Herberg van circa 1855, eertijds gelegen nabij het station en gebouwd in dezelfde periode als de aanleg van de spoorlijn. Benaming ontleend aan de bouwstijl die verwijst naar de Engelse landelijke architectuur uit de 19de eeuw, zoals de uitgewerkte vensters en schoorstenen. Deze kenmerken zijn in meerdere of mindere mate ook terug te vinden in diverse andere gebouwen die door de kasteelheer in deze periode werden gebouwd. Mondelinge bronnen en overlevering verwijzen naar August Bosschaert de Bouwel als ontwerper.
Het oorspronkelijk complex omvatte naast de herberg met woning ook een koetshuis, veestallen, een schuur en een paardenstal met afzonderlijke boxen. Heden resten enkel de herberg en de schuur, de zogenaamde Spinhoeve, ingetekend op het kadaster in 1895, gelegen ten zuidoosten van het Engels huis en momenteel in gebruik als opslagruimte. Koetshuis en stallen werden gesloopt in 1974.
Vrijstaand breedhuis met dubbelhuisopstand; één + drie traveeën en één bouwlaag onder overkragende, complexe bedaking (nok parallel aan de spoorlijn en de straat, mechanische pannen). Verspringende bakstenen volumes met erker in linker zijgevel en decoratief uitgewerkte bepleistering voor onder meer omlijstingen, hoekpilasters en friezen. Typisch gebruik van mogelijk lokaal ontgonnen ijzerzandsteen voor de onderbouw. Lijstgevels met sterk gevarieerde vensters, onder meer rechthoekige, mijterbogig en stervormig, met kleine ijzeren roedeverdeling. Puntgevel als vooruitgeschoven inkompartij met overluifelde rondboogdeur. Interieur met bewaarde haard van gesinterde baksteen voorzien van lampnisjes.
Bakstenen dwarsschuur onder zadeldak (nok parallel aan de Langedreef, Vlaamse pannen); puntgevels als toegangspartijen met steekboogpoorten en dito luiken; voorts gemarkeerd door steekbogige spaarnissen in de zijgevels.
- Kadaster Antwerpen, Mutatieregisters Bouwel, schetsen 1855/2 en 1895/2.
- DRIESEN G., Bouwel. Benadering op het gebied van monumentenzorg, stedebouw en architectuur, Eindverhandeling Architectuur 1978-1979, p. 18-19.
- DRIJBOOMS F., Het Engelshuis, een economisch trefpunt uit de 19de eeuw, Bouwel, 1992.