeven, als zitvlak bijvoorbeeld. In gewapend beton zou het goed uitvoerbaar zijn, maar het zou duur zijn en indruisen tegen de huidige levensgewoonten.
Het huis van Van Humbeeck kan wel als een benadering van de ellipsoïde worden beschouwd. Maar het heeft gebogen vlakken met enkele buiging, wat goedkoper uit te voeren is. De verticale wanden zijn in baksteen, wat de uitvoering gemakkelijker maakt dan gewapend beton. Alles bijeen is het de meest poëtische woning die ik ontworpen heb. De hal is een trechtervormige ruimte die links opent op de vestiaire en het toilet en een lichtopening als as vertoont, een spitse biologische vorm. Rechts vertrekt een trap die in dezelfde richting als de aarde draait, binnenin een ronde toren. In de torenwand is er een soortgelijke opening als de lichtopening in de hal. Ook in de gevel is zo.n opening, maar verschoven. Men ziet dus vanuit de trapzaal licht in de opening, maar men merkt niet waarvan het licht afkomstig is. Dat geeft een mystiek effect: het licht komt niet van waar men het verwacht. De trapzaal ziet op de verdieping uit in de woonruimte, met balkon aan de straatgevel. Een nis drukt de wand als het ware naar buiten. Een plastisch nadrukkelijke haard loopt met zijn schoorsteen omhoog in de dubbele hoogte van de woonkamer. Deze is elliptisch afgedekt met hout, wat zich naar buiten in het elliptische betondak uitdrukt. Het balkon is een schrijfgelegenheid, daarachter is een slaapkamer voor de ouders en een badkamer. Daarboven de slaapkamer van de dochter, ook halfrond afgedekt en met aparte badcel.
Deze ruimten lopen zo dooreen dat het geheel een wezenlijk organische ruimte vormt die de rechthoekige buitenwereld doet vergeten. Het huis is een muzikaal geheel, organisch gegroeid met verschillende climaxen. De bewoners worden alleen gestoord door de menigvuldige bezoekers, maar daar kan ik niets aan doen. Ik beschouw het als poëtisch in die zin dat het de mens zijn bewustzijn als deel van het geheel verstevigt. Ik krijg zelden de gelegenheid iets in die geest te verwerkelijken en ben er mijnheer Van Humbeeck, de bouwheer voor wie de bouw een pure verrassing was, en mevrouw Van Humbeeck, die jaren lang mijn preken heeft moeten aanhoren over bouwen en wonen, dankbaar voor dat ik het kon bouwen.. "
In zijn memoires geeft Renaat Braem dus zelf een perfecte beschrijving van de woning Van Humbeeck en de filosofie die hem daarbij voor ogen stond. In zijn streven naar een organische architectuur bereikt hij hier, niet in het minst dankzij een welwillend bouwheer, een onovertroffen hoogtepunt. In zijn voorbereidende schetsen is de ellipsoïde als grondvorm, het 'superegg' van Piet Hein, nog dominanter aanwezig. Gezien de minieme afmetingen van het grondstuk, wordt van meet af aan geopteerd voor een uitbouw in de hoogte, hoewel dit vanwege de ellipsoïde dakvorm niet meteen waarneembaar is.
De woning Van Humbeeck is ingeplant op een langgerekt perceel middenin de dorpskern van Buggenhout. De stallingen van de naastliggende 18de-eeuwse pastorij, volledig overwoekert door klimop vormen een beschuttende groene berm, de perceelscheiding aan de andere zijde werd weggelaten. De plattegrond vormt een trapezium met parallel gebogen zijden. In dit merkwaardige volume zijn niet minder dan vier niveaus ondergebracht, waarvan twee in de dakvorm, verbonden door een ronde trapkoker. De centrale inkom mondt uit in een plastische trechtervorm, geflankeerd door de garage en ruimten voor huishoudelijke taken. De tweede bouwlaag wordt volledig ingenomen door de zonovergoten woonkamer met een open keuken, en een plastisch uitgewerkte, bij de trapkoker aanleunende open haard. Een gevelbreed balkon aan de voorzijde en een ruim, halfrond terras aan de achterzijde versterken het ruimtelijk gevoel. De derde bouwlaag vormt ten dele een mezzanine of studio in de vide van de woonkamer, en biedt daarnaast ruimte aan de ouderslaapkamer en de badkamer. De vierde bouwlaag is volledig gereserveerd voor de kinderkamer met eigen douchecel. Deze riante ruimte kon desgevallend ook worden opgesplitst in twee kinderkamers.
De volledig witgeschilderde constructie is opgetrokken uit baksteen en beton, het dakschild is bekleed met epoxyhars, het schrijnwerk is uitgevoerd in afzelia met aluminium glaslatten, evenals de buitentrap aan het terras. De inspringende voor- en achtergevel zijn over twee, respectievelijk drie bouwlagen opengewerkt, voorzien van beglazing en glasal. De convexe, respectievelijk concave zijgevels, doorlopend in steunberen, zijn nagenoeg blind, op de inkom, enkele expressief vormgegeven lichtopeningen en de volledig beglaasde geveltop van de kinderslaapkamer na. Het gebogen balkon met een ijzeren spiraal als balustrade, de tot spuwers verlengde betonnen dakgoten en de dubbele schouwpijp maken het beeld af. In het interieur overheersen witgeschilderde baksteenwanden, het ruwe beton van de mezzanine en de golvende houten zoldering.
De woning Van Humbeeck is intact bewaard. De spiltrap is opgebouwd uit een met oregon bekleedde kern, herhaald in het bovenlicht. De oorspronkelijke inrichting van keuken en badkamer, evenals het ingebouwde meubilair van de kinderkamer zijn nog aanwezig. Enkele raamvleugels en het schrijnwerk in de geveltop werden vernieuwd, de oorspronkelijk meanderende tuinmuur werd ingekort en de breuksteen van oprit en tuinpad werd vervangen.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Bogaert, Chris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. 2000: Woning Van Humbeeck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/44593 (geraadpleegd op ).