Teksten van Woning Schellekens

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/46492

Woning Schellekens (Braem) ()

In november 1968 komt Braem in contact met het echtpaar Schellekens-Roelen, dat hem opdracht geeft om een vrijstaande eengezinswoning te ontwerpen in Hoogstraten. Braem is hun als architect aanbevolen door de kunstcriticus K.-N. Elno, een gemeenschappelijke vriend en medewerker bij de volkshogeschool Stichting-Lodewijk de Raet. Het bouwterrein is een op het noorden georiënteerd, rechthoekig perceel aan de rijksweg naar Loenhout net buiten het centrum, dat achteraan grenst aan een uitgestrekt weiland. Voor de bouw beschikt het gezin met drie jonge kinderen slechts over een bescheiden budget, vergelijkbaar met de kostprijs voor een woning van de Kleine Landeigendom. Zij willen daarbij functionaliteit gekoppeld zien aan esthetiek, in een sober, gezellig en duurzaam woonhuis. Braem stelt in eerste instantie een constructie uit aluminium voor, die Jozef Schellekens als tijdelijk medewerker bij het aluminiumbedrijf Simec-Lupton uit Beerse een prijsvoordeel zou kunnen opleveren. Braem maakt een eerste ontwerp voor een zelfdragende schaalconstructie in ellipsvorm, vergelijkbaar met het maison à coque van de Franse architect en constructeur Jean Prouvé uit begin jaren 1950. Net zoals bij de woning Geerts in Halle, waarvoor hij in 1966 een constructie met een stalen gebint bedenkt, werkt Braem het concept uit als een mogelijk prototype voor prefabricatie op industriële schaal. Daarmee bouwt hij verder op zijn experimenten met systeembouw voor het Nationaal Bouwcentrum in Antwerpen uit het begin van de jaren 1960, zoals het Durox-huis, het Eternit-Schokbeton-huis en het Plastic-huis. De firma Simec-Lupton doet vervolgens een beroep op het aluminiumbedrijf Sidal uit Duffel, dat in december 1968 op basis van het ontwerp van Braem een experimenteel constructiemodel ontwikkelt. Omdat het niet aan de verwachtingen voldoet, weinig elegant en duur is, besluit men uiteindelijk om de woning op conventionele wijze op te trekken en het gebruik van aluminium te beperken tot de schuifpui van de tuingevel. In het voorjaar van 1969 ontstaat een tweede ontwerp, waarin de futuristische esthetiek van het maison usiné in deze zin plaatsmaakt voor een baksteenarchitectuur met referenties aan het landelijk vernaculaire bouwen. Na het verkrijgen van de bouwvergunning in september, verstrijkt nog een jaar voor de aannemer in augustus 1970 met de werken van start gaat. Hoewel het gezin eind december wegens einde huurcontract noodgedwongen zijn intrek neemt, sleept de afwerking van de woning nog tot de zomer van 1971 aan. Voor het ontwerp van de tuin tekent tuinarchitect Frans Geerts, eveneens in 1969. Rud Vael, die als medewerker van Braem mee instaat voor de uitvoering van het project, adviseert in 1976, na zijn vertrek uit het atelier, een uitbreiding met een kantoor, dat tegen de noordzijde van de woning aanleunt.

Vanaf zijn eerste ontwerp deelt Braem de rechthoekige plattegrond op in twee parallelle zones, gescheiden door een doorlopende circulatiestrook. In de westelijke helft aan de zijde van de tuin bevindt zich het woongedeelte, in de oostelijke helft op minimumafstand van de perceelsgrens de hal, de drie slaapkamers en de badkamer. Verder wordt de woning in de lengterichting midden op het perceel ingeplant, met een parkeerzone aan de straatkant. Het ruimtelijke concept streeft naar een open, flexibele invulling, die rekening houdt met de toekomstige evolutie van de gezinssituatie. Zo laat een kastenwand tussen de circulatiestrook en de woonkamer toe deze laatste te vergroten als de kinderen het huis uit zijn en kan de grootste kinderkamer via een schuifwand opgesplitst worden. Het woongedeelte bestaat uit een ruime woonkamer met een open haard die de werkkamer afschermt, en een open keuken. In dit eerste ontwerp wordt de buitenschil gevormd door een zelfdragende schaalconstructie in aluminium, waarvan het profiel is afgeleid van de superellips. Deze perfecte tussenvorm tussen een ellips en een rechthoek, eind jaren 1950 ontwikkeld door de Deense wiskundige en wetenschapper Piet Hein, wordt vanaf deze periode vaak door Braem toegepast. Hij werkt drie varianten uit, één met een geïntegreerde garage en twee met de garage in een kleiner, aangebouwd schaalvolume. De wandopbouw toont een skeletstructuur, die naargelang van de oriëntatie of de functie van de lokalen van doorlopende beglazing of paneelvulling wordt voorzien. Om het aluminiumbedrijf tot de productie van zijn bouwsysteem te stimuleren, voegt hij meteen twee andere toepassingsmogelijkheden toe. De ene betreft een eenledige schaalconstructie voor de schuilplaatsen van het recreatiegebied Sint-Annastrand, dat hij op dat moment uittekent op de Antwerpse Linkeroever. In de andere worden twee grote en één kleine aluminiumschaal gecombineerd tot een overdekt speelplein, een project dat hij al sinds eind jaren 1950 probeert te realiseren in het sociale huisvestingscomplex Jos Van Geellaan in Deurne. De firma Sidal vertaalt dit principe tot een weinig elegante constructie van kwart-ellipsvormige panelen met lichte aluminium ribben, een voorgespannen huid van glad aluminiumband, en verticale stijlen voor de windstijfheid, een oplossing die door Braem echter als "volkomen onbruikbaar" van de hand wordt gewezen.

In zijn tweede ontwerp kiest hij voor een constructie in dragend baksteenmetselwerk en beton, met een houten dakgebint. Dit laatste vormt een asymmetrisch zadeldak, waarvan de helling beantwoordt aan de stedenbouwkundige voorschriften. Zo ontstaat extra ruimte voor een duplex in het dakvolume boven de slaapkamer, die de woonkamer uitbreidt met een afgezonderde tv- of leeshoek. In het woongedeelte rust het dakgebint op een dubbele rij pijlers, met de vorm van golvende steunberen in de westgevel, eigen aan de dynamische lijnvoering van Braem uit deze periode. In combinatie met een betonnen latei reduceren zij het gevelscherm tot een transparant raster met een doorlopende schuifpui naar de tuin. Aan de zijde van de circulatiezone plaatst hij als afscheiding tussen de pijlers drie manshoge kleerkasten voor de slaapkamers en één boekenkast voor de woonkamer. De boekenkast is uitgerust met een draaibaar scharniersysteem, wat toelaat de nachthal te compartimenteren. Vaste, rechtstreeks in het metselwerk geïntegreerde bovenlichten, ook ter hoogte van de duplex, openen de woonkamer voor zowel het ochtend- als het avondlicht. Centraal in de ruimte staat een gemetselde kubus die niet alleen de open haard maar ook de cv-ketel integreert en daartoe is uitgerust met drie eternieten schouwpijpen. Tegen alle conventies in werkt Braem de pijpen boven het dak af met schouwkoppen gebruikt in de stallenbouw, tot spot van de boeren uit de buurt. Het interieur, met zijn witgeschilderd zichtmetselwerk, houten gebint, zoldering en schrijnwerk, krijgt felle kleuraccenten in eigentijds oranje voor de deuren en de schouwpijpen. Een carport met stalen posten en golfplaten van plexiglas, die tevens als toegangsluifel dienstdoet, vervangt de garage. De tuinaanleg wordt in het ontwerp van Geerts met hagen en bloemenborders opgedeeld in een terras met zandbak, een open grasveld voor sport en spel, een afgeschermd kruidentuintje en een 'bezinningshoekje'. Als beplanting voorziet hij onder meer in lindes, een solitaire notelaar en een mispelstruik.

  • Archives d'Architecture Moderne, Archief Renaat Braem, Dossiernummer 178.
  • Gemeente Hoogstraten, Archief Ruimtelijke Ordening, Bouwdossier 1969/5915.
  • Privéarchief Schellekens-Roelen.
  • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Archief Renaat Braem, 468.

Bron: Braeken J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Schellekens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134332 (geraadpleegd op ).


Woning Schellekens (16N4) ()

Woning Schellekens van 1970 naar ontwerp van R. Braem, in 1976 uitgebreid met een bureau. Lowbudgetwoning waarvan de kostprijs deze van een vergelijkbare sociale woning (type Kleine Landeigendom) niet mocht overschrijden; de gebruikte materialen: witgeschilderde Kempense baksteen en grenenhout, evenals constructie en vormgeving refereren aan de streekeigen bouwtrant. Van straat en buurhuizen door hoge beukenhagen afgeschermd landhuis met smalle gesloten voorgevel aan de noordzijde; lange opengewerkte west- en oostgevel van zeven traveeën, respectievelijk aan tuin en perceelgrens, en één tot twee (insteek) bouwlagen onder mank zadeldak (nok parallel aan straat), waarvan de oorspronkelijke asfaltbedekking werd vervangen door eternitgolfplaten op het lange en leien op het korte dakschild; drie eternitschoorstenen markeren de nok. Tegen de zuidzijde aanleunend bureau van twee traveeën onder lessenaarsdak met dezelfde bekleding als het hoofddak. Voor de noordgevel geplaatste carport, bestaande uit stalen profielen met golfplaten van doorzichtig plexiglas. Noordwestelijk tuinhuis, eveneens met carport.

Mogelijk als een interpretatie van stijl- en regelwerk opgebouwde westelijke puntgevel met aan de voet uitbuigende bakstenen stijlen waarop het dak rust en een betonnen dwarsbalk ter hoogte van de dakvoet. Rechthoekige aluminiumschuiframen alternerend met vaste glaspanelen onderaan (zie spatie tussen dragers en glaswand), trapeziumvormige rechtstreeks in het metselwerk geplaatste ramen bovenaan.

Plattegrond met aan westzijde gegroepeerde leefruimten en open, door de architect zelf ontworpen keuken afgesloten door een kastenwand, alternerend met bakstenen pijlers, parallel centrale gang en aan de oostzijde gegroepeerde bad- en slaapkamers. Ziende dakkap met grenen beplanking; gelijkaardig afgewerkte rugzijde (naar de living toe) van de kasten. Open haard, centrale verwarmingsketel en installatie voor verse luchtaanvoer met zichtbare af- en/of aanvoerbuizen van eternit (zie de corresponderende schoorstenen op het dak).

  • Plannen en informatie verstrekt door de bouwheer.

Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Schellekens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/46492 (geraadpleegd op ).