Rijhuis met een traditionele kern van drie/twee traveeën en drie bouwlagen, dat mogelijk opklimt tot de 16de eeuw. Aloys Dirickx bracht in 1856 houten winkelramen en een kroonlijst aan. Ed. Lauwers verhoogde het pand in 1927 met een pseudo-mansarde. In de achtergevel is een fragment van het houten stijl- en regelwerk bewaard.
De gecementeerde lijstgevel is vermoedelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers waaronder met gekrulde spie. Pui samengesteld uit gekoppelde, rechthoekige muuropeningen met kwarthol geprofileerde dagkanten, en een restant van een geprofileerde plint met laatgotische inslag ter hoogte van de inkomdeur rechts. De in de vroege 19de eeuw aangepaste, rechthoekige bovenvensters met cordonvormende en individuele lekdrempels, gaan terug op vroegere kruiskozijnen.
Achtergevel (geregistreerd omstreeks 1975) met drie overstekken, waarvan de twee onderste vernieuwd zijn. De derde bouwlaag bewaart vrij belangrijke overblijfselen van gewitkalkt stijl- en regelwerk.
Interieur (geregistreerd omstreeks 1975): kelder onder bakstenen tongewelf met trap naar de straat; verder beklede moerbalken met sloffen.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1856#622 en 1927#27123.