Teksten van Den Grooten Refter en den Cleynen Refter

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/4617

Den Grooten Refter en den Cleynen Refter ()

Samenstel van twee diephuizen genaamd “den Grooten Refter” (rechter pand) en “den Cleynen Refter” (linker pand), die respectievelijk werden opgetrokken in 1551-1552 en 1552-1553. Bij de bouw werd een restant van de voormalige refter van het cellebroedersklooster geïncorporeerd. Daarvan vormt de vroegere langgevel aan de binnenplaats, die minstens opklimt tot de vroege 16de, mogelijk zelfs de 15de eeuw, vandaag de scheimuur tussen beide panden. Restauratie tot woon- en handelspand naar een ontwerp door het architectenbureau Antwerps Architectenatelier uit 2014, vergund in 2015 en nog in uitvoering (2019).

De cellebroeders, ook lollaarden of alexianen genoemd, vestigden zich in het midden van de 14de eeuw tussen de Eiermarkt en de Korte Nieuwstraat, in een gebouw dat hen ter beschikking was gesteld door de Duitse koopman en devoot weldoener Hendrik Suderman. In het tweede kwart van de 16de eeuw verhuisde de orde naar een nieuwe vestiging aan het einde van de Meir, in de huidige Cellebroedersstraat. Het verlaten cellebroedersklooster werd in 1548 opgeheven en vervolgens verkaveld, door de aanleg van de Sudermanstraat dwars door het kloostercomplex. Het restant van de vroegere refter dat buiten het straattracé viel, werd in 1551-1552 omgebouwd tot het huidige winkel- en woonhuis “den Grooten Refter”. De werken bestonden uit het oprichten van de trapgevel aan de straat, het verlengen van de bestaande constructie met een balktravee afgesloten door de nieuwe achtergevel, het verhogen van de onderste balkenlaag voor een insteekverdieping, en het dichten van de muuropeningen van de vroegere langgevel. Hiertegen werd in 1552-1553 “den Cleynen Refter” opgetrokken. In 2010 voerde de Antwerpse Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis bouwhistorisch onderzoek uit in het grotendeels ontmantelde interieur. Daarbij kwam aan het licht dat de scheimuur tussen beide panden wordt gevormd door de vroegere langgevel van de refter, eertijds palend aan de binnenplaats. Opgetrokken uit baksteenmetselwerk met spaarzaam gebruik van zandsteen, vertoont deze de kenmerken van een vroeg-16de-eeuwse, mogelijk zelfs 15de-eeuwse constructie. Zo worden de gedichte muuropeningen getypeerd door afgeschuinde negblokken in de bovenlichten en een ontlastingsboog met een zandstenen sluitsteen. Een fries tussen de bovenste kozijnen en de dakrand, met een repetitief zigzagpatroon van verglaasde baksteenkoppen, vormt een voor Antwerpen uiterst zeldzaam metselaarsteken. De houten balkenlagen en dakspanten, een sporenkap in "den Grooten Refter" en een gordingenkap in "den Cleynen Refter", wijzen eveneens op het hergebruik van oudere bestanddelen in een gewijzigde samenstelling.

Samenstel van een breed en een smaller pand, diephuizen van respectievelijk twee en drie traveeën, en twee bouwlagen onder parallelle zadeldaken (nok loodrecht op de straat, pannen). De gecementeerde en beschilderde trapgevels van respectievelijk vijf en negen treden met een overhoeks topstuk, zijn vermoedelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Op de begane grond zijn de inkomdeur met neuten en gestrekte waterlijst in de tweede travee en de vensters gevat in vlakke hardstenen omlijstingen, uit de late 18de of de vroege 19de eeuw. De rechthoekige vensters met hardstenen lekdrempels van de eerste verdieping, zijn aangepaste kruiskozijnen. In het rechter pand wordt de eerste geleding van de geveltop geopend door een aangepast rechthoekig drielicht met lekdrempels. Daarvan heeft het oorspronkelijk lagere middenluik een latei op korbelen, en zijn de zijlichten vergroot. Een rechthoekig luik met een latei op korbelen doorbreekt de topgeleding van beide gevels. Achtergevels: bepleisterde tuitgevels met aandak.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 3582#2860 en 3582#6611.
  • HENDRICKX M. & VAN DER WEE P. 1997: Enkele traditionele dakconstructies in de Antwerpse binnenstad, Bulletin van de Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek 1997.3-4, 19-20.

  • MACLOT P. 2010: De gevel, balklagen en dakstructuur van de voormalige refter van het verdwenen cellebroedersklooster ontdekt in het pand ‘den Grooten Refter’ Sudermanstraat 20, Infoblad Antwerpse Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis 2010.2, 4-12.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Den Grooten Refter en den Cleynen Refter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298745 (geraadpleegd op ).


Den grooten Refter en den kleinen Refter ()

Samenstel van een breed en een smaller pand, respectievelijk twee en drie traveeën en twee en drie bouwlagen, elk onder een zadeldak met mechanische pannen (nok loodrecht op de straat), dagtekenend uit de tweede helft van de 16de eeuw of de eerste helft van de 17de eeuw.

Gecementeerde en beschilderde trapgevels (respectievelijk vijf en negen treden) uitlopend op een overhoeks topstuk. Muurankers met gekrulde spie. Aangepaste bovenvensters: verwijderde kruiskozijnen en toegevoegde lekdrempels (19de eeuw). Dichtgemetselde muuropeningen bovenaan in de top (waterlijst behouden); verder rechthoekige luikgaten met latei op consoles. Onlangs storend verbouwde pui; in de smalle trapgevel is boven het houten beschot nog de waterlijst zichtbaar die de vroegere deur bekroonde (restant van een 19de-eeuwse verbouwing).


Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Den Grooten Refter en den Cleynen Refter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4617 (geraadpleegd op ).