Teksten van Bisschoppelijk Paleis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/4507

Bisschoppelijk Paleis ()

Historiek

1303-1781. Op deze plaats tussen Schoenmarkt en Lombardenvest bevond zich vanouds het refugium van de cisterciënzerabdij van Sint-Bernardus in Hemiksem, waarvan de oorsprong opklimt tot de periode 1290-1303. Het refugium werd in 1498 heropgebouwd tot een complex in traditionele bak- en zandsteenbouw, met waarschijnlijk vier vleugels rondom een binnenplaats. Vanaf 1570 deed het refugium dienst als bisschopshuis. De beeldhouwer-architect Hendrik Frans Verbruggen ontwierp al in het begin van de 18de eeuw een nieuw bisschoppelijk paleis, in opdracht van bisschop Reginaldus Cools. Uiteindelijk liet de 17de bisschop van Antwerpen, Jacobus Thomas Josephus Wellens (Antwerpen, 1726-1784), het complex in 1778-1781 volledig heropbouwen naar een ontwerp door de architect Engelbert Baets. Deze jongere neef en leerling van Jan Pieter van Baurscheit de Jonge, had in 1756-1763 al de laat-barokke toren van de Sint-Andrieskerk en in 1761-1763 de rococo-voorbouw van het Museum Plantin-Moretus. De werken werden uitgevoerd door meester-metselaar Jacobus Frou en meester-timmerman Nicolaus Franssen. Het nieuwe bisschoppelijk paleis vormde een ‘hotel entre cour et jardin’ in Lodewijk XVI-stijl,, waarvan de noordvleugel als poortgebouw en koetshuis dienst deed, en de zuid- en tuinvleugel als ‘corps de logis’. De westvleugel herbergde de administratie, de griffie en de rekenkamer van het bisdom, de oostvleugel de kapel met sacristie en de paardenstallen. Archeologisch onderzoek in 1990 naar aanleiding van de restauratie, legde resten bloot van het van het oude refugium en bisschopshuis. Het betrof funderingen, kelders, water- en afvalputten, maar ook tegelvloeren, fragmenten van majolicabekleding en muurschilderingen uit de 16de eeuw.

1794-1830. Het bisschoppelijk paleis werd 1794 in beslag genomen door het Frans bewind, aanvankelijk als zetel van het Centraal Bestuur. Vanaf 1799 huisvestte het complex de prefectuur van het departement van de Twee Neten, met als prefect Charles Joseph Fortuné d’Herbouville (Parijs, 1756-Parijs, 1829). Naar aanleiding van het bezoek van Napoleon in 1803, voerde stadsarchitect François Verly vanaf 1802 herinrichtingswerken uit, die In 1811-1813 werden gevolgd door een tweede renovatiecampagne. Onder het Hollands bewind kreeg het complex vanaf 1815 een nieuwe bestemming als Gouvernementshotel van de Provincie Antwerpen, de zetel van de Provinciale en Gedeputeerde Staten en de residentie van de gouverneur. Ingenieur van Waterstaat Jean-Baptiste De Dobbeleer leidde vanaf eind 1815 de eerste dringende herstellings- en opfrissingswerken. In 1821 startte hij met de bouw van de nieuwe raadszaal van de Provinciale Staten achter het koor van de vroegere bisschopskapel, ingericht door de schilder Matthieu Ignace Van Brée, die in 1822 werd opgeleverd. In 1824-1825 volgde de bouw van een laatclassicistisch kantoorgebouw op de hoek van Geefsstraat en Lombardenvest, in het verlengde van de tuinvleugel. In 1830 ontwierp de architect Louis Roelandt een grotere raadszaal in de vorm van een halfrond, die wegens de Belgische Omwenteling niet aan uitvoering toekwam.

1830-1913. Vanaf de Belgische onafhankelijkheid werd het Gouvernementsgebouw de zetel van de huidige Provincie Antwerpen. Al in 1834 ontwierp hoofdingenieur van Bruggen en Wegen Jean-Baptiste De Dobbeleer een nieuwe provincieraadszaal, echter zonder resultaat. Ingenieur van Bruggen En Wegen T. Lebens bouwde in 1851-1852 het archiefgebouw met een volledig ijzeren structuur aan de Geefsstraat, op het perceel van een vroegere woning die al in 1839 was aangekocht. In 1852-1854 bracht hij ook twee extra koetspoorten aan in het poortgebouw aan de Schoenmarkt, dat op het gevelfront na werd gesloopt en heropgebouwd. Provinciaal architect Eugène Gife tekende in 1869 zijn eerste ontwerp voor een nieuwe provincieraadszaal voor 56 leden, met een rechthoekige plattegrond dwars ingeplant op de raadszaal uit 1821-1822. In 1877 volgden vijf varianten van een tweede ontwerp voor de provincieraadszaal, nu met een capaciteit van 80 leden, zowel van een rechthoekig, cirkelvormig als halfrond type. Ook provinciaal architect Léonard Blomme maakte een ontwerp, maar de keuze viel op de laatste variant van Gife, een halfrond waarvoor het koor van de bisschopskapel moest verdwijnen. De werken gingen van start in 1878 en werden voltooid in 1881. Voor de inrichting kocht het provinciebestuur in 1878 de oude ‘tribune’ uit 1831 van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, die als model diende voor het overige, door Gife ontworpen meubilair. De Brusselse decorateur Charles-Albert kreeg in 1880 opdracht voor ontwerp en uitvoering van de wand- en gewelfschilderingen, de firma Servais leverde de koperen luchters en de beeldhouwer Joseph Ducaju de marmeren buste van Leopold II. In 1896 voegde de aannemer Aimé Hesbain twee balkons toe aan de zijgevel in de Geefsstraat. In 1905 breidde provinciaal architect Louis Gife de provincieraadszaal zijdelings uit met een nieuwe traphal en sanitair.

Gelast met het project voor de uitbreiding met een kantoorvleugel aan de Lombardenvest, kwam de architect Eugène Geefs in 1899 met een eerste project, dat het bestaande complex ongemoeid liet. In een tweede ontwerp uit 1907 werd het volledige complex gereorganiseerd rond drie binnenplaatsen, met behoud van de provincieraadszaal. Een derde ontwerp uit 1908 ging uit van een nieuwe provincieraadszaal ingeplant aan de Schoenmarkt. Een vierde nog ambitieuzer ontwerp uit 1909, met op het classicisme geïnspireerde gevelopstanden, breidde het complex verder uit tot de Schrijnwerkersstraat. In 1910 volgden de definitieve plannen, maar de uitvoering liep vast op de onteigeningsprocedure, en werd vervolgens opgeschort vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Geefs realiseerde enkel een uitbreiding van de ontvangstzalen aan de tuinzijde, ontworpen in 1913.

1914-1993. De generale staf van het leger nam tussen 17 augustus en 6 oktober 1914 zijn intrek in het Gouvernementsgebouw aan de Schoenmarkt, wanneer vanwege de bedreiging van Brussel regering, legerleiding en koning werden overgebracht naar het nationale reduit Antwerpen. Vervolgens werd het Gouvernementsgebouw bezet door de Duitse krijgsoverheid en de krijgsrechtbank. Na de Wapenstilstand ontwierp de beeldhouwer Josué Dupon in 1919 een bronzen oorlogsmonument voor de raadszaal, dat in 1921 werd onthuld (verwijderd in 1940-1945). De uitbreidingsplannen werden onmiddellijk heropgenomen maar bleven om budgettaire redenen zonder resultaat. Pas in 1941 presenteerde provinciaal ingenieur Verboven een eigentijds project voor het provinciaal gouvernementsgebouw, dat het volledige bouwblok besloeg, met behoud van de 18de-eeuwse Gouvernementshotel, de provincieraadszaal uit 1878-1881 en de gotische Schoenmakerskapel aan de Schoenmarkt. In 1943-1944 werkte de architect Eduard Van Steenbergen een alternatief ontwerp uit, met een combinatie van hoog- en laagbouw, een monumentale toegangspartij aan de Wilde Zee, en de integratie van de Schrijnwerkersstraat tot een binnenplein. Op 29 december 1944 werd het Gouvernementsgebouw getroffen door een V-2-bom. Het provinciebestuur betrok vervolgens een reeks herenhuizen aan de Koningin Elisabethlaan, en besliste in 1947 op deze locatie een nieuwe provinciaal gouvernementsgebouw op te trekken. De zwaar geteisterde tuin- en kantoorvleugel van het oude Gouvernementsgebouw aan de Geefsstraat werden in 1951 en 1955 gesloopt. Ook na de bouw van het nieuwe Provinciehuis aan de Koningin Elisabethlei in 1966-1969, bleef de oude provincieraadszaal aan de Schoenmarkt nog tot 1980 in gebruik. In 1983 overgedragen aan de Belgische Staat, ging de Regie der Gebouwen in 1986 van start met de voorbereiding van de renovatie van het oude Gouvernementsgebouw. Onder leiding van de architecten M. Cluts, François Ponette en Jos Roosemont werden de werken vanaf 1988 uitgevoerd door de aannemer Algemene Ondernemingen E.G. Verstraete & Vanhecke. Deze hielden een grondige restauratie in van de buitenarchitectuur en de belangrijkste interieurs, waaronder de traphal en resterende salons uit de late 18de eeuw, en de provincieraadszaal uit 1878-1881. Verder verving een eigentijdse nieuwbouw het op de voorgevel na gesloopte poortgebouw. Het gerestaureerde Gouvernementsgebouw, dat in 1990 door het provinciebestuur was teruggekocht en herbestemd tot bisschopshuis en congrescentrum, werd ingehuldigd in 1993.

Architectuur

Het U-vormige complex op de hoek van Schoenmarkt en Geefsstraat, bestaat uit drie vleugels van twee bouwlagen, verbonden door een poortgebouw van één bouwlaag, ingeplant rondom een vierkant staatsieplein. Tegen de oostvleugel leunt de ingebouwde raadszaal uit 1878-1881 aan. De architectuur in Lodewijk XVI-stijl beantwoordt aan een axiaal-symmetrisch schema, met bepleisterde en beschilderde lijstgevels in de kleur van Franse steen, onder leien zadeldaken. Horizontaal belijnd door de plint en het klassieke hoofdgestel, volgende de opstanden een door regelmaat beheerst, kolossaal ordonnantieschema.

Voor- en zijgevel

Het voorgevelfront bestaat uit het lage poortgebouw van vijf traveeën, dat wordt geflankeerd door de hoger opgaande kopgevels van de oost- en westvleugel van elk twee traveeën. Met een koetspoort in de middenas, wordt het poortgebouw geritmeerd door vlakke pilasters met een eierlijst op de abacus, en bekroond door een geajoureerde attiekbalustrade. De rondboogpoort met een geprofileerde archivolt, een sluitsteen, festoenen in de zwikken, gelede imposten en neuten, wordt geflankeerd door ingediepte, met chutes versierde pilasters. Hierop rusten de trigliefconsoles met guttae, die het gekorniste, driehoekige fronton dragen. Daarvan is het timpaan versierd met een metope. Houten vleugeldeur met paneelwerk. De spaarvelden van de zijtraveeën dragen panelen met rozetten in de uitgespaarde hoeken. Bij de restauratie in 1988-1993 werden de twee bijkomende koetspoorten uit 1852-1854 opnieuw verwijderd. De attiekbalustrade, geajoureerd door entrelacs, wordt geritmeerd door postamenten waarop met guirlandes bewerkte siervazen.

De als symmetrische risalieten uitgewerkte zijvleugels worden gemarkeerd door kolossale hoekpilasters en een rechthoekig spaarveld op de middenpenant, en bekroond door een gekornist, driehoekig fronton. De hoge, rechthoekige vensters met lekdrempels op trifliefconsoles en guttae, zijn gevat in oplopende, vlakke omlijstingen. Oren, een sluitsteen, festoenen en een smeedijzeren borstwering accentueren de bovenvensters. De gevelbeëindiging bestaat uit een gelede architraaf, een vlakke fries en het gekorniste, driehoekige fronton, dat op de hoeken wordt opgevangen door gekoppelde trigliefconsoles met een tandlijst en guttae. Een ovale oculus met een radiale ijzeren tracering, gevat in een vlakke omlijsting met sluitsteen en festoen, doorbreekt het timpaan, geflankeerd door casementen.

De zijgevel in de Geefsstraat telt twaalf traveeën, ten noorden gemarkeerd door een hoekrisaliet van twee traveeën. Dit laatste onderscheidt zich door kolossale panelen op de penanten, een blinde begane grond, balkons met consoles en een smeedijzeren borstwering ter hoogte van de bovenvensters uit 1896, en een klassiek hoofdgestel Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van vlak omlijste rechthoekige vensters met lekdrempels. Houten dakkapellen met een keperlijst op gestrekte uiteinden.

Staatsieplein

Het staatsieplein wordt aan drie zijden omringd door lijstgevels van respectievelijk negen (oost en westvleugel) en zeven traveeën (zuidvleugel), elk gemarkeerd door een middenrisaliet. Op de noordelijke hoekrisalieten van de oost- en westvleugel sloot oorspronkelijk het poortgebouw aan, dat bij de restauratie van 1988-1993 werd vervangen door een vooruitgeschoven, gebogen nieuwbouwvleugel. De architect François Ponette ontwierp hiervoor een eigentijdse architectuur uit Massangissteen, staal en glas. De opstanden beantwoorden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met geriemde omlijstingen en individuele lekdrempels. Aan weerszij van de risalieten markeren spaarvelden en kolossale lisenen per drie traveeën de flanken van de drie vleugels. Horizontaal wordt de geleding bepaald door de plint en het klassieke hoofdgestel, samengesteld uit een gelede architraaf, een vlakke fries en een houten kroonlijst, gekornist ter hoogte van de risalieten. De middenrisalieten van de oost- en westvleugel onderscheiden zich eveneens door een spaarveld en kolossale lisenen, De inkomdeur met smeedijzeren waaier is telkens gevat in een vlakke omlijsting met oren en een sluitsteen. Een oeil-de-boeuf met een sluitsteen en een gebogen waterlijst eindigend in voluten, geïntegreerd in een attiek met vleugelstukken, vormt telkens de bekroning. De bovenbouw van beide hoekrisalieten heeft panelen op de penanten.

In de zuidvleugel onderscheidt het middenrisaliet zich als frontispice, samengesteld uit de koetspoort, een balkonvenster en een gebogen pseudo-fronton. De rondboogpoort gevat in een geprofileerde archivolt met sluitsteen en imposten, wordt geflankeerd door gecanneleerde zuilen met basement en composiet kapiteel. Deze dragen het balkon vormgegeven als een klassiek entablement. De smeedijzeren borstwering rust tussen postamenten, waarop vrijstaande beelden van allegorische vrouwenfiguren. Toegeschreven aan de beeldhouwer Cornelis De Smet, verbeelden deze de Kerk en de Stad Antwerpen. Het brede deurvenster wordt geflankeerd door ingediepte pilasters, die de gekoppelde trigliefconsoles van het fronton dragen. Daarvan is het timpaan geaccentueerd door een ingediept paneel met neuten. Houten vleugeldeur met sierlijk smeedijzeren traliewerk en waaier. De tuingevel van acht traveeën wordt gemarkeerd door een breed poortrisaliet en een vier traveeën breed zijrisaliet. Een rondboogpoort met een geprofileerde archivolt, een sluitsteen en imposten doorbreekt het poortrisaliet, dat is opgedeeld door spaarvelden, op de bovenverdieping geaccentueerd door een blinde spiegel met uitgespaarde oren en neuten.

Interieur

Van het laat-18de-eeuwse interieur in Lodewijk XVI-stijl is de monumentale traphal bewaard, met een hoge rondboognis in de middenpenant, een eiken staatsietrap voorzien van een sierlijke trapleuning uit smeedijzer, gietijzer en koper. Ook de zogenaamde “antichambre van de kapel”, die zich onderscheidt door wandnissen op de hoeken en een fraai stucplafond, dateert nog grotendeels uit de bouwtijd. Verder herbergt de eerste verdieping van de zuidvleugel een enfilade van gelambriseerde salons, die echter in 1893 ingrijpend werden gerestaureerd.

De provincieraadszaal uit 1878-1881, in een klassiek geïnspireerde eclectische stijl, is opgevat als een halfrond met koepel van hetzelfde type als de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Tweeledig van opzet, bestaat het eerste register uit Dorische pilasters met een vegetaal kandelaberdecor waartussen panelen, en het tweede register uit een Korinthische colonnade binnen blinde hoektraveeën, met een balustrade en een klassiek hoofdgestel. De drieledige westwand met de ‘tribune’, wordt in het tweede register geopend door loges en in de topgeleding door een drielicht met zuiltjes. Casementen segmenteren het koepelgewelf. Het iconografisch programma van het polychroom geschilderde en vergulde decor op wanden en koepel, omvat de wapens van het Koninkrijk België en de Provincie Antwerpen, van de kantons Antwerpen, Mechelen, Lier en Turnhout, van de negen overige kantons en trofeeën die Kunsten en Scheepvaart verbeelden. De sokkels van de zuilen dragen symbolen van de welvaart in de provincie. Het rijk bewerkte, houten meubilair bestaat uit de gouverneurstribune, de tribune met trapbordessen, gebogen rijen banken met schrijfblad en armstoelen.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1877#1123, 1896#1444, 1913#4579 en 86#890809.
  • BUNGENEERS J. & VAN LANGENDONCK L. 1995: Het voormalige provinciale gouvernementshotel te Antwerpen, Refugium, bisschoppelijk paleis en zetel van het Antwerps provinciebestuur, Het Tijdschrift van het Gemeentekrediet 49.4 (194), 5-24
  • CORNILLY J., MIGOM S. & HELLEMANS B. 2013: Een huis voor de provincie, Antwerpen.
  • MAES T.G. 2013: Antwerpen, 1914: bolwerk van België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 45-46, 156.
  • S.n. S.d.: Herinnering aan de plechtige onthulling van het gedenkteeken in de zittingszaal van den provincieraad van Antwerpen, z.p.
  • VAN ROEY J., VAN LANGENDONCK L., BUNGENEERS J. et al. 1993: Het Bisschoppelijk Paleis te Antwerpen, Geschiedenis & restauratie, Antwerpen.
  • S.N. s.d.: Herinnering aan de plechtige onthulling van het gedenkteeken in de zittingszaal van den provincieraad van Antwerpen, Antwerpen.

Auteurs:  Plomteux, Greet; Goossens, Miek; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bisschoppelijk Paleis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/299034 (geraadpleegd op ).


Bisschoppelijk Paleis ()

Voormalig Bisschoppelijk Paleis, later zetel van het Provinciaal Bestuur. Sinds de 14de eeuw refugium van de Sint-Bernardsabdij (Hemiksem); van 1570 af zetel van het Bisdom Antwerpen. Van 1779 tot 1781 (gevelplaat) werd het gebouw grondig herbouwd in Lodewijk XVI-stijl. Na de opheffing van het bisdom Antwerpen in 1794, werd het paleis de zetel van het Franse Bestuur, nadien bleef het voormalige "Hof van de Bisschop" de zetel van het Provinciebestuur. In 1878 werd aan de oostzijde de vergaderzaal van de Provinciale Raad bijgebouwd door architect Gife, gestoffeerd met het meubilair van de eerste senaat te Brussel (1830) (?).

Drie vleugels van twee bouwlagen en poortgebouw van één bouwlaag rondom een vierkant staatsieplein. Bepleisterde en beschilderde lijstgevels onder zadeldak (leien).

Voorgevel met poortgebouw van vijf traveeën (platformdak) geflankeerd door twee symmetrische hoger opgaande bijbouwen van twee traveeën en twee bouwlagen apart afgedekt met een zadeldak.

Rondboogpoorten in de onpare travee van het voorgebouw, centrale poort in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen en neuten, zwikken versierd met guirlandes, gevat tussen twee pilasters met casementen en guirlande; kapiteel gaat over in platte gegroefde consoles die het driehoekig fronton boven de ingangspoort schragen. Aan weerszijden van de ingangspoort een blinde travee gevuld met een paneel met rozetten in de hoeken. Eerste en vijfde travee met rondboogpoorten geflankeerd door onversierde pilasters waarvan de abacus bezet is met een eierlijst. Geheel bekroond door een attiek, met opengewerkte borstwering boven de zijtravee, de traveeën zijn hier gemarkeerd door postamenten bekroond met een siervaas.

Twee zijvleugels geflankeerd door kolossale hoekpilasters die uitlopen op dubbele gegroefde consoles met guttae en aldus het hoofdgestel en het geprofileerd driehoekig fronton met oculus dragen. Rechthoekige benedenvensters in een bandomlijsting met lekdrempels op consoles; afgeronde kroonlijst op gelijksoortige doch slankere consoles, gebruikt als ondiep balkon voor de deurvensters van de belétage; deze zijn opgenomen in analoge omlijstingen verrijkt met uitgewerkte sluitsteen tussen guirlandes.

Brede middenpenant uitgewerkt als indelend paneel met gegroefde omtrek lopend over de twee bouwlaag.

Achtergevel van poortgebouw aan noordzijde van binnenplaats, geritmeerd door drie rondboogpoorten in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen en imposten, geflankeerd door pilasters, bekroond door rechte druiplijsten waarboven paneelwerk, siervazen op het dak. Tweede en vierde travee onderverdeeld in twee bouwlagen met vier rechthoekige vensters.

Staatsieplein omringd door brede lijstgevels van zeven traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (leien). Vleugels van telkens drie traveeën aan weerszijden van een middenrisaliet. Bepleisterd en beschilderd parement op een smalle recht afgelijnde plint, beëindigd door middel van doorlopende gelede architraaf waarboven een onversierd fries en een gekorniste kroonlijst. Rechthoekige vensters gevat in een geprofileerde licht uitspringende omlijsting. In oost- en westgevels: eenvoudig, licht uitspringend middenrisaliet gevat tussen kolossale pilasters en gemarkeerd door een gebogen dakvenster met oculus, geflankeerd door vleugelstukken en bekroond met een segmentboogvormige druiplijst eindigend op voluten. Rechthoekige deur in een bandomlijsting met oren en sluitsteen, bovenlicht met mooi smeedijzerwerk. Beide vleugels worden op tweede bouwlaag verlengd met twee traveeën onder een schilddak, links en rechts van het poortgebouw.

Zuidvleugel met monumentale poortdoorgang (tegenover de ingangspoort) opgenomen in het centraal risaliet met gebogen fronton. Rondboogpoort in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen en imposten, gestrekt middenkalf waarboven een sierlijk krullende tracering; flankeren de losstaande gecanneleerde zuilen op sokkels met composietkapitelen en dekplaat waarboven een gekorniste kroonlijst, op tweede bouwlaag gebruikt als breed balkon met smeedijzeren leuning tussen hoekpostamenten bekroond met losstaande beelden (vrouwenfiguren). Deurvenster in een bandomlijsting waarboven een vlakke fries op hoeken versierd met trigliefen en afgedekt door een gestrekte druiplijst; cantonnerende pilasters met ingediepte schacht en lijstkapiteel aansluitend bij het hoofdgestel en de gekrulde modillons waarop het vermelde fronton. Achtergevel met dichtgemetselde eerste bouwlaag, rondboogpoort in een geprofileerde omlijsting waarboven op bovenverdieping een groot onversierd paneel.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1878#1123.

Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bisschoppelijk Paleis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4507 (geraadpleegd op ).