Witte Molen ()

De Witte Molen of Roksemmolen is gelegen op een kruispunt van oude wegen (Ossenweg/ Bevrijdingsweg en Zeeweg), in een landelijke omgeving nabij de grens met Bekegem. De stenen bergmolen is enkel nog ingericht als korenmolen, maar er zijn sporen bewaard van de vroegere olieslagerij. In 1843 verving de Witte Molen - een verwijzing naar de witgekalkte molenromp - een houten staakmolen. De benaming Roksemmolen verschijnt reeds op de Ferrariskaart (1771-1778, "Rockxemmolen") en de Atlas der Buurtwegen (rond 1843, "Roxemmolen"). De molenaarshoeve ten westen van de molen is reeds aangeduid op de Ferrariskaart en de Atlas der Buurtwegen. In 2020 heeft de site met naambord “Oude molenhoeve” een enigszins verbouwd karakter en een nieuw woonhuis. De lage rood- en geelbakstenen volumes van de schuur (haaks op de straat) en een klein nutsgebouw (parallel met de straat) onder zadeldaken (rode Vlaamse pannen) zijn echter nog herkenbaar. In de puntgevel van het nutsgebouw zijn (jaar)stenen met inscripties "JLM/ JC/ 1766" bewaard.

Historiek

Op deze plaats stond rond 1535 reeds een houten staakmolen. Tegen deze "nieuwen windmuelene" van Aernout de Rammelaere liep een juridische aanklacht van de heer van Gistel. De zaak werd door de griffier van het Brugse Vrije beslist ten gunste van de Rammelaere. De molennaam veranderde in de loop der jaren: "Woumen molen" in 1540 werd "Oxzeel molen" op de kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571, rond 1600 gekopieerd door Pieter Claeissens jr.). In de periode van de godsdiensttroebelen, rond 1580, werd de molen vernield, maar op de kaart van Sanderus (1641) was hij heropgebouwd. Op de kaart van het Bisdom Brugge door Joan Blaeu (1662) is de molen (opnieuw) aangeduid als "Op-zeel molen". Deze naam verdween echter en Graaf de Ferraris noteerde aan het eind van de 18de eeuw "Rockxemmolen".

In 1841 kochten Pieter Dierickx Visschers en echtgenote Francisca Strubbe de site van molenaar Carolus Monteyne. De verkoopakte vermeldt “een koorn-wind-molen en oliestandaart-molen, oliekelder, roskot en verder gerief". In 1843 vervingen de nieuwe eigenaars de staakmolen door een bakstenen bergmolen. De steen met inscriptie "PDV/FS/1843" in de romp geeft hun initialen en het bouwjaar aan. Zoals gebruikelijk werden hierbij oudere molenelementen hergebruikt. De opschriften "Pieter Vieubled 1793" in drie hoekstukken van het vangwiel en "1796" op een balk van de steenzolder getuigen hiervan. Bij een verkoop in 1892 stond er naast de koren- en oliemolen met oliekelder nog steeds een rosmolen. In 1952-1953 voerde molenmaker C. Peel (Gistel) kleinere herstellingen uit, onder meer aan de windpeluw. In de concurrentiestrijd met mechanische maalderijen werden de wieken uitgerust met een halve verdekkering. De molen bleef tot 1965 in handen van de familie Dierikcx Visschers. Na de stillegging in 1961 geraakte hij stilaan in verval en werden de wieken verwijderd. In de jaren 1970 en 1980 werden varkenstallen en silo’s rond de molen gebouwd (intussen deels afgebroken). In 1994 nam de stad Oudenburg de molen in erfpacht. In 2002-2003 werd de molen maalvaardig hersteld door 't Gebinte Molenbouw bvba (Erpe-Mere). Hierbij werden de wieken opnieuw van windplanken voorzien (weglating verdekkering). Ook werd de omgeving heraangelegd. Na een breuk dienden in 2008 de molenas en de askop vernieuwd te worden. In afwachting daarvan demonteerde Molenbouw Wieme (Machelen) het wiekenkruis en de molenas. In 2015-2016 werd een maalvaardige restauratie uitgevoerd onder leiding van ingenieur-architect Freddy De Schacht (Ruiselede). Na vernieuwing van de askop werd het gevlucht opnieuw ingetrokken.

Beschrijving

De bergmolen of grondzeiler is gelegen op een deels omhaagde molenberg. De in de berg uitgegraven oliekelder is aan de westzijde toegankelijk via een rechthoekig houten poortje in een lage bakstenen muur. De conische molenromp is gebouwd in gele baksteen (formaat 21 x 10 x 5 cm) en is traditioneel witgekalkt. De licht getoogde vensters en de twee rondbogige toegangen (west- en oostzijde) zijn karakteristiek overhoeks geplaatst en zijn gevat onder een strek van donkerrode baksteen. Boven de geschilderde houten vleugelpoorten zijn er halfcirkelvormige bovenlichten met straalvormige roedeverdeling. De vensters zijn ingevuld met geschilderde houten schuiframen met kleine roedeverdeling. De vensters van de begane grond zijn beluikt, met in het metselwerk verankerde ijzeren luikduimen en luikhouders (‘ventjes’). De brede dorpels van poorten en vensters zijn in baksteen uitgewerkt. Diverse sporen in het metselwerk wijzen nog op de vroegere olieslagerij. Onder de kap is er een borstwering met stellinggaten. De gebroken kap met wolfseind en rechte voorwand is gedekt met kunst- of houten leien. Boven de nok is de makelaar bekroond met een windwijzer (dolfijn). Het kruiwerk bestaat uit de staartbalk, de lange en de korte spruiten, de lange en korte schoren en het houten kruiwiel met handspaken. De geklinknagelde roeden (vlucht van circa 24 meter) zijn voorzien van windplanken en worden bij het malen getuigd met rode zeilen. Rechts van de oostelijke poort is er boven de zwart geschilderde plint een ijzeren ring in het metselwerk verankerd.

Inrichting van de bergmolen. In de berg is de vroegere oliekelder uitgegraven. Van de vroegere olieslagerij (reconstructietekening benedenverdieping bij Devliegher) zijn heel wat sporen bewaard. Zo geeft een cirkelvorm in de bakstenen vloer nog de positie van het doodsbed van de kollergang (twee verticaal lopende pletstenen) aan. Ook is het natuurstenen bovenstuk van de slagbank in de vloer geïntegreerd. Tegen het plafond van de olieslagerij draait de houten standaard of koningsspil op een houten draagbalk, die op een moerbalk met balkslof rust. Boven de vloer van de eerste zolder (meelzolder) zit om de standaard een ijzeren spoorwiel of kamwiel met houten kammen dat een conisch kamwiel aandrijft. Het ‘steenwiel’ (het spoorwiel op de koning tussen de pletstenen) kon via een trommel en katrol (hefboommechanisme) ingeschakeld worden. Ook sporen en nissen in het metselwerk wijzen nog op de olieslagerij. Op de benedenverdieping staat ook nog een buil. Hier is tegen de muur ook een houten aswiel bewaard, dat bij een restauratie vervangen werd. Een houten trap leidt naar de meelzolder. Hier vinden we onder meer de meelgoten en -bakken, en een ijzeren haverpletter (op zware houten blokken geïnstalleerd). De steenzolder is uitgerust met twee koppels maalstenen met houten steenkisten en graanbakken. Het spoorwiel rondom de standaard heeft 56 kammen. De lantaarns of kamwielen voor de aandrijving van de stenen hebben respectievelijk 22 en 20 kammen. Boven elke maalstoel is er een kleine houten stelling met een as. Met vier handspaken rondom de as kan men het staakijzer uittrekken. Op de steenzolder situeert zich ook het luiwerk. Op de kapzolder kruit de kap op een Engels kruiwerk. Het vangwiel telt 48 kammen, het kroonwiel rondom de standaard 32.

  • Archief Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Monumenten en Landschappen, nummer 685.
  • DENEWET L. 2015: Roksem, Witte Molen. Restauratie door Boers & Peusens uit Merelbeke, Molenecho's XXXXIII.4, 199.
  • DEKIMPE L. 2015: Roksem, Witte Molen. Molenbouwer Eric Vanleene voert de herstelling uit, Molenecho's XXXXIII.3, 133.
  • DEVYT C. 1966: West-Vlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 103.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 77, 328-331.
  • HULSTAERT W. 2018: Een voorbeeld uit de praktijk: de restauratie van 'De Witte Molen’ te Roksem (restauratie-advies agentschap Onroerend Erfgoed).
  • VAN POUCKE A. 1995: Molens en mulders te Bekegem. Een historisch-genealogische studie, Oudenburg.

Auteurs:  Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Witte Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360075 (geraadpleegd op ).


Witte Molen ()

Stenen windmolen "Witte Molen". Zogenaamd "Witte molen" op de hoek van de Osseweg en de Zeeweg nabij de grens met Bekegem en wellicht te situeren op de plaats van de "Op-zeel molen" (1662) of "Rockxem-molen" (zie 17de- en 18de-eeuwse kaarten). In 1841 aankoop door P. Dierickx Visschers en echtgenote F. Strubbe van een site met woonhuis, roskot, oliekelder en houten staakmolen op teerlingen van molenaar C. Monteyne. In 1843 werd de staakmolen vervangen door de huidige bakstenen bergmolen volgens inscriptie "PDV/FS/1843" in molenromp, zie initialen van de eigenaars. Nieuwbouw met hergebruik van oudere molenelementen zie onder meer "Pieter Vieubles 1793" in drie hoekstukken van het bovenwiel; "1796" op een balk op de steenzolder. De molen blijft gedurende een hele tijd in handen van de familie Dierikcx Visschers. In 1952-1953 diverse kleinere herstellingen uitgevoerd door molenmaker C. Peel uit Gistel (onder andere windpulm). De molen blijft in bedrijf tot 1961: dan wordt de site door de nieuwe eigenaar E. Galliaert als landbouwbedrijf uitgebaat. De molen wordt in erfpacht geschonken aan de stad Oudenburg. In de tweede helft van de 20ste eeuw diverse uitbreidingen van het bedrijf onder meer aanbouw van varkenstallen (1972) en silo's (1981, later afgebroken). Molen geraakt ondanks herhaaldelijk aansporen stilaan in verval. Vanaf 1998 zit het restauratiedossier in een stroomversnelling; in 2001 wordt de molen gerestaureerd.

Bergmolen met stenen romp van gele baksteen (21x10x5) van het type grondzeiler, oorspronkelijk witgekalkt, met karakteristieke overhoeks geplaatste rechthoekige vensteropeningen en rondboogingangen. Wieken verdwenen in het vierde kwart van de 20ste eeuw. Berg oorspronkelijk fungerend als oliekelder; kruiwiel. Benedenverdieping met voormalige olieslagerij en buil. Standaard draait er op een houten draagbalk en was oorspronkelijk voorzien van een schijfloop of een kamwiel om het steenwiel en het wentelwiel aan te drijven. Ter hoogte van de vloer van de eerste zolder zit om de standaard een ijzeren kamwiel met houten kammen dat een conisch kamwiel op de benedenverdieping aandrijft. Het steenwiel op de steenspil kon via een trommel en katrol ingeschakeld worden. Maalzolder met haverpletter. Steenzolder met twee koppels maalstenen; spoorwiel met 56 kammen en twee lantaarns met respectievelijk 22 en 20 kammen voor de aandrijving van de maalstenen; luiwerk. Boven elke maalstoel een kleine stelling met een as die voorzien is van vier handspaken voor het uittrekken van het klauwijzer. Kapzolder met Engels kruiwerk, vangwiel met 48 kammen en kroonwiel met 32 kammen. Eternitleien en golfplaten op gebroken kap met rechte voorwand, half-verdekkerde roeden; vlucht circa 24 m.

  • Archief Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Monumenten en Landschappen, nummer 685.
  • DEVEYT C. 1965: West-Vlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 328-331.
  • VAN POUCKE A. 1995: Molens en mulders te Bekegem. Een historisch-genealogische studie, Oudenburg.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van STRUYF J. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oudenburg, Deelgemeenten Ettelgem, Roksem, Westkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Witte Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/45672 (geraadpleegd op ).