Molensite Acke ()

Molen Acke, een bakstenen stellingmolen van 1858-1860, is beeldbepalend gelegen op de hoek van de Weststraat, de Hoogwegel (vroegere voetweg), de Hoogstraat en de invalsweg vanuit Westkerke (Westkerkestraat). De molenromp met mechanische maalderij en de molenaarswoning met bakhuis zijn opgesteld rondom een gekasseid erf. Een ijzeren poort links van de half vrijstaande woning verschaft toegang tot het erf. Samen met de kerktoren vormt de hoge molenromp een baken in het centrum van Oudenburg. De molen is genoemd naar Marcel Acke die op de molen - later uitgerust met een mechanische maalderij - maalde van 1928 tot 1981.

Historiek

De bakstenen stellingmolen werd in 1858-1860 gebouwd als olie- en korenmolen op een erf (mogelijk van een hoeve) dat reeds aangeduid is op de Ferrariskaart (1771-1778). De molen had een gebroken kap met rechte voorwand en een houten stelling. De vlucht was ongeveer 24 m lang. Op de steenzolder waren er twee maalgangen. De derde zolder of luizolder diende ook als opslagruimte voor de zakken met graan. In 1884 werd de molenaarswoning tegenaan de straat gebouwd. Hierbij werden de molen en de molenaarswoning in de kadastrale perceelstructuur afgesplitst van het oudere gebouw. Twee bakstenen (stal)gebouwen ten noorden van de molen dateren ook uit de tweede helft van de 19de eeuw. In 1895 vroeg molenaar Victor De Brauwere een nieuwe vergunning van 30 jaar aan voor de korenwindmolen. Het bakhuis achter de woning dateert uit het laatste kwart van de 19de eeuw of het eerste kwart van de 20ste eeuw.

Plannen van 1913 om bij de molen een koolgasmotor te plaatsen bleven onuitgevoerd. In 1938 volgde toch de mechanisatie van de molen. Een breuk in de eikenhouten molenas, nog met dito askop, vormde toen de aanleiding om de molen om te bouwen tot een mechanische maalderij. Hiervoor plaatste molenaar Marcel Acke een armgasmotor in een tegen de molen aangebouwde machinekamer, met ernaast een armgasopwekker (een soort kachel) en een scrubber of wasser voor de cokes (aanvraag 1935, goedkeuring in 1938). Daarna volgde de ontmanteling van de roeden, de molenas, de kap en de stelling, en ook het uitbreken van de pletterstenen van de oliemolen. Bij de latere vervanging van de motor door een dieselmotor (merk Deutz, 30 PK) kwamen er twee maalstoelen op een maaltafel in de vroegere oliemolen (begane grond). In 1947 werd een magazijn met verkoopplaats ten zuiden van de molen gebouwd, waarvoor een stuk van het ondertussen in twee gedeelde en verbouwde haakse volume (aangeduid op de Ferrariskaart) werd afgebroken. Dit werd bij het perceel van de molen en de woning gevoegd. Na overschakeling op een elektromotor in1965 bleef de mechanische maalderij in bedrijf tot 1981.

Beschrijving

Molenromp met mechanische maalderij en aansluitende machinekamer

De molenromp is opgetrokken in gele baksteen (formaat 21 x 10 x 6 cm), met een hoge benedenverdieping (de vroegere oliemolen en later mechanische maalderij met inbreng van tussenverdieping) en drie zolders boven de vroegere stelling. Kenmerkend voor molens vanaf de tweede helft van de 19de eeuw zijn de rondbogige muuropeningen geschrankt geplaatst. De poort(en), deuren en vensters zijn gevat onder een strek van rode baksteen en een waterlijst van fijne baksteentjes. De vensters met dorpels in keramische tegels zijn ingevuld met geschilderde houten schuiframen met kleine roedeverdeling en een radvormig bovenlicht. Op de begane grond heeft het venster aan de westzijde (ter hoogte van de aangebouwde machinekamer) diefijzers. De vensters op de begane grond hadden aanvankelijk ook luiken, waarvan de ijzeren luikduimen in het metselwerk verankerd zijn. Ook de (dichtgemetselde) deuren (ter hoogte van de vroegere stelling) hebben een radvormig bovenlicht. De rondboogpoort ten oosten (begane grond) is ingevuld met twee geschilderde houten poortvleugels. Ongeveer twee meter boven deze poort tekenen zich de gaten voor de schuine schoren van de stelling af en daarboven de gaten voor de horizontale liggers. Boven de poort steekt een later ingebrachte rechthoekige laaddeur. De romp is bovenaan afgewerkt met een borstwering met steigergaten (onder de vroegere kap).

Ten westen van de molen sluit de lage machinekamer van rond 1938 aan, met bewaarde sokkel voor de motor. Het roodbakstenen gebouwtje onder plat dak is opengewerkt door rechthoekige vensters onder latei, deels met traliewerk. Hier bevond zich oorspronkelijk de tweede rondboogpoort (benedenverdieping), waarvan de strek boven het plat dak nog te zien is. Een pannen afdak naast de machinekamer herbergde de armgasopwekker en de scrubber.

Inrichting van de molen en de mechanische maalderij. In de vroegere oliemolen (begane grond) werd een mechanische maalderij met twee maalgangen op een maaltafel en een haverpletter ingericht. Eén maalgang met houten steenkist en toebehoren is bewaard. Er zijn ook nog jacobsladders (elevator met schepbakjes) en een houten steengalg aanwezig. Op een nieuwe tussenverdieping (toegankelijk via nieuwe laaddeur) werden een buil en graanreiniger geplaatst. Diverse kamwielen, transmissie-assen en drijfriemen illustreren de vroegere aandrijving. Van de oliemolen getuigen nog de getoogde nis met natuurstenen halssteen waarop de wentelas draaide en sporen van de kollergang in de bevloering. De binnenmuren van de molen zijn witgekalkt. De maalzolder (ter hoogte van de verdwenen stelling), de steenzolder en de luizolder met plankenvloeren rustend op moerbalken zijn toegankelijk via houten trappen. Diverse openingen in de vloeren vormen industrieel-archeologische sporen. Zo liep de koningsspil door de ronde opening in de vloer van de steenzolder.

Molenerf, de molenaarswoning en het bakhuis

Via de gekasseide oprit langs de molenaarswoning bereikt men het gekasseide molenerf. In de erfbestrating is een molensteen van de vroegere korenmolen (steenzolder) geïntegreerd. Een verhoging wijst ook nog op de ingegraven pletterstenen van de oliemolen.

De molenaarswoning van 1884 is met de representatieve gevel naar de straat gericht. Links van de half vrijstaande, bescheiden dorpswoning verschaft het ijzeren hek toegang tot het molenerf. Het breedhuis met dubbelhuisopstand van vijf traveeën en één bouwlaag is gevat onder een zadeldak (nok parallel aan de straat) met rode Vlaamse pannen. Het huis is opgetrokken in gele baksteen, gelijkaardig aan het bouwmateriaal van de molen. Aan de straatkant is de lijstgevel voorzien van verzorgd siermetselwerk: accentuering van de deur door omlijsting en muurdam, gevel omlijst met tandfries en zijmuurdammen, dito friezen onder de vensteropeningen. De gevel is afgeboord door een houten kroonlijst op klossen. De getoogde muuropeningen met bakstenen omlijsting zijn ingevuld met bewaard houtwerk. De T-vensters met origineel hang- en sluitwerk zijn voorzien van houten luiken, deels met persiennes. De deur heeft accolade- en waaiervormige versieringen, en een beglaasd bovendeel met hekwerk. In de gecementeerde en verankerde zijpuntgevel steekt een klein rondbogig zoldervenstertje. De bakstenen achtergevel van anderhalve bouwlaag telt twee opkamertraveeën, een deurtravee en twee venstertraveeën. Vensteropeningen en ramen op de begane grond zijn van hetzelfde type als bij de voorgevel, maar hier is het houtwerk voorzien van imitatie-eikschilderingen. In de halve verdieping steken lage getoogde venstertjes. Ter hoogte van de vijfde travee is een laaddeur onder houten latei gevat in een dakvenster met puntgevel. Achter het molenaarshuis situeren zich de waterput, de glazen veranda (begin 20ste eeuw, in 2012 ingestort en verwijderd) en het bakhuis (zie verder).

Het interieur van de molenaarswoning is geënt op de plattegrond van een dubbelhuis. De centrale gang komt uit op de keuken. Aan weerszijden van de gang is er aan de straatzijde een salon. Gang en salon zijn voorzien van schilderingen: marmerimitaties in ovalen kader in de gang, veelkleurige banden en bloemmotieven op deuren en plafonds van de salons. In beide salons zijn de eenvoudige art-decogetinte marmeren schouwen nog voorzien van de originele ijzeren kachels. In de keuken is de Leuvense stoof bewaard. Links van de keuken is er een opbergruimte met beschilderde deur (kandelabermotief met grotesken). Rechts van de keuken situeert zich de opkamer en de trap naar de zolder.

Het bakhuis achter de woning dateert uit het laatste kwart van de 19de eeuw of het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het is een tweeledig gebouwtje onder zadeldaken (rode mechanische en Vlaamse pannen, nok evenwijdig met deze van het huis) met kenmerkende schoorsteen. De bakstenen zijn rood-geel genuanceerd. Het ovengedeelte is gevat onder een lager dak. Onder de oven is een rondbogig gewelfde ruimte uitgespaard. In de westgevel (naar het erf toe) van het hogere volume steekt een rechthoekig venster onder houten latei en met een dorpel in keramische tegels. Dit is ingevuld met een geschilderd houten schuifraam met grote roedeverdeling. Bewaarde ijzeren luikduimen in het metselwerk wijzen op het vroegere luik. In de oostgevel (naar de achtergevel van het huis en de veranda toe) van het hogere volume is de rechthoekige deuropening ingevuld met een geschilderde houten paneeldeur met beglaasd bovendeel met vierkante roedeverdeling. In het interieur van het bakhuis zijn onder meer cementtegelvloeren en de ovenmond met gietijzeren ovenluik bewaard.

Ten noorden van de molen situeren zich twee bakstenen (stal)gebouwen uit de tweede helft van de 19de eeuw (deels behorend tot het belendend perceel). Ze zijn parallel opgesteld en gevat onder roodpannen zadeldaken (nok haaks op de woning). Het naar het erf gericht gebouw telt anderhalve bouwlaag met een bouwspoor van verhoging. De bakstenen muren zijn opengewerkt door getoogde en rechthoekige deuren en luiken.

Ten zuiden van de molen (Hoogwegel) is het roodbakstenen magazijn met verkoopplaats van 1947 intussen afgebroken en vervangen door een nieuwbouw.

  • BECUWE F. 2009: In de ban van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (ca. 1850 – ca. 1950), Relicta Monografieën 3, Brussel, 32-33, 181, 187.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 326-327.

Auteurs:  Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Hooft E. & Callaert G. 2020: Molensite Acke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359997 (geraadpleegd op ).


Molenromp met molenaarshuis ()

Molenromp met molenaarshuis op deels gekasseid erf. Toegang tot het erf door ijzeren poort links naast het halfvrijstaande molenhuis. Beeldbepalend voor het centrum van Oudenburg door zijn inplanting op de hoek van de Weststraat en de invalsweg van Oudenburg vanuit Westkerke en door de hoogte van de molen: behalve de kerk zijn er geen andere hoge gebouwen aanwezig.

De bakstenen bergmolen wordt in 1858-1860 gebouwd als olie- en korenmolen op het erf van een 18de-eeuws gebouw dat haaks op de straat staat (zie Ferrariskaart, 1770-1778). In 1884 wordt tegen de straat aan een molenhuis gebouwd en wordt het perceel in twee verdeeld, met de molen en het molenhuis op het ene en de oudere structuur op het andere. In 1935 worden de wieken van de molen verwijderd, nadat een mechanische hulpmolen was geïnstalleerd. In 1947 wordt een magazijn met verkoopplaats bij de molen gebouwd, waarvoor een stuk van het ondertussen in twee gedeelde en verbouwde haakse volume wordt afgebroken. Dit wordt bij het perceel van de molen en het molenhuis gevoegd. De molen is mechanisch in bedrijf tot circa 1975.

Molenromp van gele baksteen (21 x 10 x 6 cm; 10 lagen = 72 cm.), met een benedenverdieping en drie zolders. Rondboogingangen en -vensters met rode bakstenen strek en waterlijst, geschrankt. Schuiframen met kleine roedeverdeling en radvormig ingedeeld bovenlicht. Steigergaten op de bovenste zolder, stellinggaten bij de eerste zolder. Vlucht: circa 24 m. Op de benedenverdieping, de olieslagerij. Toen een mechanische maalderij (met twee maalgangen en een haverpletter) ingericht werd, heeft men een tussenverdieping met buil en graanreiniger gebouwd. Op de eerste zolder (maalzolder) bevinden zich de dichtgemetselde toegangen naar de verdwenen gaanderij. Op de tweede zolder (steenzolder) waren twee maalgangen. De derde zolder was opslagruimte voor de zakken met graan. Bewaarde mechaniek in de molen. Aanbouwsel van circa 1935 aan de westelijke kant van de molen, rode baksteen onder plat dak.

Langs de straat, molenaarshuis van 1884. Typische bescheiden eind negentiende-eeuwse dorpswoning. Half vrijstaand breedhuis met links ervan het ijzeren hek voor de oprit naar het gekasseide molenerf. Dubbelhuis van vijf traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (nok parallel aan de straat) met Vlaamse pannen. Het huis is opgetrokken in gele baksteen, gelijkaardig aan het bouwmateriaal van de molen. Aan de straatkant is de lijstgevel voorzien van verzorgd siermetselwerk: accentuering van de deur door omlijsting en muurdam, gevel omlijst met tandfries en zijmuurdammen, dito friezen onder de vensteropeningen. De gevel is afgeboord door een houten kroonlijst op klossen. Getoogde muuropeningen met bakstenen omlijsting en bewaard houtwerk. T-vensters met origineel hang- en sluitwerk en houten luiken, deels met persiennes. Deur met accolade- en waaiervormige versieringen, beglaasd en voorzien van hekwerk. Gecementeerde en verankerde zijpuntgevel met klein rondbogig zoldervenstertje. Bakstenen achtergevel van anderhalve bouwlaag en twee opkamertraveeën, een deurtravee en twee venstertraveeën. Vensteropeningen en ramen op eerste bouwlaag zijn van hetzelfde type als bij de voorgevel, maar hier is het houtwerk voorzien van imitatie-eikschilderingen. Lage zoldervensters, eveneens getoogd, laaddeur in de vijfde travee. Achter het molenaarshuis, verschillende bakstenen begin 20ste-eeuwse bijgebouwen: glazen veranda waarin de waterput, zomerkeuken en bakhuis.

Interieur van het molenaarshuis. Dubbelhuis-plattegrond met centrale gang, uitkomend op de keuken. Aan weerszijden van de gang aan straatzijde een salon. Gang en salon voorzien van schilderingen: marmerimitaties in ovalen kader in de gang, veelkleurige banden en bloemmotieven op deuren en plafonds van de salons. In beide salons eenvoudige art-decogetinte marmeren schouwen, waarvoor de originele ijzeren kachels. Keuken met Leuvense stoof; links een opbergruimte met beschilderde deur (kandelabermotief met grotesken) en rechts een opkamer met trap naar de zolder.

Ten zuiden van de molen, magazijn en verkoopplaats van 1947 in rode baksteen. Ten noorden van de molen, deels behorend tot het belendend perceel, kleine 19de-eeuwse bijgebouwen en stallen.

  • DEVLIEGHER L. 1984: De Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 326-327.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van STRUYF J. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oudenburg, Deelgemeenten Ettelgem, Roksem, Westkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. & Callaert G. 2003: Molensite Acke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/45627 (geraadpleegd op ).