Hoeve, vermoedelijk uit de 18de eeuw. Van het oude boerenhuis bleef slechts een restant van twee traveeën bewaard onder een zadeldak met golfplaten, namelijke de twee rechter traveeën van het vroegere huis met een stenen kloosterkozijn en een zijaandak.
Ten zuidoosten op het erf en parallel aan de straat, oude schuur. Voor de streek kenmerkende dwarsschuur met dubbele dorsvloer, grotendeels opgetrokken uit baksteen en gedekt door een schilddak, oorspronkelijk met strobedekking, nu gedeeltelijk met golfplaten. Typische laag bij de grond vertrekkende dakvorm met in de voorgevel twee in het dak verhoogde inrijpoorten met opwaartse welving ter hoogte van de dorsvloeren. De zuidelijke zijpuntgevel is afgewerkt met houten beplanking, de linker zijgevel van baksteen is afgewerkt met muurvlechtingen. De uiteinden van de schuur bevatten de tassen, en zijn voorzien van verluchtingsgaten. Voor de rechter tas zijn twee varkenshokken aangebracht. De doorritpoorten zijn voorzien van een zogenaamde stippel of klinket. Tussen de dorsvloeren bevinden zich de paardenstallen en de koeienstallen, beiden uitgevend op het voederlokaal. Binnenin de schuur, gebint van zes traveeën gescheiden door een houtconstructie van ankerbalkgebinten en een kapgebint.
Tussen woonhuis en dwarsschuur ingeplant wagenhuis, deels van baksteen en deels van hout, onder mank zadeldak met pannen. Open doorrit, rechts geflankeerd door stallen opgetrokken van baksteen.
- GOETHALS K., Architecturale en constructieve typologie van historische boerderijen uit het Meetjesland, Afstudeerwerk ingediend tot het behalen van de academische graad van burgerlijk ingenieur architect, UGent, 1997-19980, p. 82-87.