Christoffel Plantin (Saint-Avertin bij Tours, circa 1520-Antwerpen, 1589), echtgenoot van Jeanne Rivière, vestigde zich in 1548 te Antwerpen als boekbinder en leerbewerker. In 1555 moest hij noodgedwongen het vak van boekbinder opgeven voor dat van drukker. Na een tiental jaren was de drukkerij financieel stevig gevestigd en was de faam van Plantin overal verspreid. Van 1568 tot 1572 werkte hij aan de vijftalige Biblia Regia of Biblia Polyglotta bestaande uit acht delen in-folio's. Ondertussen was Plantin in 1570 benoemd tot "Aartsdrukker des konings" en verkreeg hij tevens het monopolie voor de verkoop van liturgische werken in Spanje en zijn koloniën. De jaren 1567-1576 vormden, met de uitgave van liturgische en vele wetenschappelijke werken, de bloeiperiode van de Officina Plantiniana. Na de dood van Plantin kwam de Plantijnse drukkerij in handen van schoonzoon Jan Moerentorf of Moretus (Antwerpen, 1543-Antwerpen, 1610), echtgenoot van dochter Martina Plantin. De drukkerij kende nog een bloeiperiode onder de kleinzoon van Plantin, Balthasar I Moretus (Antwerpen, 1574-Antwerpen, 1641), die van 1610 tot 1641 de leiding had over het bedrijf. De volgende Moretussen beperkten er zich toe de beroemde missalen, brevieren en andere liturgische werken te herdrukken. Het Spaanse monopolie van Plantin werd zo de voornaamste bestaansreden van de drukkerij. Toen dit monopolie in onbruik raakte vanaf de tweede helft van de 18de eeuw daalde de productie van de drukkerij zeer snel. Tijdens de 19de eeuw werd nog gedurende enkele korte perioden gewerkt in de eertijds zo beroemde Officina Plantiniana. Op 20 april 1876, drie eeuwen nadat Plantin zich hier gevestigd had, verkocht Edward Moretus (Antwerpen, 1804-Ekeren, 1880) het Plantijnse Huis aan de Vrijdagmarkt met al wat het bevatte aan drukkersmateriaal en kunstverzamelingen aan de Stad Antwerpen.
De bouwgeschiedenis van het Plantijnse Huis kan in drie grote fasen opgedeeld worden: het vierde kwart van de 16de eeuw, de eerste helft van de 17de eeuw en het derde kwart van de 18de eeuw.
Vierde kwart 16de eeuw. In 1576 verhuisde Christoffel Plantin uit de Kammenstraat naar de woning van de Spaanse koopman Martin Lopez aan de Hoogstraat. Dit huis gaf Plantin de naam "de Gulden Passer". Na de Spaanse furie, enkele maanden nadat Plantin zich hier gevestigd had, werd het huis gesplitst in twee delen: een eerste dat uitkwam op de Hoogstraat en een tweede dat in verbinding stond met de Vrijdagmarkt. Plantin vestigde zich in dit tweede deel dat een klein woonhuis, een koetshuis aan de Heilige Geeststraat en een ruime tuin omvatte. In 1579 kocht Plantin dit gedeelte, en nog hetzelfde jaar bouwde hij de drukkerij (zuidvleugel binnenplaats) die aansloot bij het woonhuis (meest zuidelijke deel van de westvleugel). In 1579-1580 richtte hij in de tuin aan de Heilige Geeststraat drie woningen op en liet hij het koetshuis ombouwen tot een vierde woning. Deze huizen, gedeeltelijk bestemd voor verhuur, kregen de namen: "de Coperen Passer", "de IJzeren Passer", "de Houten Passer" en "de Zilveren Passer" (Stedelijk Prentenkabinet). Bij Plantins dood in 1589 was "de Coperen Passer" verkocht, de andere drie huisjes werden verdeeld onder zijn dochters. De huizen kwamen later terug in het bezit van de familie Moretus: "de Houten Passer" in 1608, “de IJzeren Passer" in 1620, “de Coperen Passer" in 1798 en ten slotte “de Zilveren Passer" in 1819. "Dit is int Voske", naast “de Houten Passer", was in 1620 gekocht door Balthasar I Moretus. Al deze huisjes maken vandaag deel uit van het museum. Nadat hij in 1580 toelating had gekregen de rui naast zijn woning gedeeltelijk te overwelven, liet Plantin hier een huisje bouwen op de hoek van Vrijdagmarkt en Vrijdagmarkstraatje.
Eerste helft 17de eeuw. Balthasar I Moretus breidde “de Gulden Passer” in twee bouwcampagnes uit tot een voorname patriciërswoning, en gaf de binnenplaats haar huidig uitzicht. Tijdens de eerste bouwcampagne in 1620-1622 bouwde hij de oostvleugel en voegde aan de westvleugel de correctorskamer met een verdieping toe. Om de achtergevels van de huizen in de Heilige Geeststraat aan het gezicht te onttrekken werd aan de noordzijde van de binnenplaats de open galerij met twee verdiepingen opgericht. In 1635 kocht Balthasar I Moretus de woning "de Bonte Huyt" in de Hoogstraat, waarvan het achtergebouw tot de binnenplaats van "de Gulden Passer" reikte. Na de integratie van dit achterste deel in het Plantijnse Huis, liet hij in 1637-1640 de overdekte galerij van de noordvleugel over de westzijde doorlopen tot aan de correctorskamer. Boven de drukkerij in de zuidvleugel werd een verdieping bijgebouwd.
Derde kwart 18de eeuw. In de 18de eeuw volgde de derde en laatste bouwfase. Tot dan was “de Gulden Passer” alleen door middel van een gang verbonden met de Vrijdagmarkt. In 1761-1763 liet Franciscus Joannes Moretus (Antwerpen, 1717-Antwerpen, 1768) de vijf kleine huisjes slopen die tussen zijn woning en de Markt stonden, en werd het voorgebouw met traphal opgericht naar een ontwerp door de Antwerpse bouwmeester Engelbert Baets. Deze neef en leerling van Jan Pieter van Baurscheit de Jonge, bouwde in 1756-1763 de laat-barokke toren van de Sint-Andrieskerk, en in 1778-1781 het classicistische Bisschoppelijk Paleis aan de Schoenmarkt.
Vierde kwart 19de eeuw tot vandaag. Om "de Gulden Passer" van particuliere woning om te vormen tot museum werden in 1876-1877 enkele kleine verbouwingen verricht onder leiding van stadsbouwmeester Pieter Dens. Het betrof onder meer de verbetering van de circulatie, de omvorming van de stal tot de wandtapijtenzaal en van het washuis tot keuken. In 1903 werden onder leiding van stadsbouwmeester Alexis van Mechelen het portaal en de hal aangepast en de voorgevel hersteld. Datzelfde jaar werd na aankoop van Heilige Geeststraat 8-10, achter de westvleugel een nieuwbouwcomplex met binnenplaats in neotraditionele stijl opgetrokken naar een ontwerp door de architect Michel De Braey uit 1902. Deze uitbreiding bestond uit een L-vormige voorbouw en een parallelle vleugel aan de binnenplaats, met een brandweerpost, de portierswoning en vier nieuwe museumzalen. Terzelfdertijd lijkt de gevel van het aanpalende ”Dit is int Voske” te zijn gerestaureerd. De volgende jaren werden vermoedelijk ook de gevels van de overige panden in de Heilige Geeststraat aan een ingrijpende restauratie onderworpen, met als laatste de dubbele trapgevel van "de Coperen Passer" (vroeger nummer 16), waarvan het ontwerp door Alexis Van Mechelen uit 1906 dateert. In 1937-1939 kwam naast het museum, op de hoek van Vrijdagmarkt en Heilige Geeststraat, het Stedelijk Prentenkabinet tot stand naar een ontwerp door stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke uit 1935-1936. De uitvoering van de werken was bij openbare aanbesteding in maart 1937 tegen een bedrag van 434.500 Belgische frank toegewezen aan de aannemer Joseph De Clercq uit Sint-Amands. Op 2 januari 1945 liep het Museum Plantin-Moretus zware schade op door een vliegende bom op de Vrijdagmarkt. Vooral de oostvleugel was er erg aan toe. De restauratiewerken die in 1947 begonnen waren, eerst onder leiding van architect Antoon De Mol en nadien onder leiding van stadsarchitect André Fivez bijgestaan door architect R. Van Noten, werden in 1951 beëindigd. Pas omstreeks 1980 werd het vernielde huisje uit 1580 op de hoek van Vrijdagmarkt en Vrijdagmarkstraatje heropgebouwd onder leiding van de architect Werner Moens. In 1992-1993 kreeg de binnenplaats een tuinaanleg door Walter De Backer, in de geometrische stijl van omstreeks 1600, met plantensoorten die destijds bekend waren. In 1999 verbouwde de architect Stéphane Beel het museumonthaal op de begane grond, waarna het verwijderde, 18de-eeuwse interieur een nieuwe opstelling kreeg op de bovenverdieping. In 2000-2001 werden de gevels rond de binnenplaats gerestaureerd, en in 2002 legde tuinarchitect Wirtz International een tweede binnentuin aan achter de zuidvleugel. Het Museum Plantin-Moretus kreeg in 2005 een erkenning als UNESCO-Werelderfgoed. Het complex werd in 2009-2016 uitgebreid met een leeszaal en depot in de Heilige Geeststraat door het architectenbureau noAarchitecten, laureaat van een architectuurwedstrijd uitgeschreven in 2008. De houten gevelstructuur ontworpen in samenwerking met de kunstenaar Benoit van Innis, refereert aan de traditionele architectuur van de aanpalende diephuizen. Daarvan werden de twee rechter panden Heilige Geeststraat 6 en 8-10 als onderdeel van het project gerestaureerd.
Breed herenhuis in Lodewijk XV-stijl van tien traveeën en twee en een halve bouwlaag onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, leien), gebouwd in 1761-1763 naar ontwerp van Engelbert Baets. Dit voorgebouw is slechts één kamer diep en sluit aan bij de oostvleugel van de binnenplaats. De lijstgevel heeft een parement uit Grimbergse zandsteen, waarvan de rechterhelft (zesde tot tiende travee) in 1947-1951 werd gerestaureerd met Euvillesteen. Horizontaal wordt de opstand belijnd door de sokkel met getoogde, getraliede keldermonden en het klassieke hoofdgestel. Verticaal berust de ordonnantie op de geleding door vlakke pilasters in kolossale orde. De regelmatige registers van getoogde vensters in verkleinende ordonnantie, hebben kwarthol geprofileerde dagkanten, geprofileerde lekdrempels uit blauwe hardsteen, en casementen op de borstweringen; smeedijzeren traliewerk op de begane grond. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de vijf linker traveeën, die als risaliet worden gemarkeerd. Daarvan vormt een drie traveeën breed driehoekig fronton de bekroning, geopend door een vlak omlijste ronde oculus tussen casementen. De twee houten dakkapellen in de zevende en negende travee hebben vleugelstukken en een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden.
Van het risaliet is de middenas met de koetspoort als frontispice uitgewerkt, geaccentueerd door het overvloedig gebruik van blauwe hardsteen. De spiegelboogpoort is gevat in een geprofileerde omlijsting met kwarthol beloop, neuten, imposten en rocailles als sluitsteen en in de zwikken. ze wordt geflankeerd door zuilen met composiet kapiteel en entablement, waarop een brede gebogen waterlijst rust. Het boogveld draagt een gebeeldhouwde cartouche met het embleem van Christoffel Plantin, een hand die een passer hanteert en zijn devies "Labore et Constantia”. Deze wordt gekroond door twee flankerende, zittende figuren die Hercules en Constantia verbeelden. De cartouche werd in 1639 vervaardigd door Artus Quellin en was bestemd voor de woning van Balthasar I Moretus "de Bonte Huyt" in de Hoogstraat. Op verzoek van Balthasar II Moretus (Antwerpen, 1615-Antwerpen, 1674) werd het beeldhouwwerk in 1644 overgebracht naar de toegangspoort op de Vrijdagmarkt. Houten vleugeldeur met een rocaille op de makelaar. Bij de poort sluit een kolossale, rondbogige spaarnis aan met een geprofileerd, kwarthol beloop en vleugelstukken vanaf postamenten. Daarin zijn het spiegelboogvenster met waterlijst van de eerste en de ronde oculus van de tweede verdieping vervat, beide met een geprofileerde omlijsting en een rocaillesleutel.
De rechthoekige binnenplaats wordt omringd door gebouwen uit het laatste kwart van de 16de en de eerste helft van de 17de eeuw. Alle vleugels van twee bouwlagen zijn opgetrokken in traditionele zand- en baksteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers. Enige renaissance-invloed is merkbaar aan de open galerij aan de noordzijde. De zuidvleugel maakt samen met het zuidelijke deel van de westvleugel het oudste deel uit van “de Gulden Passer”, namelijk dat gedeelte dat nog dateert uit de tijd van Christoffel Plantin. De overige vleugels rondom de binnenplaats, evenals de bovenverdieping van de drukkerij, dateren uit de periode toen Balthasar I Moretus de Officina Plantiniana leidde. Tijdens de restauratiewerken in 1947-1951 werden hoekstenen, negblokken, tussendorpels en -stijlen die bij vroegere restauraties verwaarloosd en op moderne wijze gezaagd waren, vervangen en voorzien van hun oorspronkelijk profiel. Het parement van de muren onder de galerij van de noordvleugel, dat in eerste helft van de 20ste eeuw onoordeelkundig gerestaureerd was, werd hersteld met oude baksteen. De wijnrank op deze binnenplaats zou volgens de traditie door Plantin zelf geplant zijn. De tuinaanleg uit 1992 bestaat uit een symmetrisch patroon van parterres met buxushaagjes ontleend aan 17de-eeuwse modellen, met als middelpunt een 18de-eeuwse, hardstenen zonnewijzer, en verder gekasseide bestrating.
Oostvleugel. Langgerekte vleugel van twaalf traveeën en twee bouwlagen vanaf een sokkel met getraliede keldermonden, afgedekt met een afgesnuit leien zadeldak. Deze vleugel uit 1620-1622, parallel aan het voorgebouw, werd tijdens de restauratiecampagne in 1947-1951 heropgebouwd. De opstand beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers van kruiskozijnen, behalve in eerste travee die zich onderscheidt door kloosterkozijnen. De kozijnen hebben kwarthol geprofileerde negblokken, druiplijsten en wigvormige ontlasting. Verbindende speklagen ter hoogte van de vensterdorpels en een doorlopend cordon op tweede bouwlaag. Muurankers met gekrulde spie, en steigergaten onder de daklijst. De penant tussen de zevende en achtste travee draagt het borstbeeld van Balthasar I Moretus (Antwerpen, 1574-Antwerpen, 1641) in een barokke omlijsting, vervaardigd door Artus Quellin in 1649.
Aan de zuidzijde wijkt de inkomtravee terug onder een afzonderlijke lagere afdekking. De poort op het einde van de gang die eertijds "de Gulden Passer" verbond met de Vrijdagmarkt, is gevat in een kwarthol geprofileerde spiegelboogomlijsting met bovenlicht en waaier. Boven de poort, kruiskozijn met negblokken, druiplijsten en cordon. Op zuidelijke kop van de oostvleugel, naast de poort, bevindt zich het borstbeeld van Balthasar III Moretus (Antwerpen, 1646-Antwerpen, 1696), groter dan het eerste en bekroond door een adelaar. Het werd in 1700 gemaakt door Joannes de Cock, maar in 1970 vernieuwd door Mariette Coppens.
Noordvleugel. Vleugel van vijf traveeën en drie bouwlagen onder een leien zadeldak met een getrapt aandak ten westen. De tweede en voorlaatste travee worden bekroond door twee getrapte dakvensters van vier treden met schouderstukken, een overhoeks topstuk en een kruiskozijn. In deze ondiepe vleugel uit 1620-1622, die aanleunt tegen de huizen van de Heilige Geeststraat, is op de bovenverdieping de gieterij ondergebracht. Een rondboogarcade uit blauwe hardsteen, die doorloopt over de westvleugel vormt de begane grond. De vijf rondbogen met een geprofileerde archivolt en een voluutsleutel, rusten op Toscaanse zuilen en worden bekroond door een gelede architraaf. Op de bovenverdiepingen, registers van kruiskozijnen met kwarthol geprofileerde negblokken, druiplijsten en wigvormige ontlasting, verbonden door speklagen en cordons, en steigergaten onder de daklijst. De penanten van de eerste verdieping dragen rijk bewerkte cartouches met de borstbeelden van latere meesters van het Plantijnse Huis, respectievelijk Balthasar IV Moretus (Antwerpen, 1679-Antwerpen, 1730) uit 1730, Balthasar II Moretus (Antwerpen, 1615-Antwerpen, 1674) door Petrus Verbruggen uit 1683 en Joannes Jacobus Moretus (Antwerpen, 1690-Antwerpen, 1657) uit 1757.
De galerij heeft een vlakke overkluizing, met moerbalken die rusten op consoles versierd met de Plantijnse Passer en de spreuk "Labore et Constantia". Onder de galerij aan de oostkant het "Leeuwentrapje" met een gebeeldhouwd leeuwtje door Pauwel Dirickxs uit 1621, later voorzien van de wapens van Balthasar III Moretus en zijn echtgenote Anna Maria de Neuf. Eveneens onder de galerij een mooie pomp uit blauwe hardsteen met een koperen spuwer uit de 17de eeuw.
Westvleugel. Langgerekte vleugel van veertien traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak. De zes getrapte dakvensters van drie treden met schouderstukken en een overhoeks topstuk, worden geopend door een rechthoekige luik met een druiplijst en een latei op korbelen. Een bouwnaad tussen de zevende en de achtste travee geeft de twee bouwcampagnes aan, 1579 voor het zuidelijk gedeelte, 1620-1622 en 1637-1640 voor het noordelijk gedeelte. De registers van kuiskozijnen worden ingeleid door kloosterkozijnen in de eerste travee, en onderbroeken door drie- en vierlichtkozijnen in de zevende travee. Alle hebben kwarthol geprofileerde negblokken, druiplijsten en wigvormige ontlasting, en zijn verbonden door speklagen en een cordon. Steigergaten onder de daklijst. In de laatste drie traveeën loopt de galerij met rondboogarcade van de noordvleugel door, gebouwd vóór het achtergebouw van het huis "de Bonte Huyt" in de Hoogstraat. Ten zuiden naast deze galerij ligt de correctorskamer. In de derde en achtste travee, rondboogdeuren met kwarthol geprofileerde dagkanten, waarvan de rechter geaccentueerd door diamantkopimposten. Deze worden bekroond door medaillons met borstbeelden, kopieën van de beelden van Justus Lipsius (Overijse, 1547-Leuven, 1606) door Hans van Mildert uit 1621, en van Jan II Moretus (Antwerpen, 1576-Antwerpen, 1618) door Artus Quellin uit 1644, die in het museum bewaard worden.
Zuidvleugel. Langgerekte vleugel van negen traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak, met de drukkerij op de begane grond uit 1579, verhoogd met een verdieping in 1637-1640. De vijf getrapte dakvensters van drie treden met schouderstukken en overhoeks topstuk, worden geopend door een rechthoekig luik met een druiplijst en een latei op korbelen. Registers van kruiskozijnen met kwarthol geprofileerde negblokken en druiplijsten, verbonden door speklagen en een cordon op de tweede bouwlaag. Muurankers met gekrulde spie en steigergaten onder de daklijst. In vijfde travee, van de begane grond, werd in het gedicht bovenlicht van het kruiskozijn een kopie geplaatst van het borstbeeld van Christoffel Plantin (Saint-Avertin bij Tours, circa 1520-Antwerpen, 1589), een kopie van het originele beeld door Hans van Mildert uit 1621, bewaard in het museum. In de zesde travee, rechthoekige kelderdeur met een latei op korbelen, onder een bolkozijn, beide met kwartholle negblokken en een druiplijst. In de achtste travee, brede rondboogdeur in een hardstenen omlijsting met een geprofileerde archivolt en een sluitsteen op Toscaanse halfzuilen, bekroond met een gestrekte waterlijst. Hierboven bevindt zich het borstbeeld van Jan I Moretus (Antwerpen, 1543-Antwerpen, 1610) door Hans van Mildert uit 1621.
Hoekhuis van Vrijdagmarkt en Vrijdagmarktstraatje. Diephuis van twee bij twee traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de Vrijdagmarkt, leien) met getrapt aandak. Het pand werd na 1580 door Christoffel Plantin opgericht op de overdekte rui. Op de begane grond na vernield in 1945, werd het huis omstreeks 1980 heropgebouwd onder leiding van Werner Moens. Aan de Vrijdagmarkt trapgevel van zeven treden met schouderstukken en een overhoeks topstuk waarop een bolornament. Het parement van witte natuursteen is verankerd door smeedijzeren muurankers. Geleed door de sokkel en cordons, bestaat de opstand uit kruiskozijnen met druiplijsten. Een rechthoekig drielicht waarvan het lagere middenluik zich onderscheidt door een latei op korbelen, en een rechthoekig luik doorbreken de tweeledige geveltop. Aan het Vrijdagmarktstraatje opstand in bak- en natuursteen, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Zelfde geleding en kruiskozijnen; dakvenster van drie treden met schouderstukken en een overhoeks topstuk.
Stedelijk Prentenkabinet. Hoekgebouw van Vrijdagmarkt en Heilige Geeststraat in traditionalistische stijl naar een ontwerp door stadsbouwmeester Emiel van Averbeke uit 1935-1936. Het werd opgetrokken in 1937-1939 na afbraak van een laatclassicistisch hoekhuis uit het eerste kwart van de 19de eeuw. Het Stedelijk Prentenkabinet werd herbouwd en gerestaureerd na de Tweede Wereldoorlog. Volume van zes bij vijf traveeën en twee bouwlagen onder een leien pseudo-schilddak met een dubbele rij dakkapellen. De lijstgevel heeft een parement uit natuursteen parement, geleed door de sokkel, cordonvormende lekdrempels, en een klassiek hoofdgestel. Registers van gekoppelde, vlak omlijste rechthoekige vensters, getralied en verbonden door een waterlijst op de begane grond. Poortje in neobarokstijl in de brede eerste travee, die zich verder onderscheidt door een drielicht.
Zuidzijde Heilige Geeststraat. Aaneengesloten rij van zeven traditionele diephuizen met trapgevels op één na uit het vierde kwart van de 16de eeuw, die alle deel uitmaken van het gebouwencomplex van het Museum Plantin-Moretus. Vanaf de Vrijdagmarkt richting Hoogstraat werden de voormalige nummers 16, 14 en 12, respectievelijk genaamd "de Coperen Passer", "de IJzeren Passer" en "de Houten Passer", in 1579-1580 opgericht door Christoffel Plantin. Op plaats van het vierde huisje, "de Zilveren Passer", bevindt zich nu het Prentenkabinet. "Dit is in 't Voske" (zonder nummer), met gevelankers gedateerd 1584, werd in 1620 aangekocht door Balthasar I Moretus. In nummer 14, " de IJzeren Passer", bevindt zich nog de boekhandel uit de 17de eeuw. Ook "de Houten Passer" en "Dit is in 't Vosken" zijn ingericht als museumzaal, in de andere huisjes zijn dienstlokalen. De vroegere portierswoning met brandweerpost (vroegere nummers 8-10) werd in 1903 in neotraditionele stijl heropgebouwd, naar ontwerp van Michel De Braey uit 1902.
Rij diephuizen van twee bouwlagen en drie traveeën onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, leien). Trapgevels van zes of zeven treden, al of niet met een overhoeks topstuk. Traditionele bak- en zandsteenbouw met steenvervanging door witte natuursteen bij de restauratie, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Kwarthol geprofileerde sokkel, speklagen, kozijnen met druiplijsten, kwarthol geprofileerde posten of negblokken. Op de begane grond en insteekverdieping, gekoppelde kruiskozijnen met een middenkalf op korbelen en bovenlichten. Op de verdieping, gekoppelde kruiskozijnen vanaf een cordon. In de tweeledige, door waterlijsten gemarkeerde top, rechthoekig drielicht waarvan het lagere middenluik veelal met een latei op korbelen wordt geflankeerd door kloosterkozijnen. Hogerop eenzelfde luik en een steigergat.
”De Coperen Passer” (eerste en tweede pand van links, vroeger nummer 16), gerestaureerd naar een ontwerp door Alexis Van Mechelen uit 1906. Dubbele trapgevel zonder overhoekse topstukken. In de eerste travee, korfboogdeur met kwartholbeloop en geprofileerde neuten, onder een gebogen waterlijst op kraagstenen; bolkozijn als bovenlicht. Kelderluik in de middenas van de tweede gevel.
”De lJzeren Passer" (derde pand van links, vroeger nummer 14), vermoedelijk gerestaureerd omstreeks 1905. Zoals in "de Coperen Passer", korfboogdeur met een rechthoekig bovenlicht in de eerste travee.
”De Houten Passer” (vierde pand van links, vroeger nummer 12), vermoedelijk gerestaureerd omstreeks 1905. Drieledige pui met rechthoekige middendeur, onder een latei en druiplijst op korbelen. Keldermond in eerste travee.
”Dit is int Voske” (vijfde pand van links), vermoedelijk gerestaureerd naar een ontwerp door Michel De Braey uit 1902. Diephuis van twee traveeën met per travee telkens een gekoppeld klooster- en kruiskozijn. In de middenas, gesculpteerde gevelsteen met voorstelling van een vos waaronder de inscriptie "dit is int Voske". Gedateerd 1584 door gevelankers in de top.
Vroegere portierswoning met brandweerpost (zesde pand van links, vroegere nummers 8-10), opgetrokken naar een ontwerp door Michel De Braey uit 1902. Diephuis van vier traveeën gemarkeerd door een rondboogpoort met diamantkopimposten en -sluitsteen, bovenaan geflankeerd door twee tondi, houten deur met een gebeeldhouwde makelaar. Rechthoekige deur met bovenlichten in de laatste travee. De neotraditionele achterbouw van vijf traveeën en de parallelle museumvleugel van vier traveeën, met opstanden in bak- en natuursteen, worden gekenmerkt door kruiskozijnen en getrapte dakvensters. De museumvleugel ,onderscheidt zich door een trapgevel van zes treden met schouderstukken, een overhoeks topstuk en een drielicht in de top aan de oostzijde.
Nummer 6 (zevende pand van links, toegang leeszaal), gerestaureerd door noAarchitecten in 2009-2016. Diephuis met drie traveeën op de begane grond en twee traveeën op de verdieping. Gecementeerde puntgevel op schouderstukken, mogelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Verbouwde pui en bovenverdieping met rechthoekige muuropeningen. Door een omlopende waterlijst gemarkeerde, tweeledige top, in her eerste register geopend door een rechthoekig drielicht met lager middenluik, en hogerop door een rechthoekig luik.
Mobilair en kunstschatten van het museum. Woonvertrekken met stijlmeubelen, wandtapijten en goudleder behang geven een idee van een Antwerpse patriciërswoning in 16de, 17de en 18de eeuw. Drukkerij met oude persen, gieterij met materieel, correctorskamer of kamer van de proeflezers en winkel. Naast oud drukkersmaterieel bezit het museum een zeer rijke bibliotheek en een archief. In het museum hangen honderdvijftig schilderijen en familieportretten door Vlaamse meesters, waaronder achttien van Rubens die een persoonlijke vriend was van Balthasar I Moretus.
Het interieur omvat:
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. & Braeken J. 2019: Museum Plantin-Moretus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/299037 (geraadpleegd op ).
Christoffel Plantin (Sint-Avertin bij Tours circa 1520 - Antwerpen 1589) vestigde zich in 1549 te Antwerpen als boekbinder en leerbewerker. In 1555 moest hij noodgedwongen het vak van boekbinder opgeven voor dat van drukker. Na een tiental jaren was de drukkerij financieel stevig gevestigd en was de faam van Plantin overal verspreid. Van 1568 tot 1572 werkte hij aan de vijftalige Biblia Regia of Biblia Polyglotta bestaande uit acht delen in-folio's. Ondertussen was Plantin in 1570 benoemd tot "Aartsdrukker des konings" en verkreeg hij tevens het monopolie voor de verkoop van liturgische werken in Spanje en zijn koloniën. De jaren 1567-76 vormden, met de uitgave van liturgische en vele wetenschappelijke werken, de bloeiperiode van de Officina Plantiniana. Na de dood van Plantin kwam de Plantijnse drukkerij in handen van Jan Moerentorf of Moretus (1543- 1610), een schoonzoon van Plantin. De drukkerij kende nog een bloeiperiode onder de kleinzoon van Plantin, Balthasar I Moretus, die van 1610 tot 1641 de leiding had over het bedrijf. De volgende Moretussen beperkten er zich toe de beroemde missalen, brevieren en andere liturgische werken te herdrukken. Het Spaanse monopolie van Plantin werd zo de voornaamste bestaansreden van de drukkerij. Toen dit monopolie in onbruik raakte van de tweede helft van de 18de eeuw af daalde de productie van de drukkerij zeer snel. Tijdens de 19de eeuw werd nog gedurende enkele korte perioden gewerkt in de eertijds zo beroemde Officina Plantiniana. In 1876, drie eeuwen nadat Plantin zich hier gevestigd had, verkocht Edward Moretus het Plantijnse Huis aan de Vrijdagmarkt met al wat het bevatte aan drukkersmateriaal en kunstverzamelingen aan de Stad Antwerpen.
De bouwgeschiedenis van het Plantijnse Huis kan in drie grote fasen verdeeld worden: vierde kwart 16de eeuw, eerste helft 17de eeuw en derde kwart 18de eeuw.
In 1576 verhuisde Christoffel Plantin uit de Kammenstraat naar de woning van de Spaanse koopman Martin Lopez aan de Hoogstraat. Dit huis gaf Plantin de naam "De Gulden Passer". Na de Spaanse furie, enkele maanden nadat Plantin zich hier gevestigd had, werd het huis gesplitst in twee delen: een eerste dat uitkwam op de Hoogstraat en een tweede dat in verbinding stond met de Vrijdagmarkt. Plantin vestigde zich in dit tweede deel dat een klein woonhuis, een koetshuis aan de Heilige Geeststraat en een ruime tuin omvatte. In 1579 kocht Plantin dit gedeelte. Het zelfde jaar nog bouwde hij de drukkerij (zuidvleugel) die aansloot bij het woonhuis (meest zuidelijke deel van de westvleugel).
Van 1578 tot 1580 richtte hij in de tuin aan de Heilige Geeststraat drie woningen op en liet hij het koetshuis ombouwen tot een vierde woning. Deze huizen kregen de namen: "de Coperen Passer", "de IJzeren Passer", "de Houten Passer" en "de Zilveren Passer" (naast Coperen Passer, nu is hier het Stedelijk Prentenkabinet).
Deze woningen werden gedeeltelijk verhuurd. Bij Plantins dood in 1589 was de "Coperen Passer" verkocht, de andere drie huisjes werden verdeeld onder zijn dochters. De huizen kwamen later terug in het bezit van de familie Moretus: "De Houten Passer" in 1608, de "IJzeren Passer" in 1620, de "Coperen Passer" in 1798 en ten slotte de ,Zilveren Passer" in 1819.
"'t Vosken", naast de "Houten Passer", was in 1620 gekocht door Balthasar I Moretus. Al deze huisjes maken nu deel uit van het museum.
Nadat hij in 1580 toelating had gekregen de rui naast zijn woning gedeeltelijk te overwelven, liet Plantin hier een renaissancehuisje bouwen langs de Vrijdagmarkt.
Balthasar I Moretus gaf aan de binnenplaats haar huidig uitzicht. Van 1620 tot 1640 heeft hij de woning vergroot en verruimd. Boven de drukkerij liet hij een verdieping bijbouwen. Hij bouwde eveneens de oostvleugel en een correctorskamer met verdieping. Om de achtergevels van de huizen in de Heilige Geeststraat aan het gezicht te onttrekken liet Balthasar I aan de noordzijde de open galerij met twee verdiepingen oprichten. In 1635 kocht hij de woning "De Bonte Huyt" in de Hoogstraat, waarvan het achtergebouw aan de binnenplaats van de "Gulden Passer" kwam. Dit achterste deel voegde hij bij het Plantijnse Huis en hij liet er de overdekte galerij van de noordvleugel doorlopen tot aan de correctorskamer.
In de 18de eeuw volgde de derde en laatste bouwfase. Tot dan was de woning alleen door middel van een gang verbonden met de Vrijdagmarkt. In 1761-63 liet Franciscus Joannes Moretus de zeven kleine huisjes, die tussen zijn woning en de Markt stonden, slopen en werd het voorgebouw opgericht naar ontwerp van de Antwerpse bouwmeester Engelbert Baets.
Om de "Gulden Passer" van particuliere woning om te vormen tot museum werden enkele kleine verbouwingen verricht (1876-77).
In 1937 werd naast het museum, op de hoek van de Heilige Geeststraat, het Stedelijk Prentenkabinet opgericht met een gevel in neoclassicistische stijl.
Op 2 januari 1945 werd het museum Plantin-Moretus fel beschadigd door een vliegende bom op de Vrijdagmarkt. Vooral de oostvleugel was er erg aan toe.
De restauratiewerken die in 1947 begonnen waren, eerst onder leiding van architect A. De Mol en nadien onder leiding van hoofdarchitect A. Fivez bijgestaan door architect R. Van Noten, werden in 1951 beëindigd.
Breed herenhuis met lijstgevel ingedeeld in tien traveeën en twee en een halve bouwlaag onder zadeldak (leien) met twee dakkapellen boven de zevende en negende travee, gebouwd in derde kwart 18de eeuw naar ontwerp van E. Baets in Louis XV-XVI stijl.
Gevel met parement van Grimbergsezandsteen waarvan rechterhelft (zesde tot tiende travee) gerestaureerd werd in eerste helft 20ste eeuw met grijze Euvillesteen. Een keldermond per travee. De traveeën worden verticaal benadrukt door vlakke pilasters in kolossale orde. Alle vensters zijn gevat in een steekboogvormige, kwarthol geprofileerde omlijsting met paneelwerk op de borstweringen.
De derde travee, opgevat als risaliet, bevat de gerestaureerde inrijpoort in een spiegelboogvormige omlijsting met neuten, imposten en een fraaie sluitsteen; ze wordt geflankeerd door zuilen met composietkapiteel waarop een brede gebogen waterlijst rust. In het boogveld is een gebeeldhouwde cartouche aangebracht met afbeelding van een hand die een passer hanteert (kenteken van Plantin), geflankeerd door twee figuren die een kroon vasthouden boven het devies van Christoffel Plantin "Labore et Constantia". Deze cartouche werd in 1640 vervaardigd door Artus Quellin en was bestemd voor de woning van Balthasar I Moretus "De Bonte Huyt" in de Hoogstraat. Op verzoek van Balthasar II werd het beeldhouwwerk in 1644 overgebracht naar de toegangspoort op de Vrijdagmarkt.
Boven de poort, op de tweede bouwlaag, een spiegelboogvormige vensteromlijsting met een schelpvormige sluitsteen. Op hoogste halve verdieping, ovaal radvenster met gegolfde omlijsting en een schelpvormige sluitsteen. Samen met het eronder liggend venster zit het bovenraam gevat in een geprofileerde rondboogvormige arduinen omlijsting die door perspectiefwerking diepte suggereert.
De derde travee wordt samen met de tweede en de vierde bekroond door een driehoekig fronton met een oculus. De twee dakkapellen hebben vleugelstukken en zijn afgedekt met een rondboogvormige druiplijst.
Dit voorgebouw uit de 18de eeuw is slechts één kamer diep en sluit aan bij de oostvleugel van de binnenplaats.
De rechthoekige binnenplaats wordt omringd door gebouwen uit 16de en 17de eeuw. Alle vleugels van twee bouwlagen opgetrokken in traditionele zand- en baksteenstijl. Enige renaissance-invloed is merkbaar aan de open galerij aan de noordzijde.
De zuidvleugel maakt samen met het zuidelijke deel van de westvleugel het oudste deel uit van het huis, namelijk dat gedeelte dat nog dateert uit de tijd van Plantin. De overige vleugels rondom de binnenplaats, evenals de bovenverdieping van de drukkerij, dateren uit de 17de eeuw toen Balthasar I de Officina Plantiniana leidde.
Tijdens de restauratiewerken (1947-51) werden hoekstenen, negblokken, tussendorpels en -stijlen die bij vroegere restauraties verwaarloosd en op moderne wijze gezaagd waren, vervangen en voorzien van hun oorspronkelijk profiel. Het parement van de muren onder de galerij van de noordvleugel, dat in eerste helft 20ste eeuw onoordeelkundig gerestaureerd was, werd hersteld met oude baksteen. De wijnrank op deze mooie binnenplaats zou volgens de traditie door Plantin zelf geplant zijn.
Breed gebouw met lijstgevel, twaalf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (kunstleien). Stenen kruiskozijnen, behalve in eerste travee die kloosterkozijnen vertoont, afgewerkt met kwarthol geprofileerde negblokken. Verbindende speklagen ter hoogte van de vensterdorpels en doorlopend kordon op tweede bouwlaag. Muurankers met gekrulde spie.
Tussen zevende en achtste travee, het borstbeeld van Balthasar I Moretus in een barokke omlijsting, vervaardigd door Artus Quellin in 1649.
De ingang springt in tegenover het gevelvlak en heeft een afzonderlijke lagere afdekking. De gerestaureerde poort, op het einde van de gang die eertijds de "Gulden Passer" verbond met de Vrijdagmarkt, is gevat in een kwarthol geprofileerde spiegelboogomlijsting met bovenlicht en waaier. Boven de poort, stenen kruiskozijn met negblokken, geprofileerde boven- en tussendorpel en kordon.
Op zuidelijke zijkant van de oostvleugel, naast de poort, bevindt zich eveneens een borstbeeld, groter dan het eerste en bekroond door een adelaar, voorstellend Balthasar III Moretus in 1700 gemaakt door Joannes De Cock, maar in 1970 volledig vernieuwd door M. Coppens. Deze vleugel werd tijdens de restauratiecampagne (1947-51) heropgebouwd.
Brede lijstgevel van vijf traveeën en twee verdiepingen boven een doorlopende galerij van vijf rondbogen met sluitsteen op Toscaanse zuilen; zadeldak (leien) met twee getrapte dakkapellen onder bekronend overhoeks topstuk. Stenen kruiskozijnen met geprofileerde boven- en tussendorpels verbindende speklagen en kordon ter hoogte van de onderdorpels. Op de tweede bouwlaag drie borstbeelden in een weelderig decor: voorstellingen van latere meesters van het Plantijnse Huis, respectievelijk Balthasar IV Moretus (uit 1730), Balthasar II Moretus (door Petrus Verbruggen uit 1683) en Joannes Jacobus Moretus (uit 1757).
Galerij met vlakke overkluizing, moerbalken rustend op consoles versierd met de Plantijnse Passer en de spreuk "Labore et Constantia".
Onder de galerij aan de oostkant het "Leeuwentrapje" met een Leeuwtje op een houten pijler met het wapenschild van Balthasar III en dat van zijn vrouw, vervaardigd door Paulus Dirickx in 1ste kwart 17de eeuw: eveneens onder de galerij een mooie marmeren pomp met koperen spuwer uit de 17de eeuw.
In deze vleugel is op de bovenverdieping de gieterij ondergebracht.
Brede lijstgevel van veertien traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met zes getrapte dakkapellen met overhoekse topstukken. Stenen kruisen kloosterkozijnen en breed vierlichtskozijn met geprofileerde boven- en tussendorpels. In de laatste drie traveeën loopt de galerij van de noordvleugel door. Dit deel van de galerij werd gebouwd voor het achtergebouw van het huis "De Bonte Huyt". Ten zuiden naast deze galerij ligt de kamer van de proeflezers. In derde en achtste travee, rondboogdeur met klein kwarthol beloop aan de dagkant waarboven borstbeelden in medaillons; de huidige beelden zijn kopieën van het beeld van Justus Lipsius (door Hans Van Mildert uit 1621) en van Jan II Moretus (door Artus Quellin uit 1644) die nu binnen in het museum bewaard worden.
Breed gebouw met lijstgevel van acht traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met vijf getrapte dakkapellen met overhoekse topstukken. Stenen kruiskozijnen met geprofileerde boven- en tussendorpels verbindende speklagen en een kordon ter hoogte van de onderdorpels op de bovenverdieping. Muurankers met gekrulde spie.
In vijfde travee, op eerste bouwlaag, werd in het gedicht bovenlicht van het kruiskozijn een kopie geplaatst van het borstbeeld van Christoffel Plantin; het originele beeld, in het museum, werd in 1621 gemaakt door Hans Van Mildert. Kelderdeur met druiplijst op consooltjes in de zesde travee, bovenlicht hogerop. Brede rondboogdeur met imposten en een sluitsteen op Toscaanse halfzuilen in achtste travee, bekroond met een gestrekte waterlijst onder het borstbeeld van Jan I Moretus (uit 1691 door Hans Van Mildert).
Op de begane grond ziet men de oude persen in de drukkerij.
Hoekhuis met een bouwlaag als restant van de gedeeltelijk gesloopte woning die Plantin na 1580 oprichtte op de overdekte rui. De muren zijn afgedekt met pannen. Aan de zijde van de Vrijdagmarkt: gevel van twee traveeën met parement van natuursteen, de kant van het Vrijdagmarktstraatje, in bak- en natuursteenbouw, telt drie traveeën. De stenen kruiskozijnen en de deur zijn volledig dichtgemetseld. Muurankers met gekrulde spie.
Hoek Markt en Heilige Geeststraat. Breedhuis met lijstgevel van zes traveeën en twee bouwlagen onder schilddak met dubbele rij dakkapellen. Gevel met natuurstenen parement van 1937, opgetrokken in neoclassicistische stijl. Ingangspoort in eerste travee gevat in neobarokke omlijsting. Zijgevel van vijf traveeën. Prentenkabinet herbouwd en gerestaureerd na de Tweede Wereldoorlog.
(even huisnummers; behalve nummer 8 nu opgenomen in adres Vrijdagmarkt 22).
Aaneengesloten rij van trapgevels in traditionele stijl alle deel uitmakend van het gebouwencomplex van het museum Plantin-Moretus. Huizen dateren uit het vierde kwart 16de eeuw. Gaande van de Vrijdagmarkt naar de Hoogstraat werden de voormalige nummers 16, 14 en 12, respectievelijk "Coperen Passer", "IJzeren Passer" en de "Houten Passer", in 1578-80 opgericht door Plantin. Op plaats van het vierde huisje, de "Zilveren Passer", bevindt zich nu een gedeelte van het Prentenkabinet.
"'t Vosken", met gevelankers 1584, werd in 1620 aangekocht door Balthasar I Moretus. In nummer 14, de "IJzeren Passer", is in nog de boekhandel uit de 17de eeuw. Ook de "Houten Passer" en "'t Vosken" zijn ingericht als museumzaal, in de andere huisjes zijn dienstlokalen. De Educatieve Dienst van de musea van de Stad Antwerpen is ondergebracht in nummer 8-10.
Rij diephuizen met enkelhuisopstand in traditionele zand- en baksteenstijl van twee bouwlagen en drie traveeën onder zadeldak. Trapgevels met overhoekse topstukken. Witstenen kwarthol geprofileerde plint. Gekoppelde stenen kruiskozijnen met een middenkalf op consoles en bovenlichten tussen twee waterlijsten op de eerste bouwlaag. Eenvoudige kruiskozijnen met doorlopend kordon ter hoogte van de onderdorpels, geprofileerde boven- en tussendorpels. Hogerop in top, rechthoekig venster geflankeerd door kloosterkozijnen met een doorlopende kordonlijst. Erboven luik met waterlijst op consoles en een steigergat. Muurankers met gekrulde spie.
Voormalig nummer 16, de "Coperen Passer". Gerestaureerde dubbele trapgevel zonder overhoekse topstukken. Natuurstenen korfboogdeur met eenvoudig profielverloop eindigend op basementen gedragen door rechthoekige neuten in eerste travee. Gebogen waterlijst op consoles rondboog. Keldermond in twee traveeën van tweede gevel.
Voormalig nummer 14, de "lJzeren Passer". Zoals in "Coperen Passer", korfboogdeur in eerste travee. Rechthoekig bovenlicht door metselwerk gescheiden van deuromlijsting.
Voormalig nummer 12, de "Houten Passer" . Tweede travee met rechthoekige deur gevat in een deels bepleisterde natuurstenen omlijsting met kwartholprofiel op neuten en met een latei op consoles. Hierboven streks druiplijstje, blind paneel en groot bovenlicht. Keldermond in eerste travee.
Huis "'t Vosken". Enkelhuis van twee traveeën met per travee telkens een stenen kloosterkozijn en een kruiskozijn, enkel gescheiden door de breedte van de hoekblokken. Op de borstwering, gesculpteerde gevelplaat met voorstelling van een vos waaronder de inscriptie "Dit is int Voske". Gedateerd 1584 door gevelankers in de top .
Voormalig nummer 8-10. Enkelhuis van vier traveeën met in eerste en tweede travee een grote rondboogvormige poort in een natuurstenen omlijsting met sluitsteen en imposten met diamantkop, deur met gebeeldhouwde makelaar, bovenaan geflankeerd door twee tondi. Rechthoekige deur met bovenlichten in vierde travee.
Voormalig nummer 6, nu Heilige Geeststraat nummer 8. Enkelhuis met puntgevel op schouderstukken, eerste bouwlaag van drie traveeën en tweede bouwlagen van twee traveeën. Gecementeerde zand- en baksteengevel met verbouwde rechthoekige vensters. Rechthoekige ramen met kordonlijst in top met verbouwde omtreklijn.
Woonvertrekken met stijlmeubelen, wandtapijten en goudlederen behang geven een idee van een Antwerpse patriciërswoning in 16de, 17de en 18de eeuw. Drukkerij met oude persen, gieterij met materieel, correctorskamer of kamer van de proeflezers en winkel. Naast oud drukkersmaterieel bezit het museum een zeer rijke bibliotheek en een archief. In het museum hangen honderdvijftig schilderijen en familieportretten door Vlaamse meesters, waaronder achttien van Rubens die een persoonlijke vriend was van Balthasar I Moretus.
Het interieur omvat:
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Museum Plantin-Moretus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4688 (geraadpleegd op ).