is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Onze-Lieve-Vrouwekerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Neogotische parochiekerk van Oudenburg, ontwerp van lijst sinds 13/11/02.
In de 10de eeuw wordt een eerste bidplaats gebouwd in Oudenburg, waarschijnlijk een houten zaalkerk, die door een pauselijke bul in 988 bevestigd wordt als bezit van de bisschop van Noyon-Doornik. In 1054-1070 bouw van stenen Sint-Pieterskerk na verval van een eerste houten kerk, onder meer met restanten van het Romeinse castellum; ingewijd in 1070 door de bisschop van Doornik-Noyon. Circa 1084 sticht Arnoldus van Tiegem, bisschop van Soisson, de Sint-Pietersabdij in Oudenburg; de officiële stichtingsoorkonde dateert van 1090. De reeds bestaande Sint-Pieterskerk wordt abdijkerk, waardoor de bouw van een nieuwe parochiekerk zich opdringt. Deze kerk, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, wordt in de 11de of in de eerste helft van de 12de eeuw gebouwd in de dorpskern, midden in het Romeinse stadspatroon, op de kruising van de oude cardo en decumanus. Het is een driebeukige romaanse kerk opgetrokken in Romeins bouwmateriaal en veldsteen, later uitgebreid met onder meer dwarsbeuk, vieringtoren en polygonale afsluiting van het koor.
Tijdens de godsdiensttroebelen in de tweede helft van de 16de eeuw verliest Oudenburg zijn politiek en economisch belang. Na de beeldenstorm van 1566 ligt de parochiekerk bijna volledig in puin, enkel de noordelijke zijbeuk herrijst als noodkerk. Ten gevolge van zijn strategische ligging ten opzichte van Oostende, het laatste geuzenbolwerk, wordt Oudenburg opgenomen in de Spaanse fortengordel langs de voormalige Ieperleet. In 1590 grondige vernieling van Oudenburg door de Oostendse soldaten. De deels verwoeste Onze-Lieve-Vrouwekerk wordt pas circa 1760 met twee kapellen aan de noordzijde uitgebreid; in 1824-26 worden diverse aanpassingswerken uitgevoerd aan de kerk, onder meer aan portaal, doopkapel, en bouw van de Sint-Antoniuskapel.
Pas in de 19de eeuw kent Oudenburg een nieuwe bloeiperiode dankzij een vroege aansluiting op het spoorwegnet (1838) en de ontwikkeling van de landbouw. Van de middeleeuwse glorie blijft in de 19de eeuw niets meer over: abdij, stadhuis, hallen, parochiekerk zijn bijna volledig verwoest. In de context van bloei en groei, gecombineerd met het verlangen naar een sterke en op het roemrijke verleden gefundeerde identiteit, wordt in 1867 besloten om een grote en nieuwe parochiekerk te bouwen. Omdat zij aan het middeleeuwse verleden van de stad en de abdij moet herinneren, is de keuze voor de neogotische stijl vanzelfsprekend. Architect Pierre François Buyck (1805-1877) tekent de plannen voor een grote kruisbasiliek. Deze architect krijgt in 1842 een aanstelling als provinciaal architect, verantwoordelijk voor de sectie Brugge. De eerste steen wordt in 1870 gelegd, de wijding van de kerk gebeurt in 1874 door de Brugse bisschop Faict. Ondanks lange discussies rond de verschillende ontwerpen voor de torenspits wordt die uiteindelijk niet uitgevoerd zoals gepland door P. Buyck. Wegens financiële problemen wordt de afwerking ervan uitgesteld en pas twintig jaar later naar een nieuw ontwerp gerealiseerd. Architect René Buyck (1850-1923), de zoon van Pierre Buyck, tekent het definitieve ontwerp in 1893.
De Onze-Lieve-Vrouwkerk van Oudenburg is aan het oosten, noorden en zuiden, omringd door een groen, beboomd park, het Limburg an der Lahnpark. Dit park werd in 1979-1980 aangelegd op de plaats van het oude kerkhof, dat circa 1977 verplaatst is naar een terrein tussen de Goesmansweg en het Luitenant Verstraeteplein (Cottemwijk).
De inplanting van de nieuwe parochiekerk wordt heel goed overdacht door architect P. Buyck en is de belangrijkste karakteristiek van het gebouw. De middeleeuwse parochiekerk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, die reeds in de 11de-12de eeuw op dezelfde site wordt gebouwd, is steeds "normaal" georiënteerd, dit is met het koor naar het oosten. Voor de nieuwe kerk kiest men echter voor een oriëntering naar het westen, waardoor de ingang van de kerk op een heel speciale manier wordt geaccentueerd. De architect voorziet de ingang van een monumentaal portaal en een hoge, bekronende oosttoren. Die toren wordt gecentreerd op de assen van de Mariastraat, de Kerkstraat en de Zandvoordestraat. De twee eerste straten gaan terug tot de cardo en de decumanus van het 4de-eeuwse Romeinse legerkamp dat aan de oorsprong van de stad Oudenburg ligt. De toren fungeert dus als een verticale naald op de meest centrale en symbolische plek van de stad. Nu de door opgravingen bekende torens van het Romeinse kamp door een afwisseling in materialen op de straten zijn aangeduid, valt de merkwaardige positie van de neogotische toren op. Door de ingang naar het oosten te richten, creëert men eveneens een prachtig perspectivisch zicht op de ingang met toren vanuit de Mariastraat.
De Onze-Lieve-Vrouwkerk is een kruisbasiliek bestaande uit: een toren boven het oostelijke portaal met vierkante plattegrond, ten noorden en ten zuiden half in de dikte van de muren ingebouwde zeshoekige traptorens (zuid naar doksaal, noord naar toren); doksaal van ½ travee met zijkapellen (zuidelijke doopkapel); driebeukig schip van vijf traveeën; transept van twee traveeën met rechte sluiting; koor met drie rechte traveeën en driezijdige sluiting geflankeerd door twee zijkoren (noord toegewijd aan Arnoldus; zuid toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, in 1982 als weekkapel ingericht), berging (ten zuiden), sacristie (ten noorden) en stookplaats (ten noorden; toegevoegd in jaren 1950).
Materiaalgebruik typisch voor neogotiek: rode baksteenbouw met natuursteen voor ornamentiek en detaillering (onder meer negblokken steunberen, vensteromlijstingen, muizentandfries onder gootlijst); leien zadel- en lessenaarsdaken; opvallende torenspits in baksteenbouw met vier natuurstenen hoektorens. Aanwezigheid van beton en verschillende soorten leien wijst op verbouwingen.
Opvallend oostelijk portaal: natuurstenen puntgevel versierd met hogels en bekroond door kruis; boven spitsbogige ingang, gesculpteerde beeldnis; portaal gevat tussen de steunberen van de oosttoren, eveneens van beeldnissen voorzien; dubbele houten deur met rijkelijk smeedwerk.
Monumentale vierledige toren, voorzien van steunberen op de hoeken; eerste geleding met portaal en spitsboogvenster met neogotisch maaswerk, tweede en derde geleding met blinde spitsbogen, bovenste geleding met gekoppelde spitsbogige galmgaten. Toren bekroond door bakstenen spits en vier natuurstenen hoektorentjes; op de top een kruis.
De achthoekige stenen spits met vier pinakelvormige hoektorentjes refereert naar de toren van de Brugse Onze-Lieve-Vrouwkerk, dit wil zeggen naar de West-Vlaamse middeleeuwse spits bij uitstek. Er zijn plannen van de toren bewaard, ondertekend door René Buyck en gedateerd op 11-11-1893. De toren wordt niet helemaal uitgevoerd zoals op plan aangegeven. De verhouding tussen de verschillende raampartijen in de toren wordt gewijzigd en bij de torenspits wordt een rij luiken weggelaten. Voor de constructie van de in de torenspits aanwezige vloeren wordt afgestapt van de techniek van het ribbengewelf; er werd gekozen voor ijzeren balken met boogvormig metselwerk.
Noord- en zijgevels van de lagere zijbeuken geritmeerd door versneden en op elkaar geplaatste steunberen met natuurstenen negblokken; lage plint, per travee een spitsboogvenster met neogotische maaswerk. Boven het dak van de zijbeuken, gekoppelde spitsboogvensters van de middenbeuk, waartussen telkens een torenvormig bakstenen ornament. Dwarsbeuken met kenmerkende zijpuntgevels met aandak: hoge sokkel waarboven drie eenvoudige spitsboogvensters, centraal een groot roosvenster in spitsboogvormige muuropening, in de geveltop blinde spitsbogige muurvlakken, bekroning met ijzeren kruis.
Aan zuidelijke zijpuntgevel van transept twee beeldhouwwerken: Jezus aan het kruis, 18de eeuw, geschilderd hout, onder zadeldakje; arduinen grafmonument waarin een metalen Jezus aan het kruis, 19de eeuw.
Koorafsluiting met steunberen, hoge bakstenen sokkel, daarboven gekoppelde spitsboogvensters, tenslotte hoge spitsboogvensters met neogotisch maaswerk.
Interieur: Bepleisterd en witgeschilderd interieur. Hoge middenbeuk afgedekt door bakstenen kruisribgewelf; lagere zijbeuken met dezelfde afdekking. Beuken gescheiden door scheibogen op ronde zuilen met Korintische kapitelen, in de zwikken muurschilderingen (alle wapenschilden van de Oudenburgse abten afgebeeld; voorts is de muurpolychromie verdwenen), blind triforium boven de scheibogen, daarboven lichtbeuk van gekoppelde spitsboogvensters. Wanden van zijbeuken voorzien van spitsboogvensters met neogotisch maaswerk; onder elk venster een statie van de kruisweg (pleister). Transept idem overdekt, vlakke afsluiting met bovenaan een groot roosvenster, geflankeerd door twee blinde nissen, drie spitsboogvensters in tweede geleding; alle vensters met glas-in-lood-invulling. Koor met hoge spitsboogvensters waaronder een rij kleinere gekoppelde vensters; figuratieve glas-in-loodinvulling. Natuurstenen vloeren (arduin).
Mobilair: De glasramen en het meubilair zijn gaaf bewaard en vormen een volledig en kwalitatief neogotisch ensemble, aangevuld met kunstwerken die uit de vroegere parochie- en abdijkerk van Oudenburg komen.
Reliekschrijn van Arnoldus in de Arnolduskapel, 19de eeuw, neogotiek, gedeeltelijk verguld zilver; op houten neogotische sokkel geschonken door de parochianen van Tieghem, gedateerd 1887. Drie natuurstenen grafstenen in doopkapel, één in weekkapel; afkomstig van oude abdijkerk en parochiekerk. In weekkapel: Beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Foy, geschonken aan de kerk in 1474 door Catharine Heve, eik. Neogotische beelden op eiken sokkels, verspreid in de kerk. In zijkoren: pleisteren altaren voor Arnoldus en Maria, witgeschilderd met vergulding, neogotiek. Hoofdaltaar, eik, neogotiek, rijk gesculpteerd. Koorgestoelte, eik, neogotiek, opgesteld in transept en koor. Communiebank, eik, neogotiek, op verschillende plaatsen opgesteld. Preekstoel, eik, neogotiek, gesculpteerd, in transept. Vier biechtstoelen, eik, neogotiek, in zijbeuken en transept. Orgel, gebouwd in 1827 door P. en L. van Peteghem, Gent. Getransformeerd waarschijnlijk na bouw van de nieuwe kerk, in neogotische orgelkast gezet. Deels bewaard, in onbruik. Onder de orgeltribune bevindt zich een merkwaardige partij van binnendeuren met glas in lood. Doopvont, natuursteen met metalen deksel, 18de eeuw, vermoedelijk uit oude parochiekerk. Glasramen: mooie roosvensters in transept, gebrandschilderde ramen met leven van H. Arnoldus in koor, glasraam in Maria-zijkoor gedateerd en getekend "C. Annys - D'Hont - Glasschildering Brugge". Verlichting: originele koperen armaturen in scheibogen en koor bewaard, oorspronkelijk gasverlichting, nu geïntegreerde gloeilampen. Varia: neogotische kandelabers in koor, verspreide neogotische houten sokkels, mooi schrijnwerk voor deuren naar sacristie en bergruimte (smeedwerk).
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van STRUYF J. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oudenburg, Deelgemeenten Ettelgem, Roksem, Westkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Mariastraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/45578 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.