Traditioneel diephuis genaamd “Het Scilt van Londen” (1625), van drie traveeën en drie bouwlagen onder een afgesnuit zadeldak (nok loodrecht op de straat), dat minstens opklimt tot de 17de eeuw. De kuiper Pierre Van Hove liet het pand in 1853 in neoclassicistische stijl aanpassen met een lijstgevel. Het bouwdossier geeft geen uitsluitsel over de oorspronkelijke opstand - mogelijk een trapgevel, noch over de ontwerper of aannemer van de ingreep. De pui bleef bewaard, met de oorspronkelijke sokkel, het barokpoortje inclusief de gebeeldhouwde deur en waaier uit het derde kwart van de 17de eeuw, en de flankerende kozijnen. Het ontbreken van zichtbare sporen van de oude kern op de bovenverdiepingen, wijst mogelijk op heropbouw.
De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een geprofileerde, mogelijk zandstenen sokkel waarin een gedichte keldermond en een houten kelderluik. Het barokpoortje in de linker travee, wordt geflankeerd door twee gekoppelde kozijnen met kwarthol geprofileerde dagkanten. De bovenbouw beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijstingen, achtereenvolgens op cordonvormende en individuele lekdrempels met onderliggend profiel. Gietijzeren parapetten accentueren de eerste verdieping. Een klassiek hoofdgestel met casementen in de fries en een houten kroonlijst op bewerkte voluutconsoles vormt de gevelbeëindiging. Achtergevel: bepleisterde puntgevel met aandak en drielicht in de top. Het pand rust op uitgestrekte kelders.
Markante rondboogdeur gevat in een barokke omlijsting uit blauwe hardsteen (beschilderd), te dateren in het derde kwart van de 17de eeuw. Het type is nauw verwant met de barokpoort van "de Tennen Pot" hogerop in de straat. De geprofileerde en geblokte archivolt met een voluutsleutel, rust op pilasters met een geblokt en geprofileerd basement, een geblokte en ingediepte schacht, waarop een voluut met leeuwenkop en guttae, en een composiet kapiteel met rozet en guirlande. Het spiegelbogige bovenlicht waarin een smeedijzeren waaier met druiventros, wordt gecantonneerd door voluutvormige vleugelstukken met een rozet, eierlijst en festoen. Een geprofileerde en gekorniste booglijst op gestrekte uiteinden, ingeschreven in een gekorniste mijterboog vormt de bekroning. Het poortje beschikt nog over de oorspronkelijke houten deur en waaier met paneelwerk en spijkerbeslag, rijk versierd met halfverheven beeldhouwwerk in de stijl van Frans Duquesnoy (Brussel, 1597-Livorno, 1643), waarvan de iconografie verwijst naar de wijnhandel. Het door rozetten omringde centrale medaillon stelt twee jeugdige bustes voor, vermoedelijk de wijngod Bacchus en zijn echtgenote Ariadne. De cartouche van de waaier verbeeldt twee gespiegelde putti met druiventrossen gezeten op dolfijnen.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1853#95.