Historiek en context
De zuidzijde van de Sint-Paulusstraat, in 1852-1855 aangelegd op de vroegere tuinen van het dominicanenklooster, wordt grotendeels ingenomen door een eenheidsbebouwing van twaalf gekoppelde burgerhuizen. Deze zijn symmetrisch ingeplant aan beide zijden van het noordportaal van de Sint-Pauluskerk, en sluiten aan bij de tuinmuur van de vroegere pastorie. Dit monumentale ensemble in neoclassicistische stijl werd in 1854 als één geheel ontworpen door de architect Bartholomeus De Proost, in opdracht van de kerkfabriek van de Sint-Paulusparochie. Deze investeerde de opbrengst van de verkoop van bouwpercelen aan de noordzijde van de straat, in een vastgoedproject met huurwoningen op de terreinen aan de rand van kerk- en kloosterdomein. Het project behoort tot de belangrijkste realisaties van De Proost, die na studies aan de Antwerpse academie en een stage bij architect Louis-Auguste Serrure, vanaf omstreeks 1850 een zelfstandige praktijk uitbouwde.
In zijn advies wees stadsarchitect Pierre Bruno Bourla het project af en pleitte in plaats van de voorgestelde eenheidsbebouwing voor individuele panden met een variatie in volume en stijl, naar het voorbeeld van de Leopoldstraat. Hij maakte bezwaar tegen de perceelsbreedte van 6 m per pand, die gezien het voorname karakter van de straat minimaal van 7 m moest bedragen, en tegen de verspringende kroonlijsthoogte en de detaillering van de huizenblokken: “On parait avoir voulu obtenir un ensemble symétrique, qui cependant se trouve détruit par des pavillons de différentes hauteurs, qui se raccordent en de certains endroits et qui dans d’autres s’en éloignent par la disparité de leurs détails. Certes que les 4 pavillons semblables que l’on a tracé présentent une fâcheuse repetition ainsi que les deux autres que l’on y a intercalé.” Bourla kon zich enkel verzoenen met de ‘paviljoenen’ aan weerszij van het nieuwe kerkportaal, maar zag geen reden dit principe door te trekken tot de volledige straatwand. Desondanks werd het project op 21 oktober 1854 door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd, en vervolgens naar het oorspronkelijke ontwerp uitgevoerd, met slechts beperkte wijzigingen aan de detaillering.
Architectuur
De eenheidsbebouwing bestaat uit twee blokken van telkens zes enkelhuizen, samengesteld uit twee types woningen. Deze zijn twee aan twee gekoppeld, en in spiegelbeeld geschakeld volgens het schema AA-BB-AA. Als geheel beantwoordt het bepleisterde en beschilderde gevelfront aan een uniform schema met een verspringende kroonlijsthoogte, geritmeerd door de balkons die de middenas van de individuele panden accentueren. Binnen dit schema markeert het hardstenen noordportaal van de Sint-Pauluskerk met een monumentaal accent de middenas. Beide woningtypes hebben een gelijkaardig volume van drie traveeën en drie bouwlagen, maar type A onderscheidt zich van type B door een grotere verdiepingshoogte en een bijkomende mezzanine. Ook de gevelgeleding en detaillering van beide types verschilt. De plattegrond heeft een gelijkaardige structuur, met een superpositie van voor- en achterkamers per verdieping, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Tegen het hoofdvolume leunt gelijkvloers een kleine achterbouw aan. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren met ijzeren tracering in het bovenlicht en de vensters is integraal bewaard.
Woningtype A (nummers 10-12, 18-20, 22-24 en 30-32)
Samenstel van twee volgens spiegelbeeldschema gekoppelde rijwoningen met enkelhuisopstand, van elk drie traveeën, drie bouwlagen en een mezzanine onder een schilddak (nok parallel aan de straat, leien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de begane grond, rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door gekorniste, geprofileerde waterlijsten, de puilijst met tandlijst, berust de verticale markering van de opstand op hoekkettingen. De middenas van de individuele panden, wordt op de eerste verdieping geaccentueerd door een geprofileerde vensteromlijsting een driehoekig fronton en een balkon met balustrade, beide met tandlijst en voluutconsoles. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met geprofileerde dagkanten, achtereenvolgens vanaf de plint, cordonvormende en individuele lekdrempels; de inkomdeuren zijn gekoppeld in de middenas. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een geprofileerde waterlijst, liggende, rechthoekige mezzaninevensters in de fries, en een op de hoeken gekorniste, houten kroonlijst met modillons, dropmotieven en tandlijst. Houten inkomdeuren met ruitvormig paneelwerk, en een ijzeren tracering met accoladepatroon in het bovenlicht.
Woningtype B (nummers 14-16 en 26-28)
Samenstel van twee volgens spiegelbeeldschema gekoppelde rijwoningen met enkelhuisopstand, van elk drie traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de geprofileerde puilijst, legt de compositie de klemtoon op de middenas van de individuele panden. Deze wordt op de eerste verdieping geaccentueerd door een gebogen balkon met een geajoureerde borstwering van entrelacs tussen bewerkte postamenten, op voluutconsoles met acanthusblad. Vlak omlijste rondboogopeningen en tondo’s, op doorgetrokken imposten en ingediepte penanten, ritmeren de begane grond, met de inkomdeuren in de uiterste traveeën. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige bovenvensters met geprofileerde dagkanten, achtereenvolgens op cordonvormende en individuele lekdrempels met onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een geprofileerde waterlijst, casementen en tondo’s in de fries, en een gekorniste houten kroonlijst op modillons, een tandlijst en voluutconsoles met acanthusblad. Houten inkomdeuren met octogonaal paneelwerk en een radiale ijzeren tracering in de waaier.
- Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#924.
- NAEYE R. 1976: Bartholomeus De Proost. Architect (1818-1869), Antwerpen 22.4, 217-224.