is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Maxburg
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Domein Maxburg
Deze bescherming is geldig sinds
Domein "Maxburg", gelegen op het westelijk uiteinde van de straat, vlakbij de grens met Nederland. Landhuis (nummer 37) met aanhorigheden namelijk kapel met voormalige paardenstallen/koetshuis (nummers 31-33), conciërgewoningen (nummers 35-39) en voormalige rentmeesterswoning met boerderij (nummer 41); op het einde van de dreef, op Nederlands grondgebied, een zandstenen siervaas op bakstenen sokkel, zie John Lijsenstraat nrummers 58-60.
Genoemd naar de bouwheer Maximiliaan Van den Bergh(e), hoofd van de bloeiende jeneverstokerij "Van den Bergh en cie" (1843) te Antwerpen. Circa 1853 kocht hij in dit noordelijk grensgebied de oude "Heyhoef" op met circa 1200 hectare grond; deze "heyhoef", expliciet aangeduid op de Vander Maelenkaart (circa 1854), was één van de "hertogse hoeves" die volgens de Ferrariskaart (circa 1775) teruggaat op de "Aertsehoef", waarschijnlijk de hoeve die in 1755 gebouwd werd op den Blankenaart in opdracht van de eerste hertog van Hoogstraten Niklaas Leopold van Salm-Salm. Uit de arduinen steen aan de straat met inscriptie "celui qui fait pousser deux brins d'herbe, là où il n'en venait qu'un seul, a fait plus pour l'humanité que le conquérant qui a gagné vingt batailles" (Jonathan Swift) blijkt Van den Berghe's voorkeur voor de landbouw. Een zelfbedruipend bedrijf met grootschalige economisch-agrarische activiteit werd opgestart; de uitgestrekte woeste gronden werden ontgonnen en onder meer bewerkt tot graanakkers die de stokerij in de stad en tevens die ter plaatse moesten bevoorraden.
Rond 1860 werd een rentmeesterswoning met boerderij (nummer 41) en een eigen verblijfplaats (nummer 37) met twee bijgebouwtjes (nummers 35-39) opgericht; circa 1863 bouw van de stokerij (nummers 31-33); de woning werd circa 1869 vergroot tot het huidige riante landhuis, zie de gevelsteen in de driezijdige uitbouw van de achtergevel met inscriptie "Max. Van den Berghe 31 mai 1869". Rondom werd een park aangelegd, afgesloten door een muurpartij met diverse monumentale toegangspoorten; het geheel kreeg de naam "Maxburg".
Ook in de nabije omgeving werden nog aanhorigheden opgetrokken, onder meer nummer 34, een verdwenen steenbakkerij, enzovoort. Zijn opvolger en neef Constant van den Berghe transformeerde het geheel tot een lusthof: hij legde de jeneverstokerij stil en investeerde in een bebossing van het domein, tegelijk ontstond er een mooi jachtterrein. Circa 1887 werden de bestaande stokerijgebouwen verbouwd tot een kapel met stallen: op kadasterschetsen van 1900 wordt een verbouwing van de stokerijgebouwen en een uitbreiding van de nummers 35-39 met een serre weergegeven. Via huwelijksbanden kwam "Maxburg" in handen van de bankiersfamilie Havenith; door de crisis van de jaren 1930 waren zij genoodzaakt het domein te verkopen. Sindsdien raakte het geheel geleidelijk versnipperd in aparte eigendommen: de 1200 hectare grond werden verkaveld en verkocht aan landbouwers; de bossen werden gerooid voor landbouwgrond; het lot met het landhuis en aanhorigheden inclusief het park kwam in het bezit van de Nederlander Adriaan Kustermans.
Eind jaren 1930 kocht de onderpastoor van Meer, Albert Naveau, het landhuis, de kapel met bijgebouwen en het park over; ter beheer en onderhoud van het domein bracht hij in het landhuis een natuurhistorisch museum onder, een bewaarschool en een vakantieverblijf; in de kapel werden bepaalde diensten gehouden voor de omringende bewoners; later verkocht de onderpastoor het landhuis en behield enkel de kapel met bijgebouwen; laatstgenoemden werden circa 1957 hersteld en verbouwd tot woning. Tot op vandaag telden de diverse eigendommen nog verschillende, opeenvolgende eigenaars; het landhuis werd in 1994-1999 door de huidige eigenaar gerestaureerd onder leiding van atelier J. Blockx.
Gerestaureerd landhuis (nummer 37) met neotraditionele inslag van drie op vier traveeën, souterrain en twee bouwlagen onder een complexe leien bedaking; dakvensters en dakkapellen met tuitgevel, samen met overhoekse bakstenen schoorstenen voorzien van een fraaie smeedijzeren topversiering; plat dakvlak voor de lantaarn afgezet met ijzeren hekken.
Lijstgevels met houten kroonlijst op consoles; voor- en westelijke zijgevel met respectievelijk kleine en grote vierkante toren zonder bedaking; achter- en oostelijke zijgevel met gevelhoge driezijdige uitbouw; omlopende kordon; torens en dakvensters met bakstenen tandlijst. Bak- en zandsteenbouw op arduinen plint; verwerking van zandsteen voor muurbanden, negblokken en steigergaten (torens). Beluikte rechthoekige muuropeningen met arduinen dorpel en dito latei onder ontlastingsboog, bewaard houtwerk; getraliede keldervensters; arduinen trap met ijzeren leuning leidt naar houten vleugeldeur in arduinen omlijsting met dito entablement. Voorgevel met omringend tuintje afgesloten door ijzeren hekken met op de hoeken een lantaarn. Vóór het landhuis een geometrische siertuin, vóór de conciërgewoningen een dito moes- en kruidentuin; parkbos met onder meer een vervallen ijskelder.
Eclectisch interieur met grotendeels bewaarde indeling en aankleding uit de bouwperiode (derde kwart 19de eeuw). Kelderverdieping: toegankelijk via een aparte buitendeur en een diensttrap in de traphal; centrale brede gang met links en rechts vertrekken en een smallere gang, eindigend op diensttrap; tongewelven; bewaarde tegelvloeren; voormalige personeelskeuken met vlak plafond, bewaarde haard met aanpalend oud fornuis; oude pomp met arduinen waterbekken.
Centrale gang eindigend op trapzaal verlicht door middel van een bekronende koepel met nieuwe lantaarn: symmetrisch opgevatte gang, zie het gebruik van pseudo-muuropeningen ter behoud van de symmetrie, deuren geflankeerd door Ionische pilasters en bekroond met gemarmerde panelen; witte marmeren vloer. Brede eikenhouten bordestrap met fijne spijlen en vernieuwde trappaal; derde verdieping met omlopende balustrade, enkel bereikbaar via de oude diensttrap; nieuwe diensttrap naar de kelderverdieping.
Vier aaneengeschakelde woonvertrekken met omlopende houten lambrisering, bewaarde parketvloeren, wanden en plafonds met kwaliteitsvol plastisch stucwerk of met marmerimitaties in pastel- en goudtinten, gevarieerde schouwmantels met voluten van fijn geaderde marmersoorten; binnenvensters met afgeschuinde dagkanten en originele spanjoletten. Klein salon links van de gang: wandpanelen met rozetten in de hoeken; op plafond lijstwerk van bloem- en bladwerkmotieven en stucwerk in haut-reliëf onder meer rozet met vogels, dierenkoppen en arabesken. Middelste groot salon: vier vleugeldeuren waarvan één pseudo; wandpanelen omlijst met bamboestengels en klimopbladeren; plafonds met omlopend lijstwerk op consooltjes en tandlijst; stucwerk in haut-reliëf onder meer rozet met bamboetakken, bladsoorten en jachtmotieven, hoekversieringen met vruchten. Achter de gang gelegen derde en vierde salon, gescheiden door een muur met rug tegen rug een schoorsteenmantel van een rozige marmer onder een omlijste rondbogige opening, voorheen vermoedelijk een spiegel, en geflankeerd door deels beglaasde vleugeldeuren; in de vloer roosters van vroegere centrale verwarming; gemarmerde wanden met paneelwerk; plafond met omlopend fijn lijstwerk onder meer eier-, bladwerk- en kraallijst met tussenin een brede boord van geometrische motieven; enkel in het vierde salon werd het plafond volgens oude teruggevonden kleuren en de wanden met nieuwe kleuren herschilderd. Naast vierde salon gelegen torenkamer met aansluitende oude diensttrap. Rechts van de gang apart woonvertrek, heden ingericht als keuken; gelijkaardige interieurelementen als voormelde vertrekken. Bovenverdieping: overwegend planken vloeren; ruime slaapvertrekken, soberder uitgewerkt dan op de begane grond, zie moerbalkconstructies, marmeren schoorsteenmantels. Op de zolderverdieping bewaard mechanisme van torenuurwerk.
Verharde weg van rode baksteen tussen landhuis en kapel.
Kapel met aanhorigheden (nummers 31-33). Rechthoekig kapelgebouw onder zadeldak (nok parallel aan de straat, leien, kunstleien) met monumentale octogonale dakruiter (leien) onder klokvormige helm en spits; geflankeerd door aanpalende langgestrekte vleugels van elk negen en een halve travee en één bouwlaag onder afgewolfd zadeldak (nok loodrecht op de straat, mechanische pannen). Verankerde baksteenbouw met verwerking van gesinterde steen voor ontlastingsbogen, muurbanden, omlijstingen,...
Kapel. Naar het landhuis georiënteerde tuitgevel, afgewerkt met arkels onder leien spitsje met topornament, met aandak en met getrapt topstuk waarin galmgat voor klokje, laatstgenoemde bewaard met opschrift en jaartal "1887"; uitspringend portaal onder leien dakje met houten rondboogdeur waarop sporen van beslag; houten roosvenster; houten daklijsten. Achtergevel met vlechtingen en rondboogvenster, in eerste travee van aanpalende rechter vleugel sacristie, zie achtergevel met rondbogige glas-in-loodvensters. Bepleisterde en beschilderde éénbeukige ruimte; marmeren vloer; bewaard mobilair onder meer kruisweg, altaar met retabel en gekleurde glas-in-loodramen uit het vierde kwart van de 19de eeuw met voorstellingen van de Heilige Hubertus, patroonheilige van de jacht, en keizer Constantinus, patroonheilige van de toenmalige eigenaar,beide gesigneerd "P. De Craene, Antwerpen", de overige glasramen met afbeeldingen van heiligenfiguren uit het derde kwart van de 20ste eeuw door J. Huet.
Zijvleugels. Voorgevels geritmeerd door segmentbogige poorten en blinde oculi; achtergevels met lisenen. Muuropeningen overwegend aangepast, enkele poorten of vensters met bewaard houtwerk.
Van de vroegere stokerij, evenals de paardenstallen of koetshuis bleef nagenoeg niets bewaard; linker vleugel recent vernieuwd en aangepast, rechter vleugel leegstaand.
Tuin ten oosten: vijver met eiland waarop rode beuk, de aan de straatmuur palende serre van ijzer en glas op bakstenen sokkel is afkomstig van conciërgewoning nummer 35.
Conciërgewoningen (nummers 35-39). Twee aan weerszijden van het perceel en aan de straat gelegen diephuizen van twee traveeën en twee bouwlagen, geflankeerd door lagere aanbouwsels van één of twee traveeën; overkragende zadeldaken met houten windborden (nok loodrecht op, parallel aan de straat, mechanische en Oegstgeesterpannen); elk met een aanpalende serre van ijzer en glas op bakstenen sokkel tegen een dito afsluitingsmuur, op nummer 35 heropgebouwd naar oud model; tussen beide een bakstenen afsluitingsmuur met ijzeren hekken. Verankerde baksteenbouw; straatgevel en aanbouwen met spaarvelden. Rechthoekige muuropeningen met arduinen lekdrempel en dito latei; in top van puntgevels rondboogvenster en oculi; overwegend bewaard houtwerk, nummer 39 met ruitvormige ijzeren roedeverdeling; verluchtingsgaten in de zijgevels. Elk met opkamer en kelder; nummer 35 met brede haard en recentere uitbouw.
Voormalige rentmeesterswoning met boerderij (nummer 41); ook "heyhoef" genaamd, refererend aan de oudere hoeve die vermoedelijk op deze plaats gelegen was; latere aanpassingen onder meer circa 1935 door Adriaan Kustermans, toenmalig eigenaar van "Maxburg", zie initialen en jaartal "A.K. 1935" in geveltop van de stal.
Woonhuis van drie op vier traveeën en twee bouwlagen met aansluitend lager stalgedeelte onder zadeldaken, bij woonhuis oorspronkelijk overkragend (nok parallel aan de straat, mechanische en Vlaamse pannen); ten zuiden, schuur met paardenstallen onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, Vlaamse pannen). Woonhuis: baksteenbouw, decoratief uitgewerkt met onder meer lisenen, muurbanden, vensteromlijstingen en getrapte baksteenfries van gesinterde steen; houten kroonlijst op dito modillons en consooltjes van gesinterde steen; oostelijke zijpuntgevel uitgewerkt als voorgevel met dubbelhuisopstand. Rechthoekige muuropeningen met afgeronde bovenhoeken, bewaard houtwerk, arduinen lekdrempels, op de begane grond beluikt. Verankerd bakstenen stalgedeelte met gevarieerde aangepaste muuropeningen onder meer gedichte stalpoort met latei van gesinterde steen; aan erfzijde uitbouw onder lessenaarsdak met halvemaanvenstertjes. Tussen stal en schuur oorspronkelijk vermoedelijk een poort, zie bewaarde duimen in metselwerk. Schuur/paardenstallen. Verankerde baksteenbouw met vlechtingen in de achterste puntgevel; ingebouwde beuk met twee paardenstallen met houten korfboogpoorten en (achteraan) halvemaanvenstertjes. Aan de schuur palende afsluitingsmuur van het domein "Maxburg". Waterput in achtertuin.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Maxburgdreef
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Maxburg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/46619 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.