erfgoedobject

Kasteel van Uitkerke

bouwkundig element
ID
45077
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/45077

Juridische gevolgen

Beschrijving

Zogenaamd "Kasteel van Uitkerke". Het kasteel van Uitkerke met het bijhorende neerhof wordt circa 1070 gebouwd op een terp, omgeven door een walgracht. De terp is opgeworpen na de stabilisatie van de kustlijn (10de-12de eeuw). Het kasteel is gelegen ten noordoosten van de dorpskom, net achter de Evendijk. De ligging op een verhevenheid is afleesbaar op het verstedelijkte terrein, doch blijkt nog duidelijker uit een oude prentbriefkaart die ons een blik gunt op het kasteel vanuit de omgevende landerijen.

De eerste vermelding van de Heren van Uitkerke dateert van 1270; dan is de Heerlijkheid in handen van Jan van Uitkerke. In 1488-1491 verwoesten de Bruggelingen het kasteel op dat moment in handen van Karel van Halewijn, waarna de stad Brugge wordt verplicht de schade te vergoeden. In de 16de eeuw (1557) komt de Heerlijkheid in handen van de familie van Claerhout, in 1636 gaat het over naar Isabella de Zuniga Y Fonseca, die ook de Heerlijkheden van Maldegem, Pittem, Koolskamp, Assebroek en Meetkerke bezit. In 1710 wordt Filip, prins van Croy, als erfgenaam van de heerlijkheid erkend. Emmanuel Francis van Croy is de laatste heer van Uitkerke in de periode 1770-1794. Hij bouwt in 1763 het kasteel, dat tweemaal werd geruïneerd, opnieuw op in rococostijl. Hij stelt hiervoor architect Berger aan die ook werkt voor de prinsen de Ligne te Beloeil. Als uitgangspunt zou hiervoor het Hermitagekasteel te Condé-sur-Escaut genomen zijn, tevens eigendom van de familie van Croy. Het wordt een "plaisant château utile et intéressant par sa position" (citaat uit 'Mémoires de ma vie' van maarschalk van Croy). In 1794 wordt de heerlijkheid van Uitkerke afgeschaft; het kasteel blijft bestaan en blijft tot midden de 19de eeuw eigendom van de familie van Croy. Op de Vander Maelenkaart (1842) wordt het goed dan ook nog aangeduid als het "Kasteel Le Croy". In 1846 wordt het kasteel eigendom van de bankier Felix Sabot Dujardin. In 1880 verbouwt eigenaar Joannes Delcijn, een Brugse landmeter, het huis waarbij enkel het voorste gedeelte van het volume wordt behouden (dit volume is nog herkenbaar). Aan de achterzijde wordt haaks op het voorste volume een nieuwe vleugel gebouwd. In 1929 wordt deze achterbouw nog eens uitgebreid door eigenaar Cornelis Vogels. In 1933 bouwt Vogels nog een laag (keuken)volume aan de oostzijde aan.

Oorspronkelijk zag de constellatie van de bebouwing er als volgt uit (alleszins nog behouden eerste helft 19de eeuw zie primitief kadasterplan circa 1835 en de Atlas der Buurtwegen (circa 1843): "Het Opperhof was gevestigd op een mote en omgeven door een cirkelvormige walgracht met een doorsnede van circa 50 m. Op de verhevenheid staat thans een achttiende-eeuws kasteeltje in rokokostijl. Een deel van de walgracht is bewaard gebleven. De dreef van het kasteel mondde oorspronkelijk op de Oude Steenweg uit (.) Even ten westen van het kasteel stond het Nederhof binnen het terrein, dat door een tweede cirkelvormige walgracht omgeven was" (M. Coornaert). Van de hoeve zijn nog de witgeschilderde volumes van het boerenhuis en een nutsgebouw (zomerkeuken ?) met 18de-eeuwse kern bewaard, doch in een erg verbouwde staat. De kleine omwalling bleef gedeeltelijk bewaard, de omwalling van opperhof en neerhof is volledig gedempt.

Het huidige kasteel gaat terug op 1763 en is gelegen op een nog deels omwalde terp. De terp zelf is met een bakstenen muur (vermoedelijk 19de-eeuws) omringd, waarop ten zuiden een boogbrug met smeedijzeren hekken tussen poortpilasters aansluit. Het oostelijk gedeelte van de omwalling is gedempt bij de aanleg van de spoorweg Brugge-Blankenberge in 1863-1868 (het oostelijk deel van het perceel waarop het kasteel staat wordt hierbij recht afgesneden). Aan de noordzijde is de terp afgegraven, vanaf de achterbouw van het huis komt men via een trap in een diepere fruit- en moestuin; ook hier is de omwalling gedempt. Rond de terp is een tuin aangelegd met fruitbomen en struiken. Ten gevolge van de opeenvolgende verbouwingen evolueerde de plattegrond van quasi-rechthoekig tot T-vormig met een lage aanbouw in de oksel van het hoofdvolume en de achterbouw. Bepleisterd bakstenen gebouw van twee bouwlagen, hoofdvolume onder pannen schilddak (Vlaamse pannen), achterbouw onder haaks schilddak en plat dak. Oostaanbouw als keuken onder plat dak. De voorgevel (zuidgevel) van drie traveeën is een witgeschilderde lijstgevel met klassieke opbouw: pilastergevel met hoger uitgewerkte centrale deurtravee oplopend in fronton met mooi afgewerkte houten kroonlijst, waarin bovenvenster in geelbeschilderde rococo-omlijsting. Beglaasde vleugeldeur met hekwerk voorafgegaan door houten deels beglaasde portiek (toevoeging, nog niet op oude prentbriefkaart, cementtegelen vloer met geometrisch motief); waarboven gepolychromeerd wapenschild met bekroning. Horizontale geleding door cordon en imitatievoegen. De overige zijden van het huis zijn eenvoudig gecementeerd, wel lopen de cordonlijsten van de voorgevel door. Bij de haakse achteruitbouw herhaling van de afwerking van het fronton van de voorgevel inclusief de vorm van het venster doch in een eenvoudige omlijsting. Rechthoekige muuropeningen in geriemde omlijsting; eenvoudige T-vensters, op de bovenverdieping deels met rolluikkasten.

Interieur. Via de vleugeldeur komt men in een kleine inkompartij met cementtegelen vloer. Rechts is de oorspronkelijke eikenhouten trap (jaren 1760) bewaard, uitgewerkt met een dubbelkwart waar de trap de muren volgt. Erg mooie trapklauw als aanzet van het uitgewerkte traphek met Lodewijk XV-versiering. Eternieten wandlambrisering vermoedelijk uit eind de jaren 1920-begin 1930 (zie laatste verbouwing). Op de bovenverdieping van het oorspronkelijk volume nog enkele bewaarde Lodewijk XV-elementen zoals de wandlambrisering met schouderboogvormige panelen met rocailles en plantmotieven en schouwboezem met Lodewijk XV-decoratie in stucwerk (doch eenvoudige marmeren schouw uit de eerste helft van de twintigste eeuw). De aankleding van de achterbouw (de woonkamer) dateert grotendeels uit eind de jaren 1920-begin 1930 (zie laatste verbouwing) en is eclectisch en neo-classicistisch van inspiratie. De overgang naar het uiterste salongedeelte wordt opgevangen door witgeschilderde composietzuilen en -pilasters waardoor een verdiepend effect gecreëerd wordt. Eenvoudige cementtegelen vloer en lambriseringen van eterniet. Plafonds met kooflijsten en stucwerk rond de luchters.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, primitief kadasterplan circa 1835, mutatieschetsen 207, 1880/ schets 17, 1929/ schets 6, 1933/ schets 9.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, kadastrale legger 212, artikel 72, artikel 430, artikel 732, artikel 986, art 1464, artikel 1767, artikel 2748.
  • Provinciale Bibliotheek Tolhuis, Prentbriefkaartencollectie.
  • COORNAERT M., Uitkerke. De Topografie, de Geschiedenis en de Toponimie van Uitkerke en Sint-Jan-op-de-Dijk tot omstreeks 1900, s.l., s.d., p. 78-84, p. 114, 126.
  • VERVAECKE R. en PRIEM J., Uytkerke toen, s.l., 1992, p. 30.

Bron: HOOFT E. & VANNESTE P. met medewerking van DE LEEUW S. & MISSIAEN H. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Blankenberge, Deelgemeente Uitkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel van Uitkerke [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/45077 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.