is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Molenaarswoning en olieslagmolen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Molenaarswoning en olieslagmolen met roerend werk
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Molenaarswoning en olieslagmolen met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Molenaarswoning en olieslagmolen
Deze vaststelling was geldig van tot
Landbouwcomplex met bewaarde olierosmolen, in de volksmond "slagmolen" genoemd.
Historische bronnen maken melding van het bestaan van drie oliemolens te Lille in de 15de eeuw, doch hun ligging kon tot op heden niet achterhaald worden. Een eerste duidelijke verwijzing naar het bestaan van een olieslagmolen in de Broekzijstraat in de periode 1559-1612, (evenwel niet op de plaats waar hij zich heden bevindt) is te vinden in het cijnsboek van de toenmalige heer van Lille, Gaspar Schetz. In 1830 werd deze molen overgebracht naar de huidige plaats, doch hij brandde nagenoeg volledig af in 1836; nog datzelfde jaar werd de woonstede hersteld en aan de noordzijde uitgebreid, dit werd geregistreerd op het kadaster in 1837; op deze plaats werd vervolgens de oliemolen heropgebouwd zodat het grootste gedeelte van de bewaarde installatie dateert uit deze periode.
Circa 1918 plaatsing van een "armgasinstallatie" die verzwaard werd in 1922 omdat toen een graanmolen in gebruik werd genomen; de rosmolen was overbodig geworden. Na de Tweede Wereldoorlog werd de armgasmotor vervangen door een elektromotor. De molen bleef in gebruik tot het begin van de jaren 1960.
In 1986 werd het molenhuis gerenoveerd en de molen grondig gerestaureerd door vrijwilligers onder leiding van architect P. Gevers; zo werden de buitenmuren verstevigd, schoorsteen en installatie werden gereinigd en de stoof werd heropgebouwd; opnieuw in werking gesteld in 1988.
Baksteenbouw van vier + acht traveeën en oorspronkelijk één bouwlaag onder zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen), van circa 1836, deels aangepast begin 20ste eeuw; zo werd nummer 26 verhoogd tot twee bouwlagen. Verankerde lijstgevels met segmentbogige muuropeningen. Nummer 24 met aflijnende baksteenfries.
Nagenoeg intacte molenuitrusting, die in een eerste fase als functie had het zaad, voornamelijk koolzaad, te breken en vervolgens de olie eruit te persen. Het eerste proces werd uitgevoerd door de "kollergang", die gevormd wordt door onder meer een horizontale steen de zogenaamde "ligger" en twee verticale molenstenen, de zogenaamde "lopers", die werden voortbewogen door een paard om het koolzaad te breken; nadien werd het geplette zaad in de meelbak geschoven en verwarmd op de stoof; het voorverwarmde zaad werd verzameld in zakjes van zeilstof en tussen houten geribte planken, de schrooien, gelegd, die naar de slagbank werden gebracht, waar ten slotte de olie uit de zaden werd geslagen.
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Herentals, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)