Handels- en kantoorpand in neoclassicistische stijl op de hoek van Schoenmarkt en Schrijnwerkersstraat, naar een ontwerp door de architect Jules Bilmeyer uit 1906. Opdrachtgevers waren de gezusters Verberckt, vertegenwoordigd door de ‘rentenierster’ Anna Maria Cornelia Verberckt (°Antwerpen, 1847). De aannemer Louis Peeters-Gowie voerde de werken uit. Voor het nieuwbouwproject werd een neoclassicistisch dubbelhuis van vijf bij vijf traveeën en vier bouwlagen gesloopt, dat in 1854 was opgetrokken in opdracht van Henri Verberckt.
Het handels- en kantoorpand Verberckt behoort tot het latere oeuvre van Jules Bilmeyer, die actief was van 1877 tot zijn overlijden in 1920. Hij startte zijn loopbaan in associatie met Joseph Van Riel, een succesvol partnerschap dat meer dan twee decennia stand hield tot het overlijden van Van Riel in 1898. Tot hun gemeenschappelijk oeuvre behoren de Heilig-Hartbasiliek uit 1875-1878 te Berchem, de jezuïetenkerk Onze-Lieve-Vrouw van Gratie uit 1877-1881 aan de Frankrijklei, en enkele beeldbepalende woningcomplexen in de wijk Zurenborg zoals “Carolus Magnus” uit 1897 aan de Cogels-Osylei. Uit zijn latere carrière, die Bilmeyer vanaf 1898 in eigen naam voortzette, dateren onder meer de Sint-Antonius van Paduakerk uit 1906-1910, het Pensionnat du Sacré-Coeur uit 1905-1914 in de Lamorinièrestraat en het franciscanessenklooster uit 1910-1914 in de Lange Kongostraat.
Het afgeschuinde hoekhuis omvat in totaal acht traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak (leien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een pui uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op de afgeschuinde hoektravee met het winkelportaal. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met balustrade en voluutconsoles, en bekroond door een gebroken, gebogen fronton, waarvan het topstuk in de bouwplannen een beeld draagt. Verder onderscheiden de zes hoofdtraveeën zich door een rijk uitgewerkt decor. De uiterste twee traveeën zijde Schrijnwerkersstraat, afgebakend door pilasters, zijn eenvoudiger van opzet. Volledig opengewerkt, wordt de pui geritmeerd door ingediepte pilasters met een lijstkapiteel; in de twee linker traveeën, rondboogdeur- en venster met een geblokte waterlijst op imposten. De bovenverdiepingen beantwoorden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, zijde Schoenmarkt uitgebreid tot drielichten. Deze worden geaccentueerd door balustraden, achtereenvolgens gebogen en driehoekige frontons op voluutconsoles, onderling verbonden door een doorgetrokken rankwerkfries. In de twee linker traveeën blijft het decor beperkt tot vlakke vensteromlijstingen met sluitsteen. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst, oorspronkelijk met guirlandes in de fries, vormt de gevelbeëindiging; de vier houten dakkapellen met een gebogen fronton op voluutconsoles, alterneren in de bouwplannen met oeils-de-boeuf.
Volgens de bouwplannen bood de begane grond ruimte aan een winkel met kantoor, eetkamer, en keuken. Ontsloten door de inkom- en traphal in de travee uiterst links, omvatte de eerste verdieping een suite van drie onderling verbonden kantoren met een archieflokaal
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1906#471, 1854#28 en 1854#171.