Traditioneel breedhuis van twee traveeën en drie bouwlagen onder een steil zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen) met linker aandak, volgens een recente gevelsteen te dateren in 1602.

De gedecapeerde trapgevel van zeven treden met een overhoeks topstuk, heeft een parement uit zandsteen, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Op de bovenverdiepingen zijn de vroegere kruiskozijnen met kwarthol geprofileerde negblokken en wigvormige ontlasting, in de 19de eeuw aangepast, verlaagd en voorzien van hardstenen lekdrempels. De tweeledige geveltop wordt in het eerste register geopend door een drielicht met kwartholle negblokken. Kloosterkozijnen flankeren het rondbogige middenluik met een geprofileerde archivolt, diamantkopimposten en -sluitsteen. Een rechthoekig luik met kwartholle negblokken en een druiplijst doorbreekt de topgeleding. Verbouwde pui.