Burgerhuis in Louis-Philippestijl, tot zijn huidige vorm verbouwd in opdracht van Andrew Baillie-Bosschaert, naar een ontwerp door de architect Frans J.H. Bex uit 1852. Het betrof een laatclassicistische pand van hetzelfde volume uit de late 18de of de vroege 19de eeuw, mogelijk met een oudere kern, dat Bex verrijkte met het poortrisaliet, de plint en het hoofdgestel, en waarvan de vensters werden aangepast. Een jaar eerder had Bex al de ijzeren venstralies vervangen door persiennes. In 1857 liet Baillie-Bosschaert op het aanpalende perceel een winkelhuis optrekken, naar een ontwerp door de architect Heliodore Leclef.
Andrew Baillie (Dalziel, 1789-Antwerpen, 1861) was een Schots luitenant, wiens regiment in 1815 in Antwerpen gelegerd was, en die vocht in de Slag van Waterloo. Hij huwde in Antwerpen met Clara Theresia Francisca Bosschaert (Antwerpen, omstreeks 1796-Antwerpen, 1831), die tussen 1816 en 1828 een zoon en drie dochters ter wereld bracht. Baillie vestigde zich vervolgens als koopman in zijdestoffen, ‘indiennes’ (bedrukt katoen) en ‘nouveautés’. Hij staat vooral bekend voor zijn belangrijke privé-collectie 17de-eeuwse meesters van de Italiaanse, Franse, Hollandse en Vlaamse School, die na zijn overlijden werd geveild in 1862. Dat jaar kwam het hotel in handen van François Jules Waterkeyn-Daems (omstreeks 1810-1880), een koopman actief in dezelfde branche, die de begane grond door Heliodore Leclef liet verbouwen tot winkelpui, met behoud van de koetspoort. In de late 19de en vroege 20ste eeuw werden kantoorvleugels opgetrokken op de binnenplaats, en vanaf het interbellum onderging het complex meerdere ingrijpende verbouwingen.
De verbouwing van het hotel Baillie-Bosschaert is representatief voor het rijpe oeuvre van Frans J.H. Bex, die verbonden was aan het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen. Over de bouwprojecten die hij in deze functie tot stand bracht is weinig bekend. Als privé-architect realiseerde hij met name tijdens de jaren 1850 enkele voorname neoclassicistische woningen, en voerde verbouwingen uit aan meerdere van de meest prestigieuze patriciërswoningen in de stad.
Voorname rijwoning oorspronkelijk met enkelhuisopstand van vier traveeën en drie bouwlagen, waarvan het zadeldak is vervangen door een plat dak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, met de klemtoon op het zijrisaliet in de linker travee. Dit laatste werd oorspronkelijk gemarkeerd door een rondbogige koetspoort met een geprofileerd, kwarthol beloop en een mascaronsluitsteen tussen pilasters, waarboven een gebogen balkon met voluut- en acanthusconsoles en een geajoureerde borstwering tussen postamenten. Verder verkleinende registers van rechthoekige vensters, gevat in geriemde omlijstingen op individuele lekdrempels, in de topgeleding voorzien van smeedijzeren borstweringen. Het risaliet onderscheidt zich op de eerste verdieping door pilasters, een cartouchesleutel met mascaron en een gestrekte waterlijst met tandlijst op voluut- en acanthusconsoles; de tweede verdieping wordt geaccentueerd door een cartouchesleutel en neuten met voluten. De gevelbeëindiging wordt gevormd door een klassiek hoofdgestel, met een gelede architraaf, casementen in de fries en een houten kroonlijst en tandlijst, in het risaliet oorspronkelijk gekornist op gekoppelde voluut- en acanthusconsoles. Volledig verbouwde pui.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Burgerhuis in Louis-Philippestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/204061 (geraadpleegd op ).
Breedhuis van vier traveeën en drie bouwlagen gebouwd in het tweede of derde kwart van de 19de eeuw. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel.
Speciaal gemarkeerd hoekrisaliet wat verwijst naar de oorspronkelijke enkelhuisopstand: breder en meer versierd bovenvenster, op de hoofdverdieping met fraaie masceronsleutel en bekronende waterlijst op bewerkte consoles, op de derde bouwlaag met flankerende voluten en decoratieve sleutel: in de fries onderlijnd door paneelwerk. Voorts rechthoekige vensters in geriemde omlijsting voorzien van geprofileerde onderdorpels. Eenvoudig entablement als gevelbeëindiging.
Storende lichtreclame en volledig gemoderniseerde pui.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Burgerhuis in Louis-Philippestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4514 (geraadpleegd op ).