erfgoedobject

Hoeve Raaswalle

bouwkundig element
ID
45088
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/45088

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd monument Hoeve Raaswalle
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Raaswalle
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Historische hoeve zogenaamd "Raaswalle" met een belangrijke ligging net ten zuiden van de tweede Evendijk. Volgens historicus M. Coornaert gaat deze hoeve terug op een vluchtheuvel of "woonterp" binnen het schorrenland van de 10de of 11de eeuw (de hoeve moet "ten laatste kort na de bouw van de evendijk gevestigd zijn") zie de licht verhoogde ligging van het hoofdvolume en de nu verdwenen walgracht. De vroegste vermelding van de hoeve gaat terug tot het begin van de dertiende eeuw: "Razawala" in 1209, "Raswal" in 1211 en "Racewala" in 1221 (zie M. Gysseling). In 1986 wordt door D. Vanhove een archeologische prospectie uitgevoerd bij de hoeve: "Wat betreft de datering van de hoeve richten we ons het eerst op de aangetroffen keramiek. De scherven vertegenwoordigen de periode begin 13de eeuw, mogelijk nog einde 12de eeuw, tot en met de post-middeleeuwse periode, wat ook logisch is daar de site nog altijd bewoond is (...) De oudste vermelding dateert uit 1209, wat een begindatum, in samenhang met de keramiekdatering, circa 1200 kan verantwoorden. Niettemin kunnen we een vroeger ontstaan van de bewoning niet uitsluiten".

De these van een oudere datering wordt deels ondersteund door het gegeven dat archeologisch onderzoek ten zuiden van de hoeve Raaswalle aan de Breeweg wijst op een bewoningssite die gedateerd wordt tussen de 8ste en de 13de eeuw. Mogelijks is de Sint-Pietersabdij van Gent de eerste eigenaar van de hoeve. De hoeve zou reeds circa 1376 eigendom geweest zijn van de abdij van Ter Doest (Lissewege), ze wordt alleszins vermeld in haar rekeningen van 1389 als "behoosten roswale". In de 18de eeuw gaat de eigendom over naar de abdij van Ter Duinen (Brugge) waarna ze overgaat in particulier bezit.

Een mogelijke etymologische verklaring van de naam Raaswalle is 'razende wal' (M. Coornaert) zie de 'zee' die bij een breuk in de Evendijk de wal binnengestroomd zou zijn (dit mogelijk gedurende de zogenaamde Duinkerke III-transgressies (10de-12de eeuw) kort na de aanleg van de dijk, circa 1134 zouden er zeven bressen geslagen zijn in de Evendijk waarvan twee ter hoogte van Raaswalle). Deze verklaring wordt ondersteund door het gegeven dat de Evendijk ten noorden van de hoeve twee versterkingsbogen of zogenaamde 'wielen' of 'vingerlingen' vertoont (de inplanting van deze hoeve is op oude kaarten steeds herkenbaar door deze wielen).

De oudst bekende afbeelding van de hoeve "Raaswalle" vindt men op een figuratieve kaart van 1698. Het toen omwalde perceel komt nagenoeg overeen met het huidige perceel. De tekening van de bebouwing toont een duidelijk L-vormig volume met huis bestaande uit een hoog en laag gedeelte (mogelijk omgedraaid op de tekening). Ten noorden en ten westen van dit volume met een tweede omwalling, gevoed vanuit de grote omwalling. Ten noordwesten van deze kleine omwalling ligt een grote poel. Op 18de-eeuwse kaarten ziet men ook ten zuidwesten van de tweede omwalling een grote poel. Twee grote vrijstaande bestanddelen ten zuidwesten en ten zuidoosten van het L-vormig volume zijn mogelijk de bergschuren (zie A.M. D' Hooghe). Beide met stro gedekte schuren verdwenen circa 1941 (zie mutatieschetsen). De kleine bergschuur ten zuidwesten was in gebruik als wagenhuis en stalling. Bepaalde muurgedeelten van de grote bergschuur ten zuidoosten werden herbruikt bij de bouw van een grote bakstenen loods circa 1941 (perceel 130 C, afbeelding van beide bergschuren bij C.V. Trefois pagina 183). De hoeve is aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778) als "Cense Raaswalle" met walgracht, een vrij groot L-vormig volume en een aantal losstaande volumes. Op 19de-eeuwse kaarten - benaming 'raaswalle' en ook wel 'roswalle' - is de omwalling niet meer aangeduid. Op het primitief kadasterplan van circa 1835 en ook op het actueel kadasterplan is het noordelijk gedeelte van de kleinste omwalling wel nog aangegeven met een stippellijn. Het huidige perceel 128 C (op het primitief plan 128 bis) ontleent zijn vorm deels aan deze omwalling. Volgens M. Coornaert was de hoeve een belangrijke schaapshoeve (circa 1800 op kaart aangeduid als "schapgoed rossewalle").

Het trapeziumvormige perceel waarop de hoeve staat (130 F) is sinds de kaart van 1698 nauwelijks gewijzigd. De belangrijkste wijziging vindt plaats tussen 1939 en 1941 wanneer de weg op de Evendijk recht getrokken wordt en niet langer de 'wielen' van de dijk volgt.

Vanaf de Zeebruggelaan heeft het L-vormige hoevevolume in de omringende weiden een erg beeldbepalend karakter door de geslotenheid van de gevels en door de hogere boven het polderlandschap verheven inplanting op een verhevenheid. In elk geval is de verheven ligging van een hoeve in het poldergebied uitzonderlijk. De volumes van witgekalkte baksteen boven gepekte plint en onder rode pannen zadeldaken (Vlaamse pannen) zijn erg typisch voor de hoevebouw van de polderstreek.

Het erf met grasperk is oplopend naar het L-vormige volume toe (zie verhevenheid waarop de hoeve gebouwd is), een brede kasseistrook boordt het L-vormig volume af.

Het westelijk gedeelte van het huis - twee bouwlagen aan de erfzijde - is in kern 17de-eeuws en gaat terug op de figuratieve kaart van 1698, zie het steile dakvolume, de smalle zuidkant van dit volume is afgewolfd en gaat over in het zuidvlak van het zadeldak van de haakse achterbouw (opkamer, mogelijk 18de-eeuws). Aan de erfzijde is dit zuidvlak afgewerkt met een oplopend muurgedeelte met aandak. Bij de overgang naar het lagere nutsgebouw ten zuiden treft men de aanzet van een haakse muur aan. De deur aan de erfzijde is bereikbaar via drie tredes. Getoogde en rechthoekige muuropeningen. Getraliede kelderraam (links van de deur) en ramen van de begane grond, bewaard groen- en witbeschilderd houtwerk. De hoge noordzijgevel is afgewerkt met een aandak, twee rechthoekige vensters. Bij het haakse opkamervolume sluit een deels ommuurde tuin (voorheen mogelijk moestuin, de muur volgt de helling van het terrein en is vermoedelijk niet ouder dan de eerste helft van de 20ste eeuw).

Het ten zuiden bij het boerenhuis aansluitende lage nutsgebouw (keuken) is 19de-eeuws (nog niet aangeduid op kaart circa 1800, wel op het primitief kadasterplan van circa 1835) en had oorspronkelijk een vrij hoge schouw midden het dak, hetgeen een mogelijke functie als bakhuis suggereert. Gewijzigde muuropeningen, voorheen beluikt venster (zie foto voor 1941 in Vervaecke R.).

Het noordvolume onder verspringende zadeldaken . staat lichtjes achterin tegenover het westvolume en omvat een huis- en een stalgedeelte. Het huisgedeelte heeft rechthoekige vensters, bewaard getralied houtwerk met T-indeling. De scheiding tussen het huis- en het stalgedeelte wordt aangegeven door de schoorsteen. Stalling met rechthoekige staldeur korfbogig verdiept en afgewerkt met schuine dagkanten, wellicht teruggaand op de 17de eeuw; voorts twee staltraveeën (nieuwe muuropeningen) met uitgewerkt laadvenster onder lessenaarsdak (een laadvenster boven het middenste huisvenster werd verwijderd volgens foto voor 1941 in Vervaecke R.). Bij het noordvolume leunt een lagere stalling aan, voorheen niet witgekalkt (zie foto voor 1941 in Vervaecke R.). Mogelijk is deze stalling jonger, doch ze is ook reeds afgebeeld op eind 18de-eeuwse kaarten en bezit een 18de-eeuws gebint.

Interieur. Via de voordeur in het westelijk huisgedeelte (drie tredes) komt men quasi direct op het opkamerniveau (twee naeenvolgende opkamers), niveau zowel van de twee linker traveeën van het westvolume als van de haakse achterbouw. Hieronder bevindt zich een kelder (naar verluidt circa 8 m lang) onder witgekalkt tongewelf (nok parallel aan het zadeldak van de haakse achterbouw) en een bevloering van moefen en Boomse tegels. De opkamers hebben een mooie (19de-eeuwse) cementtegelen vloer met stermotief. Beschilderde balkenstructuur van moer- en kinderbalken, in de tweede opkamer met uitgewerkte balkconsoles. In de tweede opkamer, eenvoudige marmeren schouw, balkraveling. In de eerste opkamer, ingekaste houten zoldertrap met drie aanzettreden van gesinterde baksteen Ten noorden van de eerste opkamer komt men op een lager niveau, waarin het beschilderde kelderluik. De overige ruimten zijn eenvoudig uitgewerkt met beschilderde balkenlagen van moer- en kinderbalken en mooie roodbeschilderde deuromlijstingen en muurkasten. Voorts bewaarde oude deuren en hang- en sluitwerk.

Het huisgedeelte in de noordvleugel vormt één lange kamer met een enkelvoudige beschilderde balkenlaag uitgewerkt met consoles. Eenvoudige schouw uit het tweede kwart van de twintigste eeuw, muren deels ontpleisterd.

Stallingen met enkelvoudige balkenlagen. Bewaarde 17de- en/of 18de-eeuwse gebinten. Boven het noordelijk huisgedeelte: stapelgebint bestaande uit schaargebint en makelaarsgebint met dwarshout en nokschoren, getelmerkt en met pen- en gatverbindingen. Boven het noordelijk stalgedeelte: stapelgebint bestaande uit schaargebint en makelaargebint met schuine schoren en nokschoren, getelmerkt en met pen- en gatverbindingen. Tussen bepaalde gebinten van de stal versterking door middel van zogenaamde Sint-Andreaskruisen.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, primitief kadasterplan circa 1835, mutatieschetsen 207, 1941/ schets 4, 1939/ schets 6.
  • Rijksarchief Brugge, Uitkerke. Carte figurative de la ferme dite Roosewaele, 1698 (Fonds K. Mestdagh, nummer 1697a).
  • Rijksarchief Brugge, Uytkerke. Carte figuratieve de la ferme dite Roosewaele (" eene behuysde hofstede ende schapgoed Rossewalle"), circa 1800 (Fonds K. Mestdagh, nummer 1697 b).
  • Rijksarchief Brugge, Carte figurative d'une prairie. Kopie uit de 19de eeuw naar origineel uit 1777, bewoning met vermelding "Hofstede abdie Duynen genaemt Rossewalle" (Fonds K. Mestdagh, nummer 1721).
  • Rijksarchief Brugge, Carte de la wateringue d'Eyensluis sous Heyst, Lisseweghe, Uytkerke. Copie de 1760 d'une carte de 1759 (Verzameling Kaarten en Plannen nummer 515).
  • BOTERBERGE R., Nota's over het Landschap beoosten de Gentele, Info Blankenberge, 1973, jaargang 1, nummer 2.
  • COORNAERT M., Uitkerke. De Topografie, de Geschiedenis en de Toponimie van Uitkerke en Sint-Jan-op-de-Dijk tot omstreeks 1900, s.l., s.d., p. 32-33 (foto's),  p. 134.
  • D'HOOGHE, A.M., De bergschuren in de Vlaamse noordzeepolders, een bijdrage tot de studie van de West-Vlaamse landelijke bouwkunst, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1978, p. 154-158.
  • GYSSELING M. (1960), Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226), deel 2, p. 862.
  • TREFOIS C.V., Ontwikkelingsgeschiedenis van onze landelijke architectuur, Antwerpen, 1950, p. 183.
  • VANHOVE D., Archeologisch onderzoek in de gemeente Uitkerke. Prospektie-Analyse-Synthese, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent, 1987, p. 199-211.
  • VERVAECKE R., PRIEM, J, Uytkerke toen, s.l., 1992, p. 92.

Bron: HOOFT E. & VANNESTE P. met medewerking van DE LEEUW S. & MISSIAEN H. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Blankenberge, Deelgemeente Uitkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Raaswalle [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/45088 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.