De op de hoek met Klein Eyssel gelegen gaaf bewaarde molensite bestaat uit een turbinewatermolen van 1910 met ertegenover het molenaarshuis, daarnaast de tot woning verbouwde voormalige schuur alsook het waterbouwkundig stelsel dat de molen van waterkracht voorziet, zoals de sluis ten zuidoosten.
De oudste gekende vermelding gaat terug op een oorkonde van 25 november 1382 die de verpachting van de molen te Meersel en een hoeve te Eyssel door de toenmalige heer van Hoogstraten Jan IV van Kuik (1382-1442) beschrijft. Een pachtovereenkomst van 1423-1429 en een leendenombrement van 1470 bevestigen het bestaan van de watermolen, die naast een graanmolen ook een slag- of oliemolen bezat.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de molen geplunderd door de Spaanse troepen (1624). In 1668 is de (houten) watermolen afgebrand en vermoedelijk daarna vervangen door een stenen molen. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt de “Moulin de Meer” afgebeeld ten noorden van de weg. De molen wordt omgeven door vochtige weilanden, akkers en enkele moestuinperceeltjes ten zuiden van de weg.
Circa 1811 werd de molen opnieuw door brand vernield en in 1845 met aanhorigheden verkocht als goed van de hertog van Salm-Salm. Sinds 1845 tot in de jaren 1990 is de molen eigendom van de familie Rommens. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) stelt de molen voor omgeven door grasland en akkers.
Na een brand in 1910 werd de traditionele watermolen met onderslagrad gemoderniseerd tot de huidige turbinemolen: het rad werd vervangen door twee turbines. Deze installatie dreef zowel een graan- als oliemolen aan en is tot op heden intact bewaard. De molen werd begin 21ste eeuw gerestaureerd met integratie van een woongedeelte ter hoogte van de twee meest westelijke traveeën, hiervoor vonden beperkte wijzigingen plaats, waarbij bijvoorbeeld een venster in achtergevel verbouwd werd tot deuropening.
De molen is gelegen op een oude arm van de Mark, in 1614-1621 gegraven in opdracht van de heer van Hoogstraten, die heden een bijpas is (omloop) van de in 1977 rechtgetrokken en sterk verbrede nieuwe Markbedding. Tussen deze zogenaamde ‘oude’ en ‘nieuwe’ Mark bevindt zich een afgesneden meander van een nog oudere rivierbedding, op het moment van bescherming (1993) weliswaar overwoekerd en droogstaand. Tussen de oude en nieuwe Mark bevindt zich een overbrugde stuwsluis: ontvang- en stortbed met gecementeerde bakstenen keermuren en bakstenen vloer; twee houten schuiven met hengelstang, aan stortbedzijde tussen beide een verticale muur.
De molen bevindt zich aan het zuidelijk uiteinde van de dreef naar Meersel-Dreef. Graslanden gelegen tussen de door een bomenrij omzoomde oude en nieuwe Mark omgeven de molen.
De omgeving van het gebouw met de turbinewatermolen bevat ook nog twee landelijke woningen waaronder het molenaarshuis en een woonhuis met schuur onder één dak.
Het molenaarshuis aan de overzijde van de straat werd gebouwd circa 1872 en verbouwd circa 1899. Het is een dubbelhuis van vijf traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (nok parallel aan de straat, leien) met schoorstenen en een met rondbogen uitgewerkt houten klokkentorentje onder een ingebogen tentdak met ijzeren windwijzer. Aanpalend bevindt er zich een lager en inspringend (pot)stalgedeelte van vier traveeën onder leien zadeldak (nok parallel aan de straat). De lijstgevels met parementsteen bevinden zich op een arduinen en gecementeerde plint. De gecementeerde en beschilderde onderdelen bestaan onder meer uit muurbanden, diamantpuntsleutels, kordons, panelen en de gevel wordt bekroon door een houten kroonlijst op klossen. Het stalgedeelte, zij- en achtergevels, laatstgenoemde met verwerking van gesinterde steen en arduinen -moeilijk leesbare- gevelsteen zijn verankerd. In het woongedeelte bevinden zich rechthoekige muuropeningen met beschilderde stenen latei onder een blind segmentboogveld met gekleurde metselmozaïek, bekroond door een ontlastingsboog met sleutel. Verder zijn er beluikte vensters met arduinen kordonvormende lekdrempels en dito paneelversiering op de borstwering aanwezig en is er ook houtwerk, zie classicistisch getinte vleugeldeur met paneelwerk onder bovenlicht, bewaard. Het stalgedeelte heeft rechthoekige muuropeningen onder strekse bogen waaronder kleine stalvensters uitgewerkt tot blinde vensteropeningen. Achter de houten poortvleugels bevindt zich een segmentboogvormige poortopening en de achtergevel heeft segmentboogvormige muuropeningen. Achteraan bevindt zich ook nog een verankerd bakstenen bijgebouw met bakhuis onder zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen) van circa 1894 met rechthoekige poorten onder houten latei.
De schuur van molenaarshuis (huisnummer 3) is gebouwd in 1894, zie jaartal van gesinterde steen in geveltop, en in het eerste kwart van de 20ste eeuw verbouwd of aangepast. Op de straat ingeplante woning van vijf op vijf/zes traveeën en één bouwlaag onder een leien zadeldak met in het verlengde een aanpalende inspringende dwarsschuur van vier traveeën onder zadeldak (mechanische pannen) met recentere aanbouw. Het gaat eveneens om een verankerde baksteenbouw op gecementeerde plint. De brede kopgevel is uitgewerkt als voorgevel met op de begane grond gewijzigde segmentboogvormige muuropeningen en beluikte vensters met arduinen lekdrempel. Ter hoogte van vroegere zolder bevindt zich een rechthoekig laadluik geflankeerd door beluikte venstertjes, top met uilengat, duivengaten en een bekronend ijzeren ornament. De zijgevels hebben gedichte getoogde vensters en rechthoekige houten muuropeningen onder dito latei, bijvoorbeeld in de noordelijke zijgevel opkamervenster boven een getralied keldervenstertje.
Ten noorden van de molen bevindt zich een woonhuis met stal van zeven traveeën en één bouwlaag met ten zuiden ervan een langsschuur van zes traveeën onder zadeldaken (nok parallel aan de straat, mechanische pannen) uit het derde kwart van de 19de eeuw. Het zijn verankerde bakstenen gebouwen waarvan het woonhuis met stal met een baksteenfries van gesinterde steen onder een houten kroonlijst op klossen is voorzien. Het woonhuis heeft segmentboogvormige muuropeningen, het stalgedeelte en de schuur met aangepaste rechthoekige muuropeningen.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle; Cox, Lise; De Schepper, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. & Cox L. & De Schepper J. 2015: Molensite met turbinewatermolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163618 (geraadpleegd op ).
Op de hoek met Klein Eyssel gelegen gaaf bewaarde molensite bestaande uit een turbinewatermolen van 1910 met ertegenover het molenaarshuis (nummer 3), daarnaast de tot woning verbouwde voormalige schuur (nummer 1) alsook het waterbouwkundig stelsel dat de molen van waterkracht voorziet, zie de sluis ten zuidoosten.
De oudste gekende vermelding gaat terug op een oorkonde van 25/11/1382 die de verpachting van de molen te Meersel en een hoeve te Eyssel door de toenmalige heer van Hoogstraten Jan IV van Kuik (1382-1442) beschrijft; een pachtovereenkomst van 1423-1429 en een leendenombrement van 1470 bevestigen het bestaan van de watermolen, die naast een graanmolen ook een slag- of oliemolen bezat. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog geplunderd door de Spaanse troepen (1624); in 1668 is de (houten) watermolen afgebrand en vermoedelijk daarna vervangen door een stenen molen, zie duidelijke vermelding en afbeelding op de Ferrariskaart (circa 1775). Circa 1811 wederom door brand vernield; in 1845 met aanhorigheden verkocht als goed van de hertog van Salm-Salm en sindsdien tot in de jaren 1990 eigendom van de familie Rommens.
Na een brand in 1910 werd de traditionele watermolen met onderslagrad gemoderniseerd tot de huidige turbinemolen: het rad werd vervangen door twee turbines; deze installatie dreef zowel een graan- als oliemolen aan en is tot op heden intact bewaard. Heden gerestaureerd met integratie van een woongedeelte ter hoogte van de twee meest westelijke traveeën, hiervoor slechts beperkte wijzigingen, bijvoorbeeld venster in achtergevel verbouwd tot deuropening.
De molen is gelegen op een oude arm van de Mark, in 1614-1621 gegraven in opdracht van de heer van Hoogstraten, heden een bijpas (omloop) van de in 1977 rechtgetrokken en sterk verbrede nieuwe Markbedding; tussen deze "oude" en "nieuwe" Mark bevindt zich een afgesneden meander van een nog oudere rivierbedding, heden weliswaar overwoekerd en droogstaand. Tussen de oude en nieuwe Mark bevindt zich een overbrugde stuwsluis: ontvang- en stortbed met gecementeerde bakstenen keermuren en bakstenen vloer; twee houten schuiven met hengelstang, aan stortbedzijde tussenbeide een verticale muur.
In de bocht gelegen vrijstaand monumentaal rechthoekig gebouw van twee op vier traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, kunstleien); verankerd bakstenen volume met overwegend segmentboogvensters; in de kopgevel een rechthoekige poort onder ijzeren latei, twee laadvensters met bovenaan uitwendig luiwerk onder een hijskast en een gietijzeren lantaarn. Vanuit de oude Mark watertoevoer via een ondergronds kanaaltje (toevoerkoker); de kamer van het vroegere onderslagrad is voorzien van een schuif en dient als ontlastingskanaal wanneer het water niet langs de turbines wordt geleid; aan de noordkant van het gebouw stort het water via de brede wateruitlaat van de turbines en/of de smalle uitlaat van het ontlastingskanaaltje in de molenvijver, enkele tientallen meters verder verbonden met de nieuwe Mark.
Op de begane grond een betonnen vloer, voorts drie houten zoldervloeren op moerbalken en/of I-profielen op gietijzeren zuiltjes; bakstenen binnenmuren; laddertrappen; eerste zoldervloer met ingewerkte asvloer, een halfronde arduinen monoliet op een betonnen onderstel; op tweede zolder een segmentboognis met beeld van de Heilige Vincentius, patroonheilige van de molenaars.
Goed bewaarde maalinrichting (gaande werk). Onder het gebouw - zie de houten luik in de begane grond - bevinden zich in een kamer een grote en kleine turbine van Franse makelij: dit zijn horizontaal in het water liggende cylindrische metalen schoepraderen; een hekwerk, het zogenaamd "wierrek", beschermt de turbines tegen afvalstukken in het water; het naast de turbines gelegen ontlastingskanaal kan worden afgesloten door middel van een houten sluisdeur (lossluis), de volledige maalgeul door middel van een stalen deur (maalsluis). Begane grond met twee door de turbines aangedreven verticale assen; de twee lange vijzen met handwiel bedienen voornoemde turbines, de kleine verticale vijs voornoemde lossluis.
Eerste zolder met bewaard gietijzeren raderwerk: de twee rondsels van de turbines brengen het centraal groot spoorwiel in beweging dat op zijn beurt de drie andere rondsels, inschakelbaar door middel van een los en primitief hefboomsysteem, met een steenkoppel in beweging brengt; houten meelgoten en meelschoenen; gedemonteerde zware ijzeren haverpletter die via een horizontale as ook aangedreven kan worden (riemaandrijving).
Tweede zolder met drie koppels maalstenen, elk in een kist van hout en metaal; houten aanvoergoot en dito galg.
Derde zolder met binnen- en buitenluiwerk. Bewaarde houten wanmolen en lijnmolen, laatstgenoemde is een breekmolen voor lijnzaadkoeken.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. 2002: Molensite met turbinewatermolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/46660 (geraadpleegd op ).