Patricierswoning genaamd “de groote witte Arend”, waarvan de oorsprong opklimt tot de 15de eeuw. Het complex in traditionele stijl met een barokke arcade op de binnenplaats, dateert uit de 16de en 17de eeuw, mogelijk met een oudere kern. De voorgevel werd in de jaren 1750-1760 in rococostijl aangepast. Egide Storms liet in 1867 door de architect Louis Baeckelmans de vensters van de eerste verdieping verlagen, en in 1868 door de architect Heliodore Leclef de hardstenen plint aanbrengen. Deze handelaar in koloniale waren, die als vennoot de stoomrijstpellerij Storms & Bellemans in de verdwenen Mattenstraat uitbaatte, had het pand minstens sinds 1848 in bezit. De kloostergemeenschap "Les Filles de la Charité de Saint-Vincent de Paul", liet “de groote witte Arend” in 1901 door de architect Jules Bilmeyer verbouwen tot klooster, beroepsschool (nieuwbouw) en patronage (westvleugel) voor meisjes. Van deze ingreep dateert de noordelijke arcade met beglaasde galerij van de binnenplaats, en een vandaag afgesplitst tweelaags schoolgebouw met verbindingsgalerij achter de aanpalende panden Reyndersstraat 12 en 14. Het complex werd omstreeks 1975 omgevormd tot cultuurcentrum, en is de laatste decennia in gebruik als horecazaak.
Het complex omvat vier vleugels van twee bouwlagen onder zadeldaken rond een binnenplaats, die aan de noord- en westzijde is afgezet met een rondboogarcade. De noordvleugel aan de straat en de zuidvleugel aan de binnenplaats, beide gevat tussen getrapte aandaken, vormen de hoofdgebouwen, verbonden door de oostvleugel en de in de 20ste eeuw sterk aangepaste westvleugel.
Traditioneel breedhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder een steil zadeldak (nok parallel aan de straat, leien), links met een getrapt aandak van elf treden en een polygonale schoorsteen, dat in kern opklimt tot de 16de eeuw. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met enkelhuisopstand, is vermoedelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw verankerd door smeedijzeren muurankers. Het huidige uitzicht met aangepaste vensters, een frontispice en dakkapellen in rococostijl, gaat terug op een verbouwing uit de jaren 1750-1760. De lekdrempels met onderdorpel van de verlaagde bovenvensters, en de geprofileerde, hardstenen plint die de zandstenen sokkel vervangt, dateren uit 1867-1868. De opstand wordt gemarkeerd door de frontispice uit blauwe hardsteen, die de koetspoort en het aansluitende venster omlijst. Spiegelboogpoort met geprofileerd kwarthol beloop, neuten, imposten, rocailles als sluitsteen en in de zwikken, onder een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. Het spiegelboogvenster is gevat in eenzelfde omlijsting met flankerende voluten, vanaf een bewerkte borstwering met rocaille, voluten en een gelede architraaf. De fraaie houten vleugeldeur en waaier met paneelwerk, en het venster met typische roeden, dragen een rocaille op de makelaar. Verder regelmatige registers van rechthoekige vensters met geprofileerde dagkanten, vroegere kruiskozijnen, met smeedijzeren tralies op de begane grond, lekdrempels met onderdorpel op de bovenverdieping, en houten vensterschrijnwerk. Een kwartholle, zandstenen daklijst en een houten goot vormen de gevelbeëindiging. Twee rondbogige, houten dakkapellen met voluutvormige klauwstukken en een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden.
Traditionele oost- en zuidvleugel van respectievelijk vijf en drie traveeën, twee bouwlagen hoog onder zadeldaken (nok loodrecht en parallel op de straat, leien) met dakkapellen. De opstanden hebben een gedecapeerd parement in bak- en zandsteenbouw met resten van speklagen, verankerd door smeedijzeren muurankers. Registers van aangepaste rechthoekige deur- en vensteropeningen, vroegere kruiskozijnen met behouden, kwarthol geprofileerde negblokken, maar vernieuwde dorpels en ontlastingsbogen. De hogere zuidvleugel onderscheidt zich door steigergaten onder de kwartholle daklijst, en een houten dakkapel van hetzelfde type als in de voorgevel, toegevoegd in de jaren 1750-1760.
De westvleugel wordt gemarkeerd door een barokke arcade uit de tweede helft van de 17de eeuw. Uitgevoerd in blauwe hardsteen, is deze samengesteld uit vier rondbogen met een geprofileerde archivolt en diamantkopsluitsteen. Zij rusten op Toscaanse zuilen en halfzuilen met een geringde basis en een lijstkapiteel, en zijn afgelijnd door een geprofileerde waterlijst. De vlak bepleisterde bovenverdieping met steekboogvensters is vermoedelijk later aangepast; de achterwand van de arcade in bak- en natuursteenbouw is een recente reconstructie. De noordzijde bestaat uit een zelfde arcade waarboven een beglaasde galerij, die in 1901 tegen de achtergevel van de noordvleugel zijn aangebouwd. Samengesteld uit twee rondbogen onderscheidt deze deze arcade zich door archivolten en sluitstenen uit witte natuursteen, die in de middenas rusten op gekoppelde Toscaanse zuilen uit blauwe hardsteen, met een voluutconsole in de zwikken. De volledig beglaasde galerij met een houten structuur, is afgewerkt door een kroonlijst met windveren.
Interieur. Bij de verbouwing in 1901 werd in een kamer op de benedenverdieping van de zuidvleugel een merkwaardige reeks muurschilderingen ontdekt, te dateren tussen 1480 en 1510. Zij stellen zeven sibillen voor, vergezeld van de wapenschilden van de families Rinck (eigenaar vanaf 1489) en Bars (in 1555 betrokken bij de verkoop). Bij de restauratie door Jos Ratinckx, met vervollediging van de oostzijde, werd vóór de sterk beschadigde noordzijde een kopie op doek geplaatst. Verder kreeg de kamer een nieuwe inrichting als kapel ter herdenking van de schilder Karel Ooms (Dessel, 1845-Cannes, 1900). De gelambrizeerde kapel, volgens het opschrift boven het portaal: "Chapelle St.-Charles à la memoire de Karel Ooms", heeft een belangrijk neogotisch mobilair (altaar, heiligenbeelden met sokkel en baldakijn, communiebank, kandelaars). De muurschilderingen werden in 1997 opnieuw onderzocht en gefixeerd. Van het interieur is verder in de voorkamer van de noordvleugel een fraaie rococoschouw bewaard, uitgevoerd in roze, sterk geaderde marmer, en te dateren in de jaren 1750-1760.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: De groote witte Arend [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298679 (geraadpleegd op ).
Huis genaamd de witte Arend of de groote witte Arend, patriciërswoning waarvan de oorsprong teruggaat tot de 15de eeuw; van 1901 af in het bezit van de kloostergemeenschap "Les Filles de la Charité de St.-Vincent de Paul".
Breedhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder steil zadeldak (leien), in kern opklimmend tot de 16de eeuw (zie getrapte scheimuur links en veelkantige hoge schouw). Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met enkelhuisopstand, op geprofileerde arduinen plint en met muurankers. Rechthoekige vensters met lekdrempels, omlijsting met kwartholbeloop (zandstenen neggen van de oorspronkelijke kruiskozijnen?); op de begane grond zwaar getralied. Licht geprofileerde daklijst. Twee dakkapellen van omstreeks 1750 voorzien van arduinen vleugelstukken en gebogen waterlijst met gestrekte uiteinden. Asymmetrisch geplaatste ingangstravee in rococostijl van omstreeks 1750, uitgevoerd in blauwe hardsteen: spiegelboogpoort in sterk geprofileerde omlijsting voorzien van rocaillesluitsteen, imposten en neuten; gebogen waterlijst met gekorniste en gestrekte uiteinden; gesculpteerde zwikken en dito makelaar van de oorspronkelijke poort met lijstwerk; geprofileerd spiegelboogvenster met gekorniste en gelede onderdorpel, gecantonneerd door langgerekte volutes; kleine en deels gebogen waterlijst boven de sleutel; borstwering met rocaillemotieven; oorspronkelijke roedeverdeling in het raam, makelaar eveneens plastisch uitgewerkt.
Binnenplaats: bepleisterde en beschilderde lijstgevels van twee bouwlagen onder zadeldaken; verankering, kwartholle neggen van de rechthoekige vensters en de steigergaten onder de daklijst, duiden op 16de of 17de-eeuws bak- en zandsteenmetselwerk in traditionele stijl, later aangepast (18de eeuw?). Merkwaardige arcade (ten westen) in barokstijl van de tweede helft van de 17de eeuw: geprofileerde archivolten met diamantkop-sluitsteen op Toscaanse pilasters (van blauwe hardsteen) met lichte entasis (bouwaanvraag van 1901 onder meer voor de drie zuilen van de noordvleugel).
Bij de installatiewerken in 1901 ontdekte men in één der kamers een merkwaardige reeks muurschilderingen die men tussen 1480 en 1510 dateert, drie sybillen voorstellende, benevens een tafereel met de verschijning van Maria aan Keizer Augustus. Gerestaureerd, het tafereel werd gekopieerd op doek dat voor de sterk beschadigde schildering geplaatst werd. Kamer werd ingericht als kapel ("Chapelle St.-Charles à la memoire de Karel Ooms", aldus opschrift boven ingangsdeur) met belangrijk neogotisch mobilair. Voor het interieur is verder nog, in het voorgebouw, een fraaie rococoschouw van roze, sterk geaderde marmer te vermelden (omstreeks 1750).
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: De groote witte Arend [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4496 (geraadpleegd op ).